Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Mathijs Deen: 'Wat ik de eerste keer op een eiland voelde verdwijnt nooit'

De schrijver groeide uit tot orakel van “die andere wereld” aan de overkant.

Mathijs Deen

Tienduizend jaar al zijn er overtrekkende stormen en wandelende duinen. Er is tijd en getij. Afslag en aanwas. Altijd en eeuwig rolt de zee, de zee die kustbewoners dwingt tot meebewegen. Wie hier wil blijven schikt zich. Ondanks die grilligheid verleidt het ongerepte, de weergaloze schoonheid. De Wadden vormen een verankerd thuis aan eilanders, en een haven van verlangen voor vastelanders. Mathijs Deen beschreef het zelf en nog heeft hij alle antwoorden niet. Dát is de mystiek van de Wadden.

Zeg je De Wadden, dan zeg je Mathijs Deen (61). Sinds hij lezend Nederland ruim een decennium geleden verblijdde met zijn geschiedkundige liefdesverklaring aan het kustgebied, groeide de auteur uit tot orakel van “die andere wereld” aan de overkant. Knappe prestatie voor een jongen uit Twente. Gelukkig is zijn fascinatie voor het Werelderfgoed permanent, zodat hij ons sinds een paar jaar verrast met heuse waddenthrillers. ‘Wat ik die eerste keer op een eiland voelde verdwijnt nooit. Die ervaring is als een blijvende afdruk in mijn ziel.’

Het huppeltje

Vanachter een gigantische microfoon spreekt Mathijs Deen een item in voor OVT, het geschiedenisprogramma van de VPRO. Zijn stem heeft de vertrouwde klank van een vriend die vaker over de vloer komt en zijn verteltrant nodigt radioluisteraars uit om diep in het verhaal te duiken, om mee kopje onder te gaan met de onderzoeksjournalist die hij óók is.

In opperste concentratie aan het werk in zijn eigen “mancave”. Altijd kijkt daar vader Deen mee – hij overleed in 2010 –, ingelijst aan de wand van dit schrijvershuisje. Het gezinshoofd was een wat gesloten man tijdens de jeugd van Mathijs, beginjaren 70, iemand die niet snel zijn emoties toonde. Maar uitgerekend aan die vader zag de zoon voor het eerst hoe mensen op slag veranderen zodra ze aankomen “in die andere wereld”.

Op een willekeurig Waddeneiland, daar waar het leven niet wordt geregeerd door de tijd, maar door het tij. Veel mannen van zijn vooroorlogse generatie koersten met de kaken op elkaar behoedzaam en plichtsgetrouw door het leven, schrijft Mathijs in de proloog van zijn alom geprezen boek De Wadden. Maar eenmaal op de veerboot naar Vlieland gebeurde er iets uitzonderlijks: vader Deen ontspande. Uit De Wadden: En toen we diezelfde middag gezamenlijk over bospaden het dorp verlieten en na een half uurtje onder de bomen uitliepen en het open duinlandschap zich voor ons ontvouwde, toen gebeurde het onvoorstelbare. Mijn vader maakte een huppeltje. ‘Dat,’ zegt Mathijs , ‘hadden we nog nooit gezien.’

Geluk, licht en ontspanning

Toen was het zaadje geplant. Een liefde voor het leven geboren. Met dank aan de huisarts die Mathijs’ oudste broer met een longaandoening in de spreekkamer kreeg - de jongen was vaak benauwd – en waar hij zijn tobbende ouders had geadviseerd ‘om eens met hem naar een Waddeneiland te gaan.’ De zuivere lucht, de zee, ja dat zou hem goed doen.

‘Vlieland is heel aardig’, opperde de dokter er een uit de Waddenarchipel, want daar kwam hij zelf als kind al graag. Zo kon het gebeuren dat het gezin Deen hun Twentse dorp – ‘de zee was ver weg’ – uitreed om in het verre Harlingen de eerste boot te halen. De rest is geschiedenis.

Vanaf dat eerste, magische bezoek keerde het gezin elk jaar terug naar hetzelfde eiland, ‘al was mijn broer al lang over zijn aandoening heen’. Altijd in hetzelfde huis, nu eens met familie, dan weer met vriendjes, vriendinnen in het kielzog. In De Wadden schrijft hij: Telkens voor een korte periode van geluk en licht en ontspanning. De terugtocht naar de wal viel ons allen zwaar.

Los van je zorgen

De magie bleef. Want ware liefde duurt een leven lang. Zijn hart was voorgoed verpand aan Vlieland, maar de vonk sloeg ook over op Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog en op Texel waar zijn vrouw Kim tegenwoordig als hoofd communicatie bij het NIOZ (Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee) werkzaam is, en ze om die reden elke week een paar dagen op de campus in ‘t Horntje wonen. ‘Je hébt een “eigen” eiland. Dat heeft iedereen. Maar ik heb die oerlandschappen overal gevonden.’

