Onder de eeuwenoude gebinten aan de Kloosterstraat in Assen ontvangt Harry Tupan (Hoogeveen, 1958) zijn bezoek graag. En dan bij voorkeur in de huiselijke setting van de eigen werkplek; geen burelen die afstand scheppen, maar gerieflijke fauteuils tegen een wandvullende boekenkast. Midden op straat, voor dit pand, willen de stadsgidsen elkaar nog weleens betwisten over het exacte bouwjaar. Zeker is in elk geval dat deze voormalige “zusterhuisjes” met de markante rode gevel – alweer jaren het hoofdkantoor van het Drents Museum – tot de oudste woningen (circa 1611) van Assen behoren. Ooit waren ze onderdeel van het roemrijke kloostercomplex Maria in Campis.
Historische stadshart
Kortom, welkom in het historische hart van Assen, rond de Brink. Waar de rijksmonumenten zich losjes aaneenrijgen tussen het zomerlover van al even indrukwekkende woudreuzen. Een enkele, hoogbejaarde boom moet tenminste rigoureus worden gesnoeid, vanwege oprukkende tonderzwam. Nieuws dat de Assenaren raakt. Dit is ook het epicentrum van het Drents Museum, geworteld op de plek van het voormalig nonnenklooster en verspreid gehuisvest in vier parels van panden: de abdijkerk, het oude provinciehuis, het huis van de drost en dat van de ontvanger-generaal. Een stenen ensemble dat deel uitmaakt van het beschermd stadsgezicht van Assen. Stuk voor stuk gebouwen met al een uniek verhaal, en dan heb je binnen nog niks gezien. Daar wemelt het, met bijna 100.000 objecten, van historische hoogtepunten. Harry Tupan heeft er, in de bijna 45 jaar dat hij hier nu rondloopt, een aardig stempel op weten te drukken; eerst als conservator, later in de rol van directeur. ‘Als ik straks afscheid neem stáát er wel wat, ja. Dat vind ik gaaf. We doen dit als team, en ik mag de aanvoerder zijn. We hebben lef getoond, vind ik.’
Lef, dromen, trots
Wie zich overgeeft aan de woordenstroom van de bevlogen directeur, hoort dat woord vaker vallen. Lef. Maar ook: dromen. En trots. Want de Drent zou zich eens wat vaker op de borst mogen kloppen. Als-ie niet in zijn stoel zat, zou Harry vast stampvoeten om zijn woorden kracht bij te zetten. Natuur, cultuur, een streekeigenheid die stormen doorstaat. In veel respectabele zaken de oudste, maar waarom dan eigenlijk niet de hipste? ‘We onderscheiden ons op veel fronten,’ stelt Harry Tupan. ‘En we mogen best wat harder op de trom roffelen in Drenthe. Laten wéten wat voor moois we in huis hebben.’ Dat doen ze ook, als museum dat vanuit alle windstreken schone kunsten naar het noorden haalt, en furore maakt met bijzondere tentoonstellingen. ‘Als museum hebben we een leidende positie op hoog niveau verworven, maar die hebben we zelf afgedwongen. Je moet soms onorthodoxe paden bewandelen. Wij durven dat, daarin maken we het verschil.’
Rust, ruimte, droge voeten
Goedbeschouwd loopt de provincie mijlenver vooruit op de rest, als je het Harry vraagt. ‘Ik zie ongelofelijk veel kansen voor de toekomst van deze hele regio. Want bedenk goed: we dóen ertoe, in de groeiende behoefte aan rust en ruimte bijvoorbeeld. Voor ons doodgewoon, maar binnen de Randstad bijzonder. Of kijk naar het veranderende klimaat; wij zitten hier hoog en droog op het Drents Plateau, het omgekeerde soepbord.’ Hij ergert zich als gesproken wordt over “de provincie”, als een soort achtergebleven gebied in de periferie. ‘Dat vind ik denigrerend en ook zo onterecht. Of als men laatdunkend doet over de Drentse tongval. Wat een waanzin, je bent echt niet minder gekwalificeerd als je een dialect spreekt! Bovendien is het een táál, het Nedersaksisch. Een eeuwenoude, erkende taal.’
Verder lezen
Het volledige interview met Harry Tupan lezen? Dit verhaal verscheen in de Drenthespecial van Noorderland. Dit speciale nummer is te koop via onze webshop en ligt nog tot 1 oktober 2024 in winkels in heel Nederland. In deze editie gaan we de hei op, gaan we de langs de lekkerste adressen van Drenthe en testen we de beste routes. Dit, en nog veel meer, lees je nu in onze nieuwste Drenthespecial!
- Marcel J. de Jong