Wandelen door deftig Beetsterzwaag

De historische parels liggen in dit Friese dorp voor het oprapen.

Lopen op z’n elfendertigst. Dat is wat lanterfanters doen in Beetsterzwaag. Beslist geen gezwinde pas, maar het hoofd in de nek, de blik op nokhoogte. Niet de kilometers in de kuiten tellen, wél de highlights om van te snoepen. En die zijn talrijk, in deze ‘parel van Opsterland’, met z’n brede lanen en deftige huizen.

Als de fonkelende bedels aan een armband – een waardevol erfstuk uit de sieradendoos van deze gemeenschap – liggen ze voor het oprapen, door het dorp verspreid. De states en stinsen. Zesenveertig monumenten in totaal. Los van elkaar en toch samen één. De een nog fraaier dan de ander. Met namen die een rijk en veelbetekenend leven in deze streek verraden: Van Teyen, Lyndensteyn, Fockens, Harinxma, Lyclama. Families van aanzien die van grote betekenis raakten voor Beetsterzwaag. Ze drukten er hun stempel op het economische en sociale leven. Wat resteert is hun nalatenschap, verpakt in het meest chique steen en in nobel gedachtegoed. Maar daarover straks meer. Wat bleef is een gevoel van trots. Die zweem van dedain in de Hoofdstraat, waar siergevels zij aan zij strijden om de hoogste eer in het ‘Wassenaar van het noorden’.

Beste van twee werelden
Onze herfstwandeling heeft het beste van twee werelden. Het rijkgeschakeerde van landschap en dorpsleven tegelijk. Dat dorp van “oude adel” en ook: opvallend veel nieuw elan. Met lusjes door en om Beetsterzwaag. En zo wordt die ontdekkingstocht van een (kleine) kilometer of zes een verrassende reis. Soms door een erehaag van hoge beuken, soms ook dwars door riante overtuinen met spectaculaire vijvers en een zee aan rododendrons.

Het is een route uit de koker van Henk de Boer, zelf fervent ‘lanterfanter’ en samensteller van de site www.lanterfanten.nl vol tips voor het meer inhoudelijke voetenwerk; wandelingen met een verhaal dus. Zelf zegt hij ervan: ‘Lanterfanten is een veredelde vorm van onthaasten. Langzaam als het kan, snel als het moet. Het juiste tempo.’ Hij stelde een handvol aantrekkelijke wandel- en fietsroutes, ommetjes en loopjes samen, met als doel ook anderen te laten genieten van de schoonheid van zijn dorp. Weelderige parken waarin kunst domineert, historische lanen en panden met hun boeiende geschiedenis vormen de hoofdmoot.

Lommerrijke lustwarande
Als acteur Rutger Hauer niet in Hollywood verbleef, woonde hij in de boerderij in Beetsterzwaag, op landgoed Lauswolt. En gaf onze filmheld eens ongelijk. Wat een lommerrijk dorp, in het hart van de Friese Wouden. Ze vieren er een feestje, komend jaar: Beetsterzwaag bestaat 700 jaar. Dat wil zeggen, tenminste, want al in 1315 wordt de plaats “in de boeken” vermeld. Maar het dorp dankt z’n illustere status als lustwarande van voorname families toch vooral aan latere eeuwen.

Beetsterzwaag heeft altijd een streepje voor gehad, zo lijkt het. Zondagskind tussen de minder fortuinlijke nederzettingen waar grote groepen arbeiders onder vaak erbarmelijke omstandigheden leefden. Maar de belangrijkste aanvoerders van de Opsterlandse Veencompagnie en andere Friese compagnieën woonden in Beetsterzwaag; terwijl in de veengebieden rondom turf gewonnen werd en sprake was van onvoorstelbare armoede, zaten de hoge heren hier letterlijk hoog en droog. Geslachten als de Fockens, Van Teyens, Lycklama à Nijeholt. Bekende namen uit de dorpsgeschiedenis die ook eerder al opvallen vanwege hun prominente rol in de samenleving. Zo voeren ze de lijst aan van grietmannen, bestuurders en rechters van hun tijd.

Fabelachtige rijkdom
De zegetocht van aanzienlijke families met veel geld begint pas echt rond de achttiende eeuw. Welgestelde figuren strijken er neer en met het huwelijk tussen de Gelderse edelman Rijnhard baron van Lynden en Ypkjen Hillegonda van Boelens maakt ook de adel z’n entree. Rond 1830 is zo’n beetje heel Beetsterzwaag in handen van vier families. Met recht de happy few. De kiem voor die soms fabelachtige rijkdom is de misère van anderen. De economische recessie en een drietal veepestepidemieën doen veel kleine boertjes in het begin van de achttiende eeuw de das om. De ziekte slaat vernietigend toe en in tachtig jaar tijd sterft ruim 80 procent van alle koeien in de regio Opsterland. De gedupeerde boeren voelen zich genoodzaakt te stoppen en hun grond te verkopen. Dat betekent een gouden kans voor de eigenaren van een aantal – dan nog – bescheiden landgoederen in Beetsterzwaag. Bezit en aanzien van de grootgrondbezitters nemen hierna flinke vormen aan.