Mathijs kan even meeslepend schrijven als vertellen over die mythische waddenwereld die bij hem onder de huid kroop. Een bekoring die hij natuurlijk met veel badgasten deelt. ‘Het gebeurt al direct aan boord. Het overzichtelijke van een eiland bepaalt mede de aantrekkingskracht. ‘Het is te bevatten. Ga op een hoog duin staan en je kunt het hele eiland zien. Daar is álles anders dan aan de andere kant van de Waddenzee, waar je een georganiseerde wereld vindt. Hier heerst de orde van het eiland zelf, met z’n eigen gewoontes en wetten.’

Dat alles voortdurend in beweging is verwondert en intrigeert Mathijs. ‘Je vindt geen rechte lijn tussen a en b, alles kronkelt. De scheiding tussen zee en land op de vaste wal is een keiharde overgang, maar het eiland beweegt mee met de zee. Het móet wel. Eeuwenlang al bepaalt die zee de dynamiek, wordt er af en toe een dorp verplaatst. Of de bewoners nu boeren of visser waren, schipbreukelingen, bezetters, gelukzoekers of badgasten; ze hadden zich maar te schikken naar de grillen van water, wind en zand.’

Urenlang ondergedompeld

Daarover gaat De Wadden in een notendop, de bestseller die in 2013 verscheen en door literatuurkenners een meesterwerk wordt genoemd. Bijna twee jaar lang groef Mathijs Deen zich in voor het boek waarin hij de unieke geschiedenis van de Wadden beschrijft door de ogen van historische eilanders. Het is een mooie mix geworden van een sterk inlevingsvermogen en feitelijke onderzoeksjournalistiek.

Uren, dagen, wekenlang zat de schrijver ondergedompeld in archieven, maar ook in alle uithoeken van de eilanden en aan de keukentafel bij eilanders thuis, waar hij hun verhalen over toen en nu opzoog. Heroïsche, waargebeurde verhalen. Uiteenzettingen van de aflopende ijstijd en het ontstaan van de Wadden, de stormvloeden die er huishielden, hoe het de walvisvaarders (én hun vrouwen thuis) verging, de positie van de eilanden tijdens wereldoorlogen, de opkomst van heilzame oorden voor bleekneusjes en de vlucht die het massatoerisme nam na de eerste badkoetsen en strandhotels.

Wat typeert de eilander?

Uit al die gesprekken en al die documenten vatte Mathijs min of meer samen wat de gemiddelde eilander typeert. ‘Ze bewogen door de tijd mee met hun eiland, dat zo vaak een speelbal van de golven was. Als een dorp in zee dreigde te verdwijnen, verhuisden ze in oostelijke richting, verder weg van het gevaar. Op het vasteland kende men dat niet; daar wierpen bewoners terpen op en bleven zitten waar ze zaten. Friezen verschansten zich achter een dijk die het gevaar moest tegenhouden. Eilanders waren juist op die zee gericht.’

Ze lééfden ermee, in goede en slechte dagen. Dat, maar ook het isolement van eeuwen, heeft het karakter van de eilander gevormd, denkt Mathijs. ‘Men leefde tot aan de 19de eeuw geïsoleerd, pas daarna zijn de eilanden overspoeld door het toerisme. De bewoners moesten het van oudsher samen doen, ze waren onderling afhankelijk van elkaar.’ Onderscheid tussen “onze” vijf eilanden is er eigenlijk niet of nauwelijks, zegt Mathijs. En wie kan het beter weten? Hij lacht: ‘Dat ze allemaal denken dat ze uniek zijn, dat hebben ze zeker met elkaar gemeen.’

Waddenkrimi

Mathijs Deen vertelde die verhalen van de Wadden met zoveel wetenschap en een groot, invoelend vermogen alsof hij er zelf ooggetuige van was, en zo vóelde het ook wel een beetje na al dat ingraven. ‘Je leest boeken, zoekt en pluist, praat met ontelbaar veel mensen tot je van al die feiten en indrukken een smakelijke cocktail kunt maken. Voor De Wadden heb ik enorm veel research gedaan.’

Voor zijn jongste reeks fictie waarin het Waddengebied ook centraal staat, komt opnieuw veel speurwerk kijken. Een Nederlands patrouilleschip stuit in De Hollander op een verdronken wadloper, aangespoeld op de drooggevallen zandplaat De Hond. Het slachtoffer blijkt onder raadselachtige omstandigheden om het leven te zijn gekomen en de “plaats delict” bevindt zich in betwist grensgebied. Een stukje niemandsland in de Waddenzee dat zowel Duitsers als Nederlanders zich toe-eigenen.

