Dit artikel verscheen in Noorderland 2017-5.
Zomerse warmte, vakantieliefde en vlinders zijn zo’n beetje met roze gekleurde schakels aan elkaar geklonken. De mens flaneert, de vlinder fladdert. Dit is hun tijd om te dartelen. Rond elke vlinderstruik is weer een kleurrijk ballet losgebarsten, alsof een onzichtbare hand met dansende confetti strooit.
Ochtendstond boven Spijkerboor, het zwerk kleurt van donkerblauw naar oranje en even later rijst een zomerse zon boven de horizon. Diep weggedoken in het gras zit een hooibeestje. Zijn oranje vleugels bijna vroom samengevouwen, z’n ogen starend naar het kleurenspektakel boven zich. Dauwdruppels hangen als diamantjes aan het lijf, de pootjes zijn stram van de nacht. Maar dan voelt hij de warmte tot in het diepst van zijn lijf. Een verlangen ontwaakt, spieren beginnen te trillen en vier paar vleugels komen in beweging. Even onhandig maar al snel vaart makend fladdert hij als een gekleurd juweel doelgericht boven het gras. Een snel ontbijt op het paarsbloeiende knoopkruid en dan op zoek naar romantiek.
Dartelend naar het lekkers
Elke vlinderstruik is deze zomermaanden een feest van dansende confetti. Kleine vos, dagpauwoog, atalanta en soms nog veel meer dartelen onrustig rond de paarse bloemtrossen. Elkaar verdringend, geen tijd te verliezen lijkt het wel. Hun eetgereedschap hebben ze bij zich. Een rietje om mee te drinken is alles wat ze nodig hebben. Keurig opgerold in de vlucht, maar zodra ze de onweerstaanbare geur van nectar ruiken komt er beweging in. Nog een paar vleugelslagen, even landen en dan tasten naar de bron van het lekkers.
Maar het is geen luxe bonbon; dit is pure eerste levensbehoefte. Suikers, wat eiwitten en water. Dat is hun brandstof maar ook bouwmateriaal voor eitjes en het nageslacht. Stuifmeel is niet interessant, want dat verstopt alleen maar. Kaken en tanden zijn verloren gegaan in vervlogen tijd en dus werd het afgeschaft als overtollige ballast. Maar voor elke bloem is dat een gouden kans! Bepoeder een vlinder met stuifmeel, ze brengen het gratis voor je naar een andere bloem en bestuiving is gegarandeerd.
Op zoek naar een poppenwieg
Ver voor het grote vlinderfeest kan beginnen moet er nog heel veel gebeuren. Soms vlakbij maar ook duizenden kilometers zuidelijk van onze tuin. En dat raakt aan het grote geheim van elke vlinder. Een eitje afzetten op een smakelijke plant voor een rupsje-nooit-genoeg is gemakkelijk te volgen. Een paar brandnetels voor kleine vos en landkaartje, een overhoekje met wat ruige grassen voor het hooibeestje, vuilboom voor de citroenvlinder.
Na een paar weken eten gaat het gebeuren. Het rupsje wordt onrustig. Laat zijn geboorteplaats in de steek en vertrekt met onbekende bestemming. Soms na een paar meter al stoppend, vaak verder weg om een plek te vinden voor een poppenwieg. En dat kan overal zijn, voor een dagpauwoog is een raamkozijn voldoende. Het oranjetipje en citroenvlinder kiezen toch voor wat meer natuur, een tak, een stam stevig verankerd in de grond. Hoe ze hun plek herkennen weet niemand, wat er daarna gebeurt is bijna te bizar voor woorden. Het rupsje verstart, verstijft, weeft soms nog een stevige klimgordel maar uiteindelijk barst hij of zij uit zijn vel. Een gladde pop komt tevoorschijn. Als in een mal voorgevormd met lijnen van vleugels, een roltong en een lijfje. Daarbinnen wordt het grote werk gedaan. De rups keert bijna terug naar het prille begin. Alles wordt gerecycled, niets zal ooit meer herinneren aan wat was. Stamcellen worden opnieuw geprogrammeerd en wat na weken verschijnt is een vlinder. Meestal puntgaaf en na even drogen klaar voor het grote bloemenballet.
