In Allardsoog raken Groningen, Friesland en Drenthe elkaar – bij grenspaal 25, op het bovenste puntje van de “neus” van Drenthe. Hoe bevalt het leven op deze bijzondere plek? Hoe kijken de grensbewoners naar hun buurtschap? ‘We waren vroeger een soort republiekje.’
Mooi plekje, dacht zij. Verkocht, dacht hij. Wim en Gea Middendorp hoefden niet lang na te denken toen ze hun huis voor het eerst bekeken, volgend jaar twee decennia geleden. Met een kop koffie en een stapel kopieën op tafel vertellen ze hoe ze in Allardsoog terechtkwamen. Wim bladert door de papieren en oude foto’s. ‘Kijk, zo zag het er hier vroeger uit. Dit was allemaal veen, heide en water. Om je een idee te geven: je kon hier het schijnsel van de vuurtorens van de Waddeneilanden zien. In 1959 is pas verharding aangelegd. Tot de jaren 80 werd er nog gestookt in het stookhok.’ Tien jaar later werd de boerderij uit 1914 afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Op het erf prijkt al sinds generaties een gietijzeren paal, precies daar waar Groningen, Friesland en Drenthe bij elkaar komen.
Wist het echtpaar dat er iets bijzonders in de tuin stond? Wim: ‘Die paal? Nee. Ja, die stond hier toevallig, dat was een grappige bijkomstigheid.’ Hij wijst op de knipsels: ‘Dit is uniek materiaal, een plattegrond uit die tijd, een krantenartikel en hier heb je het bestek uit 1874. Ik vond het leuk om dit een beetje uit te zoeken. Maar wij hebben dit niet gekocht voor een paal.’
Drie sneeuwschuivers
Allardsoog telt nog geen 20 woningen, die zijn verdeeld over drie plaatsen (Bakkeveen, Zevenhuizen en Een-West) in drie gemeenten: Opsterland (Fries), Westerkwartier (Gronings) en Noordenveld (Drents). ‘We hadden nogal wat moeite om gas en licht aangesloten te krijgen,’ zegt Wim. ‘De energieleverancier zei glashard: “U bestaat niet. Ik kijk op de kaart en daar staat geen huis.” Ik zeg: “Nou, ik woon in Friesland.” Waarop ik te horen kreeg: “Nee hoor, u woont niet in Friesland.” Zo gaat dan de discussie. En je hebt hier drie postbodes, drie vuilnismannen, drie sneeuwschuivers.’ Gea legt uit hoe dat gaat in de winter: ‘De sneeuwschuiver stopt bij de grens. Dan gaat de schuiver omhoog en rijdt hij een stukje door, keert, en gaat die kant weer op. Dat geloof je toch niet? Met plastic is dat ook zo verwarrend. Bij ons sorteren ze niet, maar verderop wordt het gehaald.’ Wim: ‘Maar verder werkt het allemaal prima, hoor.’
Bekijks in de tuin
Aan de keukentafel zitten we in Friesland, het erf wordt omzoomd door Groningen en Drenthe. Achterin de tuin lonkt de grenspaal van 2 meter lengte (waarvan grofweg de helft onder de grond): die trekt nog weleens bekijks. Van mensen die zomaar door de tuin banjeren, is het echtpaar niet gediend. Gea: ‘Met kerst had een familie eens een sterrit uitgezet met ik-weet-niet-hoeveel auto’s. Wij lagen nog in bed, bellen de buren ons op: er lopen mensen om jullie huis. Allemaal in kersttruien met oplichtende belletjes. Zoiets is extreem, maar het gebeurt wel.’ Als ze meer aandacht wilden, zouden ze wel een ijscobak aan de straat zetten, vindt Gea. ‘Of gipsen paaltjes verkopen,’ zegt Wim, ‘net als in de Efteling. Op het grasland kunnen de touringcars parkeren.’ Gea: ‘Maar dan heb je wel een probleem, want dat is Groningen.’
Verborgen boodschap
Op grenspaal 25 – de zuidelijkste markering van de scheiding Friesland/Groningen – steekt het zwarte nummer af tegen proper wit. Sinds Wim en Gea hier wonen, is de paal tweemaal gerestaureerd: hij kreeg een lik verf en de wapenschilden zijn gezandstraald. ‘We hebben er toen een boodschap in achtergelaten, geseald, met datum en foto’s erbij. Voor, zeg, over 100 jaar,’ verklapt Wim. Ook plantten ze een boom. ‘Tot 2002 stond er een eeuwenoude eik, maar die was ziek en moest om. In overleg met de gemeente hebben we er een linde voor teruggezet. Ook uit praktische overwegingen: lindenblad verteert beter.’ De hovenier is toevallig aan het werk, desgevraagd vertelt hij waar hij woont: ‘Tolbert. Aan de goede kant van de paal.’ Wim gaat voor, dwars door de struiken de sloot in, naar een andere grenspaal – een Fries-Drentse. Die zijn een stuk kleiner, met zwart-witte banden.
