Met zeehonden gaat het hartstikke goed: er zwemmen naar schatting zo’n 30.000 gewone en grijze zeehonden in de Waddenzee. Daarom is de aanpak voor de opvang bijgesteld: minder dieren opvangen, meer de natuur haar gang laten gaan. Zeehondenwachters staan in deze nieuwe aanpak in de frontlinie. Zij helpen sinds kort zeehonden die in nood zijn, maar vertellen ook waarom je als strandwandelaar beter afstand kunt houden. Noorderland ging een dag met ze op pad.
‘Geel, bij paal 11,’ zegt strandingscoördinator Emmy Venema tegen haar collega. In een kantoortje van het zeehondencentrum in Pieterburen scrolt ze over haar telefoonscherm. Een melding van een aangetroffen zeehond gaat vaak over kleuren en locaties, maar ook over de precieze soort en conditie. Daar zit een heel systeem achter waar Emmy en haar collega vandaag meer over vertellen.
Daarbij valt vooral de nieuwe term “zeehondenwachters”: zij hebben een centrale rol in de aanpak waar de opvangcentra in Nederland vanaf 2020 mee van start gingen en die nog beter aansluit bij kennis uit onderzoek naar het gedrag van zeehonden.
Voorheen werkten ze al met zogenoemde EHBZ’ers, vertelt Emmy: eerste hulp bij zeezoogdieren, een netwerk van vrijwilligers langs de Nederlandse kust en op de Waddeneilanden. Werd er een zeehond in nood gemeld, dan ging in de betreffende regio een EHBZ’er een kijkje nemen. ‘Toch gebeurde het regelmatig dat willekeurige voorbijgangers zelf zo’n zeehond oppakten en naar een opvangcentrum brachten,’ vertelt Emmy. ‘Dat willen we niet meer. Het is gevaarlijk en we kregen veel dieren binnen die eigenlijk geen hulp nodig hadden.’
Zeehondenakkoord
Omdat het goed gaat met de zeehonden, is opvang vanuit het oogpunt van het in stand houden van de populatie niet meer nodig. Individueel dierenwelzijn kan wél een reden zijn. Een dier dat lijdt of in acute nood is, doordat het bijvoorbeeld verstrikt is geraakt in een visnet, krijgt hulp, waarbij de circa 150 zeehondenwachters in het land de enigen zijn die het dier mogen ophalen en vervoeren.
Dit alles is vastgelegd in het Zeehondenakkoord, gesloten tussen onder meer het ministerie van LNV, de kustprovincies en zeehondencentra, waaronder het beroemde en grootste centrum in Pieterburen, Ecomare op Texel en A Seal in Stellendam. De overheid bekostigt de opleiding tot zeehondenwachter, maar de zeehondenwachters zijn vrijwilligers en de zeehondencentra moeten zich financieel zelf redden, met onder meer giften, donaties en entreegelden. De opleiding tot zeehondenwachter werd ontwikkeld door de centra samen met Ies Akkerdaas, oud-docent aan de veterinaire faculteit van de Universiteit Utrecht en zeehondenwachter op Terschelling.
Dit klinkt allemaal officieel en dat is het ook. Wie geen weet heeft van de regels en toch zelf met een zeehond in de weer gaat, kan daarvoor beboet worden. ‘Maar het is niet de bedoeling om aan iedereen boetes te gaan uitdelen,’ zegt Emmy geruststellend. ‘De intentie van de mensen is vaak goed. Daarom willen we mensen leren: kom je een zeehond tegen en denk je dat die hulp nodig heeft, doe dan een melding bij de juiste instantie.’
Het beste kun je in zo’n geval bellen naar 144, het landelijke meldpunt. ‘Wat ook vaak gebeurt is dat mensen op hun telefoon googelen naar zeehondenopvang. Dan komen ze bijvoorbeeld bij ons terecht. Die meldingen pakken we op of we zetten die door naar de juiste regio.’
Pup wegen en markeren
In de nieuwe aanpak geldt bij een matig zieke zeehond of een pup eerst een observatieperiode, volgens strikte regels. Marja Renken-Ubbens, zeehondenwachter aan de Groningse Waddenkust en de Dollard, vertelt hoe dat gaat als ze een melding krijgt van een pup die in z’n eentje op het droge ligt. ‘Ik ga erheen om te kijken waar hij ligt en in principe laat ik ‘m liggen, want de moeder kan gewoon in de buurt zijn.’