‘Wat is dat daar? Kan jij dat zien, Rob? Daar op de vloedlijn? Is dat een zeehond?’ Rob neemt de kijker over en zoekt even, stelt scherp. De stuurman pakt nu ook een kijker, neemt gas terug. De boeg zakt weer, een boeggolf haalt het schip in en tilt haar vanachter een beetje op. ‘Het is een mens’, zegt Rob.

Het was in 2022 de eerste in een reeks waddenthrillers van de hand van Mathijs Deen. Sterker nog, van een geheel nieuw genre! Lezers smullen van de “waddenkrimi". En dan te bedenken dat de auteur zelf het eerst helemaal niet zo zag zitten. Zijn Nederlandse uitgever raadde het avontuur ten stelligste af: ‘Dat is jouw genre niet.’ Mathijs Deen tovert zijn jongensachtige grijns tevoorschijn, knikt: ‘Dat ís ook zo, hoor. Maar als een Duitse uitgever je zoiets vraagt, iemand uit het land van Tatort en Derrick, dan is dat wel een enorme eer natuurlijk.’

Een schrijvershuisje

Het was coronatijd. Thuiswerken werd de norm. Dus besloot Mathijs een “schrijvershuisje” te bouwen, achterin de tuin van het huis in Amsterdam Nieuw-West waar hij met Kim en hun vijfjarige labradoodle Blaffer woont. ‘Een hok,’ zegt hij, ‘om in alle rust te kunnen schrijven en te monteren voor mijn radiowerk.’

Na De Hollander (genomineerd op de shortlist voor de Gouden Strop, ‘hartstikke leuk!’) verscheen De Duiker (in 2023 uitgeroepen tot een van de tien beste krimi’s in Duitsland) en dit voorjaar rolt De Redder van de persen. Deel drie in de bejubelde serie brengt rechercheur Liewe Cupido naar Ameland, waar de skeletresten en het reddingsvest van een drenkeling zijn gevonden. Er is bovendien meer goed nieuws voor de verstokte fans, zo mogen we alvast verklappen: Mathijs broedt al op deel vier, is hiervoor naar het Duitse Helgoland geweest.

Hij zegt: ‘Ik heb een vaag idee hoe ik eraan moet beginnen, maar het is nog in de nevelen van de toekomst gehuld.’ Maar voor het finale antwoord op de “whodunnit” uit De Hollander-reeks moeten we meer geduld betrachten. ‘Ik denk dat er vijf delen komen,’ voorziet de auteur zelf, ‘en dan wordt het opgelost.’ Hoe en wat? We gaan het lezen. Mathijs weet het zelf nog niet eens. ‘Je bent niet helemaal de baas over je verhaal,’ is zijn ervaring, ‘het vormt zich gaandeweg bij mij.’ Dát het er komt staat als een paal boven water. ‘Ik heb een deadline nodig.’

Omstreden grensgebied

De waddenthriller kwam spontaan op zijn pad en zonder de nodige aansporing was-ie zelf nooit aan dit genre begonnen. Maar de detective blijkt (ook) bij Mathijs te passen. Opnieuw vormde ‘de mythische wereld van de Wadden’ zijn inspiratiebron. De verhaallijn overviel hem midden in de nacht. Flarden van een lang vervlogen gesprek met een opperwachtmeester op het Wad, fragmenten van een gebeurtenis over een uitje met wadlopers naar Simonszand – de kleine zandplaat tussen Schiermonnikoog en Rottumerplaat – waar iemand door de stroom was meegenomen. Toen zat het in z’n kop, dat idee voor De Hollander. Hij zou het laten afspelen in een grensgebied waar Duits-Nederlandse betrekkingen de gemoederen bezighouden.

‘Het is een omstreden gebied bij de Eemsmonding.’ Nederland verschilt al eeuwenlang met Duitsland van mening over de loop van de zeegrens door de Eemsmonding vanaf de Dollard. Er is nu sprake van een gemeenschappelijk beheer, onder meer dankzij het Eems-Dollardverdrag uit 1960. ‘Een The Bridge-achtige situatie,’ verwijst Mathijs naar de Deens-Zweedse misdaadserie. Wat hij er zelf misschien wel het allermooiste aan vind? ‘Dat ik voor deze krimireeks weer terug ben in het Waddengebied, waarover ik zo graag schrijf.’

Dit verhaal verscheen eerder in de Waddenspecial 2024 van Noorderland.

Mensen
  • Jolanda de Kruyf
  • Peter Arno Broer, Adobe Stock