Verder naar het zuiden, bij Een-West, staat er zo’n paaltje in de sloot langs een oude verdedigingswal, pal naast café-restaurant-camping De Drie Provinciën. ‘Wij zeggen altijd dat dit de drieprovinciënpaal is. Maar dat is niet waar,’ biecht eigenaar Ronald Boels (52) met een lach op. ‘Het is een leuk weetje voor de mensen. Die koeien lopen in Groningen, wij staan in Drenthe en als je over het slootje springt, ben je in Friesland. Vinden ze geweldig.’ De paal staat trouwens niet precies op de grens, die halverwege de sloot valt: ‘Anders staat hij voor de duiker.’
Naar zee en terug
Vader en moeder Boels streken hier in 1967 neer vanuit Leerdam, Ronald was één jaar oud. Ze hadden gevaren, zochten avontuur en ondernemerschap. ‘Toen ze dit hotelletje te zien kregen, waren ze direct verkocht.’ Beneden zat een kroegje en er hoorden drie campingveldjes bij, een benzinepomp en een ijscokar.
Zijn ouders maakten er een goedlopend restaurant van. Ronald ging naar de hotelschool in Den Haag en ook naar zee, hij organiseerde feesten en partijen op cruiseschepen. Toen zijn ouders eind jaren 90 overwogen te stoppen, stapten Ronald en zijn broer in het bedrijf en breidden de camping uit. Vooral 50-plussers voelen zich er thuis. In 2013 wonnen ze de ANWB-prijs voor beste seniorencamping, ook dit jaar waren ze weer genomineerd. ‘Op een cruiseschip werk je enorm op routine: op dag drie weet je welke band optreedt, in welke lounge en welk nummer ze als eerste spelen,’ schetst Ronald. ‘Ik heb het liefst dat elke dag anders is. En ik wilde mezelf de kans niet ontnemen om het hier te proberen.’
Al op de hotelschool kwam hij doordeweeks zo snel mogelijk weer thuis. ‘Het voelt ontzettend eigen, alle boompjes op de camping heb ik in de fases van uitbreiding wel in handen gehad. Als ik weg ben, mis ik de stilte. ’s Zomers word je geleefd, maar ’s winters heb je niks aan je hoofd. En dan ook echt helemaal niks.’
Hij kijkt met veel plezier uit het raam over de heide. ‘Het uitzicht is altijd hetzelfde, maar verveelt nooit.’
Wereld van verschil
Hoe anders ervaart Ronalds vriendin Brigitte Koninga (49) de rust. Ze woont in Capelle aan den IJssel, bij Rotterdam; het stel pendelt al 15 jaar om elkaar te zien. ‘Ik mis de reuring soms echt. Voorbij de brug bij Eemnes denk ik: ha, de bewoonde wereld!’ Ronald: ‘Voor mij geldt dat zodra ik van het asfalt hier bij Bakkeveen de klinkers op rijd.’ De “stugge” noorderlingen vindt Brigitte alleszins meevallen. ‘Toch ben ik bij mijn sportmaatjes nog nooit thuis geweest. In Capelle ben ik anoniem, maar kom ik makkelijker bij kennissen over de vloer. Ik verlang ernaar hier ook bij vriendinnen aan te kunnen waaien.’
Ronald vindt de mensen juist heel open. ‘Dat zie ik in het westen weleens anders. Meer poeha en agressiever, ook in het verkeer. Gehaaster.’ In Groningers, Friezen en Drenten ziet hij een ‘wereld van verschil’. ‘Je hoort vaak dat een Fries ontzettend betrouwbaar is maar wat minder toegankelijk, een Drent heel gemoedelijk en een Groninger “kort voor de kop”. Zo zie ik het wel een beetje.’ Zelf lijkt hij al die eigenschappen te omarmen: ‘Ik voel me een noorderling. En daar ben ik trots op.’
Brigitte bereidt zich voor op een permanente verhuizing naar Allardsoog. ‘Kijk, ik zou het heel fijn vinden als de boel opgepakt en dichter bij Rotterdam neergezet kon worden. Maar wat vind ik nou belangrijk in het leven, met de 50 in zicht? De liefde! Het gaat mij om Ronald. Straks ga je echt niet vertellen over die leuke baan die je ooit had.’
