Het gaat slecht met de bij. De kleine superverspreider van stuifmeel – waardoor bloemen en planten kunnen groeien – is noodzakelijk voor de natuur, maar wordt met uitsterven bedreigd nu zijn leefomgeving steeds verder raakt vergiftigd, volgebouwd en versteend. Gelukkig kan de mens nog helpen om het tij te keren en de bijen een kans te geven.
Elke kleuter kent het verhaal van de bloemetjes en bijtjes. Voor de wat oudere jeugd is er “Erik of het klein insectenboek” waar hommels met genoegen dienst doen als lokale vervoerders. Maar wat zien ze er nog van? Honingbijen lijken er genoeg te zijn, grote aardhommels doen het ook nog redelijk. Maar voor de ruim 300 andere bijensoorten is het vijf voor 12.
Even voorstellen
Voor een bioloog is een bij een vliesvleugelig insect. Net als wespen, mieren en nog een aantal groepen. Maar voor de meeste mensen is een bij een al dan niet harig steekbeest dat er is om potjes honing te vullen. Steken doen echter alleen de damesbijen en dan ook nog in uiterste noodgevallen. Omdat bijen hun angel niet kunnen terugtrekken zoals wespen, blijft deze vaak steken, met dramatische gevolgen voor de steekster. Als ze al los komt, gaat dit gepaard met zoveel schade dat ze dit niet overleeft. En een korf overvloeiend van honing? Dat is een mooie eigenschap van de exotische honingbij, maar onze Hollandse bijen houden zich daar niet mee bezig. De meer dan 20 hommelsoorten verzamelen wel voedsel voor hun kleine volk, maar alle andere soorten leven alleen en verzamelen voornamelijk stuifmeel voor hun eigen nakomelingen. Heidezijdebijen en grijze zandbijen houden wel van gezelligheid maar dat gaat niet verder dan de voordeur. Buren zijn niet welkom.
Verder lezen? Deze natuurreportage verscheen in Noorderland 2021-2. Dit nummer is nu te koop in de winkel en onze webshop.
- Kees Boele
- Natuurpresentaties