Vlinders komen wel op de geur af
Elk stukje groen, van plantenbak tot kleurrijke borders, kan een vlinderparadijsje zijn. Beton en steen eruit, nectarrijke bloemen erin. Zweefvliegen, hommels, bijen en vooral ook vlinders zullen er dankbaar voor zijn. Goede vliegers komen vanzelf wel, aangelokt door een spoor van geuren dat uiteindelijk in de tuin uitkomt. Een kleine vos is best bereid om honderden meters te vliegen en dan gesterkt weer terug te gaan naar de brandnetels als thuisbasis voor zijn nageslacht. Voor atalanta’s en distelvlinders is elke nazomertuin met veel fleur een ongekend geschenk. Kilocalorieën voor hun lange reis liggen hier voor het “opzuigen”.
Midden in de zomer zijn ze uit hun poppenwieg gekropen, onwetend van de lange reis die voor hen ligt. Maar als de dagen korter worden begint er wat te kriebelen. Zuidwaarts moeten ze, maar pas nadat ze zich tot barstens toe vol gepompt hebben met bloemennectar. Hoe ver ze komen is ongewis. Soms tot Frankrijk en dan komt er een snelle generatie Franse vlinders ter wereld. Maar uiteindelijk zullen zij of hun nageslacht vlak voor of na de kortste dag de straat van Gibraltar oversteken. De terugreis, maanden later, zit er niet meer in. Vanaf april zijn het hun kinderen of kleinkinderen die een enkele reis naar de Lage Landen gaan maken.
Een paar echte vlindertoppers
Koolwitjes, citroentjes, wie kent ze niet? Maar de echte vlindertoppers zijn toch de koninginnenpages. Elke zomer wordt het weer spannend: komen ze of blijven ze achter de grote rivieren? Overal worden wildmengsels met wilde peen, het lievelingsvoedsel van hun rupsen, als fleurige bermen uitgezaaid. Toch kunnen ze maar niet bij ons aarden. Dat ene extra graadje nachtvorst maakt het leven hier misschien net wat minder aangenaam.
Veel minder opvallend zijn de grote weerschijnvlinders. Een paar jaar geleden even opgedoken in Glimmen maar de Friese Lindevallei mag zich trots presenteren als thuisbasis van deze schitterende soort. Voor een vlinderballet in de tuin lenen zij zich niet. Hoog in populieren of wilgen hangen ze graag rond. En op de grond komen? Dat doen ze niet voor nectar maar voor een broodje mineraal. Geserveerd uiteraard in vloeibare vorm, soms sijpelend uit de grond maar bij voorkeur verrijkt met urine van grote zoogdieren als ree en mens.
Aurelia, de enige vrije vlinder
Rondtrekken als een vrije vlinder, te kunnen gaan en staan waar je wilt. Dat is een mooie beeldspraak voor ons maar een heivlinder heeft er niets mee. Het Balloërveld of het Nuilerveld is haar thuis en daar blijft ze ook. Aardbeivlinders zoek je tevergeefs op de Friese klei, alleen in het Bargerveen vinden ze hun geluk. En voor de duinparelmoervlinder wordt het toch echt zelf uitvliegen naar Terschelling, Ameland of Schiermonnikoog.
En tóch is er een echte vrije vlinder te vinden; die geen zorgen heeft over lange reizen of een tekort aan aandacht. Dat is de gehakkelde aurelia. Op eigen kracht heeft ze ons Noorderland gevonden. Allerlei struikjes voor haar rupsjes, rijke bloementuinen voor een dagelijkse slok.
Zomers geluk, geniet er van en geef vlinders een kans in je tuin
- Kees Boele
- Stella en Kees Boele