Friese klompen
Met welke van de drie provincies hebben Wim en Gea Middendorp de meeste affiniteit? Wim, geboren in Rotterdam en sinds 1969 woonachtig in het noorden: ‘Geen commentaar.’ Gea, geboren in Diever, durft zich wel uit te spreken. ‘Ik ben Drent. Maar het is heel grappig: toen we hier kwamen en ik het over Bakkeveen had, bleek ineens dat mijn opa daar geboren is.’
Welke taal ze het meest horen? ‘Nederlands,’ zegt Gea. ‘Fries,’ zegt Wim. Gea: ‘Waar dan?’ Wim: ‘Die buren. En die buren.’ Gea let er eigenlijk niet op. Ook over wat de grensbewoners zou kenmerken, halen ze de schouders op. ‘Dat hij lekkere koffie heeft,’ grapt Wim. Gea: ‘Dat-ie meertalig is.’ Wim: ‘Dat we de holen uitgekropen zijn. Het is een virtuele grens natuurlijk, er hangt geen prikkeldraad. Dit is Nederland. Het is niet zo dat wij ander gedrag vertonen. Maar als de mollenvanger komt, heeft hij wel klompen aan met “Fryslân” erop.’ Gea: ‘Maar dat is ook een echte Fries.’
Dat de buurtbewoners wat meer op zichzelf zijn, vinden Wim en Gea juist wel prettig. Ze wilden vrij wonen, op de ruimte; tot hun pensioen waren ze 24 uur per dag met hun eigen bedrijf bezig. ‘Dan wil je tijd en rust en geen bewegende beelden om je heen. Dit plekje is gewoon heel mooi,’ zegt Gea, ‘net als de buurtschap. Iedereen is op z’n privacy gesteld, maar de sociale controle is heel goed. De buurtpreventie-app loopt ook prima.’
Het oog van Allard
Ons kent ons, zo zou Aukje van Os het toch niet meer noemen. Zij werd in 1958 ‘op Allardsoog’ geboren en woonde daarna onder meer in het huis met het oog: in 1785 liet ene Allard dit in de gevel metselen om zijn uitzwermende zoons in de gaten te houden. Hoe ziet Aukje de identiteit van de buurtschap? ‘Nu raak je een teer punt,’ lacht ze. ‘Ik vind dat Allardsoog Fries is.’ Dat komt door de voormalige Volkshogeschool, in de jaren 30 aan de Friese kant opgericht door volksverheffer Jarig van der Wielen. Dat typeert Allardsoog volgens Aukje meer dan de provinciegrenzen.
Als Friezin kijkt ze nu toch tegen een verhuizing naar Drenthe aan. Nu nog fietst ze 4 kilometer naar de supermarkt. Ze wil naar een dorp, met meer voorzieningen en openbaar vervoer. In Drenthe ligt haar vrijwilligerswerk, die richting trekt haar aan. Ze wacht even voor ze verdergaat. ‘Ik zat in Bakkeveen op school, en wij waren de kinderen van achter de heide, achter het bos. Wij hoorden niet bij de dorpskinderen. We speelden niet met hen en zij kwamen ook niet bij ons. Het was allemaal een beetje vaag wat er op Allardsoog gebeurde en mensen waren daar wat huiverig voor. Ik kom wel in Bakkeveen en ik heb er ook wel kennissen, maar het dorp doet mij weinig.’
Natuurvrienden
Het “republiekje” dat Allardsoog ooit was, is erg veranderd, vindt Aukje. ‘Vroeger was je op elkaar aangewezen, tegenwoordig wonen er mensen die ik niet eens ken.’ De Volkshogeschool is een conferentiecentrum geworden. Ook stond er ooit een huishoudschool, waar nu een Natuurvriendenhuis is gevestigd van het van oorsprong socialistische Nivon.
De deur is open, het gebouw lijkt uitgestorven, maar dan verschijnt gastvrouw Carla ten Broeke. Ze heeft wel even tijd, biedt een kopje thee aan en een rondleiding: oude klaslokalen, de wasserij met houten droogrek aan het plafond. Zelf woont Carla in de buurt van het Friese Grou, het Natuurvriendenhuis ligt op Drents grondgebied – ‘we hebben de vuilnisbakken van Norg, geloof ik.’ Het drieprovinciënpunt komt ter sprake: ‘Dat ligt toch op ons terrein? Bij een putdeksel, met drie wapens erop?’ We lopen een rondje en vinden een putdeksel, zonder opdruk. Later aan de telefoon heldert Aukje (ook Nivon-vrijwilliger) het mysterie op: ‘We hebben drie putdeksels, maar er is geen enkele met provinciewapens. Dat verhaal is ooit op een of andere manier de wereld in gekomen.’