Oases voor iedereen
Buitenplaatsen kennen in die tijd nog een sterk besloten karakter. Het zijn de groene lusthoven waar freules en baronnen verpozen. Het decor van hoge hoeden en ruisende rokken, kopjes thee en ‘gossip’ tussen het groen. Geen omgeving voor Jan met de pet. De stijlvolle parken zijn aanvankelijk exclusief voor eigen gebruik en sluiten de armoe buiten. Dat diezelfde weelderige oases nu gelukkig toch toegankelijk zijn voor iedereen, is vooral te danken aan een Friese trend die in ’t begin van de vorige eeuw in zwang raakte. Bezittingen worden dan steeds vaker nagelaten aan liefdadigheidsinstellingen, die soms ook door de families zelf worden opgericht. Particulier grootgrondbezit van families als Van Teyens, Van Lynden en Sandberg van Boelens werd in stichtingen ondergebracht. Op die manier is versplintering van de landgoederen (door vererving) voorkomen en heeft Beetsterzwaag z’n identiteit als “zondagskind” behouden.

Trendsetter: Van Teyens
De Van Teyens waren wat je noemt trendsetters op dat terrein; al bij leven, in 1858, richtte de vooraanstaande familie de Van Teyens Fundatie op en liet aan het Kerkepad Oost een pand bouwen waar oudere, alleenstaande dames hun laatste levensjaren mochten slijten. De voorloper van het latere bejaardenhuis. Al bood de stichting niet aan alle senioren een verzorgde oude dag. Aan een verblijf in het gasthuis waren strikte regels verbonden; de zes dames die er gratis kost en onderdak kregen dienden van goede komaf en onbesproken gedrag te zijn, minstens vijftig jaar én protestants van gezindte. De Fundatie is een mooie erfenis aan Beetsterzwaag, aangezien de laatste drie telgen van het geslacht Van Teyens ongehuwd en kinderloos bleven.

De Van Teyens maakten hun kapitaal in de turfwinning en “door goed te trouwen”, maar dat geld niet altijd gelukkig maakt blijkt wel uit de verdrietige levensloop van de laatste generatie. De drie kinderen Etta Arnolda, Saco en Oeno kwamen ongelukkig aan hun einde. Boze tongen fluisteren dat huisvriend en arts Joachim Lunsingh Tonckens de hand had in het vroegtijdig overlijden van twee van hen. Saco pleegde zelfmoord, in 1856. Zijn zus Etta – stichter van de Fundatie – stierf zes jaar later ook zeer onverwachts. Volgens overlevering zou zij vlak voor haar dood nog naar Tonckens geroepen hebben: ‘Moordenaar, je hebt gif in mijn rijst gedaan!’. Het “gekke” broertje Oeno stierf in 1866; hij stikte in zijn pap. Ja, en toen werd het testament geopend. Saillant detail: vrijwel alle bezittingen waren nagelaten aan huisdokter Tonckens. Maar ook de notaris werd van een kwalijke rol in de regie verdacht en dat gerucht werd alleen maar versterkt toen zijn zoon later trouwde met Tockens’ dochter.

Gluren mag, tot aan het hek
Maar genoeg geroddeld. Verder stappen we, door donkere bossen met een knisperend tapijt van beukennootjes onder ‘t hoog opgaand geboomte, waarin geliefden hun namen hebben gekerfd. Af en toe een doorkijkje als natuurlijke coulisse, daar graast een paard of scharrelen een paar schaapjes. Zowel de “achtertuin” als de voorkant van het landgoed Harinxma State zijn stijlvol. Particulier bezit, met het deels aan het zicht onttrokken familiehuis aan de Van Harinxmaweg als kers op de taart. Gluren mag, tot aan het hek.

Schuin aan de overkant dat andere, bekende landgoed, Lauswolt, waar het deze middag een komen en gaan is van hippe wagentjes en peperdure sleeën. Kandidaten voor de ernaast gelegen golfcourse, vermoedelijk. Ook wie het niet is, maar zich wel vermogend voelt, is thuis in Beetsterzwaag. Daar dwaal je op je dooie akkertje door een dorpsstructuur die aan charme niets heeft ingeboet. Over de Zandlaan, De Walle op, richting Freulesingel en dan sta je pardoes in de tuin van Lycklama. En wat voor tuin! Abstracte kunstwerken – een oud-burgemeester omschreef een daarvan ooit als “twee aangenaaide oren en een gat in de kop” – vullen de vrije ruimte tussen stinzenplanten en brede hagen van rododendron. Vol en roze, paars en wit in de vroege zomer, evergreens nu de dagen weer korten. Het tuinhuisje, ofwel de volledig gerestaureerde Notariskoepel, oogt dromerig, het bankje bij de tulpenboom uitnodigend.