Een zeehondenvrouwtje legt haar jong op het droge wanneer zij zelf uit jagen gaat, leggen Marja en Emmy uit. Ze komt terug om het jong te zogen, maar dat kan wel zes tot acht uur duren. Om te controleren of de moeder inderdaad terugkeert en het niet om een verlaten of verweesde pup gaat, observeert de zeehondenwachter wat er gebeurt.
Marja vertelt hoe dat gaat: ‘We wegen de pup, markeren ’m met een kleurtje zodat we hem herkennen, en komen de volgende dag terug. Als de pup dan weg is, zal het wel goed zijn afgelopen. Ligt hij er nog, dan wegen we ‘m nogmaals.’ Een pup die gezoogd wordt, komt gemiddeld een halve kilo per dag aan. ‘Het wegen doen we dus om te kijken of hij de volgende dag is aangekomen. Als dat niet het geval is, dan weet je dat de moeder er niet meer bij is geweest en hij ten dode is opgeschreven. In twijfelgevallen overleggen we of we hem meenemen, of dat we de observatie verlengen en ’m nog een nachtje laten liggen.’ In het pupseizoen – mei tot juni bij de gewone zeehond, december tot januari bij de grijze zeehond – krijgt Marja soms een tiental meldingen per dag, waar ze de volgende dag weer langs moet. ‘En ondertussen komen er weer nieuwe meldingen binnen.’
Soms kiest de moederzeehond een lastige plek uit om haar pup achter te laten. Marja herinnert zich een geval bij een bouwplaats met windmolens bij de Eemshaven. ‘Dat is gevaarlijk, met allemaal vrachtverkeer. Dan moeten we de pup wel meteen meenemen. Als we hem verplaatsen en op een rustiger plekje neerleggen, kan de moeder hem mogelijk niet meer terugvinden, want die zal hem op de oorspronkelijke plek weer opzoeken. Een pup kun je eigenlijk niet verplaatsen.’
Bij zieke dieren geldt een vergelijkbare procedure. Emmy: ‘De zeehondenwachter maakt een filmpje, zodat we kunnen zien hoe het dier eraan toe is: hoe is de ademhaling, is hij uitgedroogd of heel mager, zijn er verwondingen? En dan gaan we in overleg: nemen we hem mee of gaan we observeren? We delen alles in de appgroep met de zeehondenwachters in de regio, zodat iedereen op de hoogte is. Bij observatie beslissen we 24 uur later wat we doen.’
Eilandhoppers
Marja zat bij de eerste lichting die de opleiding tot zeehondenwachter volgde, begin vorig jaar. Ze was al EHBZ’er, zoals veel zeehondenwachters. Voor de opleiding moest ze online studiemateriaal doornemen en in Pieterburen een toets doorstaan, met theoretische vragen en een praktijkgedeelte. Dat leverde haar een certificaat op, een geel hesje en een pasje om zich te kunnen identificeren op het strand.
De vernieuwde aanpak is gebaseerd op nieuwe inzichten over zeehonden en hun gedrag die in de loop van de afgelopen decennia zijn opgedaan. Werd voorheen bijvoorbeeld nog gedacht dat alleen de moeder haar eigen pup zoogt, inmiddels is bekend dat ook andere vrouwtjes die taak soms overnemen. En dankzij de kleurmarkeringen met spuitbusjes kwam er meer zicht op ‘eilandhoppers’, vertelt Emmy.
‘Zo’n zeehond krijgt bijvoorbeeld op Ameland eerst een geel kleurtje en later op Vlieland groen, en daarna duikt hij ook nog op Terschelling op. Dan weten we, behalve waar hij allemaal is geweest, ook dat hij dusdanig gezond is dat hij de oversteek kan maken. Dat zien we vaak: een dier dat we vroeger meteen naar de opvang zouden brengen, blijkt zich uiteindelijk best te redden.’
De nieuwe inzichten en doelstellingen hebben in de afgelopen tien jaar, sinds het centrum verderging zonder Lenie ’t Hart, geleid tot drastisch minder zeehonden in de opvang in Pieterburen. Ging het voorheen nog om zo’n 500 per jaar, tegenwoordig zijn dat er nog geen 200.