Sandwich met “proemenkreuze”
Op camping De Drie Provinciën staan de zwart-witte grenspalen Friesland-Drenthe aan de slootkant verscholen tussen het fluitenkruid. De caravans staan hier tegen de verticale, kaarsrechte lijn van de Drentse “neus” aan. Het gras ligt er volmaakt bij, alleen een zanglijster doorbreekt uit volle borst de stilte. In de twee visvijvers – eentje in een pingoruïne, uit de ijstijd – zwemt zeelt, voorn en brasem.
Ronald en Brigitte groeten hun gasten. Mensen steken de hand op, sommigen zitten te lezen in de voortent, een stel breekt weer op. Een oudere heer heeft een hengel in de hand. Al vanaf 2010 komt hij geregeld met zijn vrouw hierheen vanuit Noord-Limburg, voor de rust – ‘ja, dat is gek hè’ – en de mooie plaatsen. ‘En voor het viswater. Op de fiets kun je alle kanten op. Of je pakt de auto, fietsen erop, dat is alles zo gebeurd.
En we kunnen goed eten.’ Op de menukaart staan lokale gerechten en streekproducten: kip met cranberry’s uit het noorden, een geitenkaassandwich met Drentse schenk en “proemenkreuze”, een soort chutney. Lokaal bier wordt geschonken uit flesjes van brouwerij Vrolijcke Jonker uit Zevenhuizen.
Voorop met glasvezel
Wat merkt Ronald van de grens? ‘De waterschappen kibbelen elk jaar wie de sloot moet schoonmaken. Het einde van het verhaal is dat ik erin moet om de boel uit te baggeren.’ Of hij dat probeert te verhalen? ‘Nee,’ zegt hij pragmatisch. ‘Ik trek mijn lieslaarzen aan en dan is het klaar.’ Riolering kreeg de camping pas in 1997. ‘Mijn vader zegt altijd: als buitengebied hang je aan de achterste “mem” (borst). Je bent als laatste aan de beurt.’ Internet ging via de telefoonlijn, vorig jaar kregen ze glasvezel. ‘Dan sla je ineens stappen over en ga je van het ene uiterste naar het andere. Dat is wel een zegen voor de streek. Nu lopen we voorop.’
Ronald begint ook over de sneeuwschuivers. ‘Vroeger hielden die hier op, precies op de grens. En dan kwam er een auto aan, vol gas, en die zeilde de bocht uit zodra hij in Friesland kwam. Nu rijden ze even 100 meter door.’
En als de bewoners de grens mochten verleggen? Wim Middendorp, onderkoeld: ‘Nou, dan gaat-ie een meter of 20 naar het zuidwesten, want dan wordt de tuin groter.’ Gea: ‘Gaan we Drenthe veroveren? Nee, hoor. Ik vind dit perfect.’ Ronald denkt aan de toeristenbelasting. ‘Voor onze concurrentiepositie hadden we beter 10 meter die kant op kunnen zitten.’
Wim blijft erbij: grenzen bestaan niet. ‘We zijn blij dat de paal hier staat, als toevoeging. Maar om nou te zeggen dat we er elke ochtend eerst een rondje omheen lopen...’ Een tocht langs de andere 24 gietijzeren markeringen vinden ze een mal idee. Wim: ‘We gaan niet over een weiland lopen om ergens een paal in een sloot te zien staan.’
Historische waarde
Wie dat juist wel doet, is “grenswandelaar” Herman Posthumus (72) uit Emmen. In het Bargerveen zag hij ze voor het eerst, op de grens met Duitsland: ‘Daar staan prachtige palen, uit 1764. Toen was ons land nog een republiek.’ Het gekste dat hij ooit heeft uitgehaald: wadlopen vanaf de Duitse kust naar de noordelijkste grenspaal, midden in de Dollard. ‘Een tocht van 2 kilometer door dat zware Dollardslik, waar je tot kniehoogte in wegzakt – ik zei meteen: dit doen we nooit weer!’
Grenspaal 25 bekeek hij voor het laatst in 2013. Eén keertje zien (en aanraken) is nooit genoeg, hij wil weten of er iets verandert of dat er palen verdwijnen. Hij merkt dat de historische waarde steeds meer wordt onderkend. De palen zijn voor hem bovenal een mooie aanleiding om in de natuur te wandelen. ‘Je loopt in gebieden waar bijna nooit iemand komt. De hazen en reeën springen voor je weg.’
Als ze straks is verhuisd uit Allardsoog, zal Aukje van Os vooral die reeën missen. ‘Vanuit mijn huis kijk ik elke dag eventjes uit over het veld. En dan tel ik ze en geniet ik van wat ik zie.’
- Ankie Lok
- Ankie Lok