Tropische overtuin
Het Lycklamahuis is sinds de jaren zeventig in bezit van de gemeente Opsterland. In 1836 werd het statige landhuis al door een burgemeester bewoond: jonkheer Jan Anne Lycklama à Nijeholt. Het rijksmonument behoort tot vandaag de dag bij het gemeentehuis en heeft – doe maar gek – aan de overkant van de straat nóg een tuin. Overtuin, noemden de notabelen zo’n door de weg gescheiden overtuin. Daar, aan de andere kant van de Hoofdweg, steelt een bescheiden mammoetboom de show. Tip: even zachtjes voelen aan de rafelige bast van de Sequoia. Vezelig maar dik en daardoor beter bestand tegen bosbranden. Deze soort behoort tot de grootste en zwaarste ter wereld, bomen kunnen wel een paar duizend jaar oud worden. Maar zo ver is deze knaap nog niet.

Blikvanger in de overtuin is de tropische kas. Een idyllisch plekje dat volledig door vrijwilligers wordt onderhouden. Bezoekers vinden er een gevarieerde collectie exotische planten, een verzameling kuipplanten waaronder citrusbomen van een slordige tachtig jaar oud. Ze overwinteren traditiegetrouw in de oranjerie. Origineel is de druivenkas, ook wel lessenaarskas genoemd, die van 1869 dateert.

Freule met ’n groot hart
Nog zo’n indrukwekkende ‘overtuin’ is die van Huize Lyndenstein. Naar het ontwerp van de bekende tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard. Deze representant van de landschapsstijl strooide kwistig met weelderige elementen. Klassiekers als lindebomen, een golvende vijverpartij met kronkelende wandelpaden erlangs. Achter een levensgrote Neptunus stoeien eenden nu op kunststof vlotten, als kleine kinderen in een zwembad. Het statige huis waartoe deze overtuin behoort is Lyndenstein en kent een bijzonder, diep menselijke achtergrond.

Dit was het zomerverblijf van baron Van Lynden. Het gezin dat in Den Haag woonde resideerde hier in z’n vrije tijd en enige dochter “freule” Cornelia wierp zich hier op als een barmhartige en zeer geliefde gast. Een meisje met een groot sociaal hart; tijdens de zomervakanties bezocht ze zieke mensen en minderbedeelden in Beetsterzwaag en omgeving. En het bleef niet bij bezoekjes. De jonge freule fabriceerde een eigen “apotheekje”, een door haar zelf geannexeerd kippenhok in de tuin waar ze allerhande medicijnen en huismiddeltjes prepareerde. Maar dat lieve meisje kreeg tuberculose en overleed in 1880, op 20-jarige leeftijd.

In haar geest werden later het huis en de bezittingen van Van Lynden ondergebracht in de Corneliastichting die zieke, behoeftige of gebrekkige minderjarige kinderen kosteloos opnam en verzorgde. Sterker nog, dat ideële huis groeide uit tot kinderziekenhuis. Het nieuwe ziekenhuis verrees achter Huize Lyndenstein, dat nu dienst doet als hoofdkantoor van Revalidatie Friesland.

Kunstzinnige bakker
Verhalen van een rijk adellijk- en patriciersverleden, achter gevels als deze. Zo kunnen we nog wel even doorgaan in Beetsterzwaag. Nou nog eentje dan. Dit keer van ‘de gewone man’. Een bakker uit de Hoofdstraat. ‘Heerestraat’ zoals men ‘m in ’t begin van de vorige eeuw noemde. Dat gaf toch net wat meer cachet. In 1884 werd de trambaan er doorheen gelegd, waarna de stoomtram (traject Drachten-Heerenveen) zo’n tien keer per dag de rust kwam verstoren in dat deftige dorp. Maar ook: gasten met koffers bracht en herbergen in de benen hielp. De ster van plaatselijk architect Luitje de Goed was rijzende in die tijd. Een van zijn ontwerpen is de jugendstilvoorgevel van de bakkerij aan de Hoofdstraat. Het pand wordt al tig generaties, sinds begin achttiende eeuw, bevolkt door bakkers, maar kreeg z’n huidige looks in 1908. Op het hoogtepunt van de art nouveau. Prachtige tegeltableaus uit de Harlinger aardewerkfabriek sieren de voorgevel. Een bijenkorf tussen bloemen en korenaren. De “bakkers van Verloop” lieten dit juweeltje recent in oude stijl herstellen; het metselwerk, de sierlijke pinakels, glas-in-lood in de bovenlichten. Deze bakker houdt van authentiek, ook als het om bakken gaat trouwens. Typische streeklekkernijen als Sweachster Turfkes en Beetster Bollen behoren tot het culinaire erfgoed van Beetsterzwaag. Dus wandelen we maar happend naar de eindstreep.

Bron: Jolanda de Kruyf | Beeld: redactie Noorderland

Laatste nieuws