‘Huilen’ doen ze niet
In Pieterburen neemt het team van alle opgevangen zeehonden monsters af. Een dierenarts deed hier onderzoek naar resistentie tegen antibiotica, een ander onderzoek ging over de toename van het aantal verstrikte dieren. Momenteel loopt er een onderzoek naar longwormpatiënten. Samen met pups vormen deze het merendeel in de opvang.
De vraag rijst of deze dieren, die ziek zijn geworden door een parasiet, nog wel moeten worden opgevangen, vertelt Emmy. ‘Een sterke, gezonde zeehond lijkt zo’n infectie zonder veel klachten door te kunnen maken. Onderzoek moet uitwijzen of we er voor een gezonde populatie als geheel wel goed aan doen om vatbare dieren, die het in de natuur niet zouden redden, te blijven oplappen en terugzetten in de Waddenzee. Maar dat is voor de mensen geen fijne boodschap.’
Marja moet soms ook flink wat uitleg geven als ze met haar weegtas en een spuitbusje bij een pup is geweest en ‘m laat liggen ter observatie. ‘Gezinnen kunnen dat heel zielig vinden, zeker met jonge kinderen erbij. De moederzeehond kan nog terugkomen, leg ik dan uit, en ik vertel dat ik de volgende dag echt weer kom kijken. Maar de mensen denken vooral: er ligt een baby, die moet hier weg.’ Mensen zijn geneigd hun eigen emoties op de dieren te projecteren, constateert Emmy. ‘Het is daardoor niet altijd makkelijk om hen ervan te overtuigen dat deze werkwijze beter is. Bij zo’n pup die we laten liggen, moeten we weglopen terwijl hij geluid maakt, en dat gaat soms door merg en been.’
‘Huilen’, heette dat vroeger, maar die term gebruikt het zeehondencentrum niet meer. Communiceren met de moeder, zo omschrijft Emmy het roepen van de pup. ‘Door de toonhoogte en het ritme weet de moeder precies welke pup van haar is.’ Wat vroeger een crèche heette is nu een zeehondenziekenhuis, en nee, zegt Emmy, ‘een zeehond kijkt niet schattig en lief naar je – hij houdt je in de gaten.’
Skelet aan het plafond
In Pieterburen treft de bezoeker een modern en nuchter centrum aan, gericht op educatie. Er is een cinemaruimte, in een ladekast ligt visnet waarin een zeehond verstrikt was geraakt en op deze drukke dag klinkt pardoes een omroepbericht: kom gerust naar de presentatie over zeehondenwachters. Emmy zet een hendel om, zodat het skelet van een grijze zeehond aan het plafond zoemend naar beneden komt, waarbij ze aan opa’s en oma’s met kinderen uitlegt dat het belangrijk is om afstand te bewaren tot een zeehond die oud en stervend op het strand ligt.
Achter de schermen laten Emmy en Marja de intakeruimte zien met grote weegschalen. In het quarantainegedeelte overleggen internationale studenten over het voederschema dat aan de muur hangt. De voertaal is hier Engels, wat ook blijkt uit A4’tjes met instructies. Voorbij de binnenverblijven met longwormpatiënten, die nieuwsgierig hun neuzen in de lucht steken, en de operatiekamer, die recent is vernieuwd dankzij een crowdfundingsactie, komen we in een brandschone roestvrijstalen keuken. In een gootsteen ligt een vierkant blok haring te ontdooien, elders staan schalen met afgepaste porties. In een spoelmachine worden slangetjes en trechters na een papvoeding ontsmet.
In de grotere buitenbaden zwemmen Sophie en Pieter tussen hun aangesterkte maatjes, wel op enige afstand van het publiek. Binnenkort zullen ze teruggaan naar de Waddenzee. ‘Mensen komen hier waarschijnlijk naartoe om gezellig zeehondjes te kijken,’ zegt Emmy, ‘maar we hopen dat ze met een hoop wijsheid weer de deur uitgaan: het is een roofdier, dat we zo veel mogelijk met rust moeten laten in het wild.’
- Ankie Lok
- Marketing Groningen, Zeehondencentrum Pieterburen, Adobe Stock