Dit artikel verscheen in Noorderland 2018-5.
Al jaren fiets ik de wereld over om het avontuur op te zoeken. Van Moskou naar Sint Petersburg of van Maastricht naar de Mont Blanc. Van Zuid-Engeland naar Noord-Schotland. Landen waar soms gevulde schaapsmaag op het menu staat, waar de mensen vreemde talen spreken. Maar nu rijd ik langs “internationale” gehuchten, buurtschappen en straten in ons eigen Noorden.
Het zeevaarderscafé van Nieuw Guinea
De lokale postbezorgster weet mij te vertellen dat de naam waarschijnlijk komt van een café voor zeevaarders dat hier vroeger heeft gezeten. De geur van het bier is al lang verdwenen maar de naam is er nog. De wereldreis die ik ga maken begint in Groningen, bij de Bocht van Guinea. De naam van de straat is niet afgeleid van Nieuw-Guinea bij Indonesië, maar van Guinea, de traditionele naam voor het Afrikaanse gebied dat langs de Golf van Guinee ligt.
Dit West-Afrikaanse kustgebied heeft veel voor ons betekend in de Gouden Eeuw; de West-Indische Compagnie beheerde aan de kust een aantal forten waardoor we handel konden drijven in ivoor, goud en slaven. Niet iets om trots op te zijn, al zijn er in Nederland twee straten en een studentencafé naar dit gebied vernoemd. Ik kijk de straat in en hoor de sterke verhalen uit het verleden, gedrenkt in zeezout en bier, over de straatstenen vloeien. Op de achtergrond verrijst de nieuwe parkeergarage aan het Damsterdiep als een futuristisch schip dat opdoemt uit de zee. Ik besluit figuurlijk ook de zee over te steken naar een ander continent: Amerika. In Drenthe.
De kluizenaar van Amerika
Zodra ik Groningen via Peize verlaat, fiets ik een andere wereld in: Drenthe. De weg naar Amerika leidt door natuurgebied De Onlanden. De drukte van de stad is hier ver
vandaan; windvlagen laten het riet knisperen, gebrul van kikkers klinkt, de zang van de koekoek. Onderweg kom ik Piet tegen. Hij vertelt mij over de kluizenaar van Amerika. ‘Vroeger, in de jaren 50, waren de Amerikanen erg arm. Iedereen in het dorp hielp elkaar en zette de schouders eronder als er eens iets georganiseerd moest worden. Iedereen, behalve één man. Hij woonde aan de rand van het dorp in een klein huisje. Er gingen de wildste verhalen over hem rond en we waren doodsbenauwd voor hem; we fietsten altijd met een bloedgang zijn huis voorbij in de angst dat hij naar buiten kwam.’ Waarschijnlijk wilde de man gewoon met rust gelaten worden, maar kinderen zijn snel bang gemaakt en maken dan hun eigen waarheid.
Tegenwoordig kent Amerika een echte ranch, een motorclub (voor gemotoriseerde vliegtuigjes) en een voormalige zand-afgraving. De zandafgraving is tot recreatiemeer omgevormd waar twee campings hun gasten verwelkomen. Daarnaast is er nog een grotere zandafgraving, al is het verboden daar te zwemmen. Na een rondje te hebben gefietst en talloze Amerika-bordjes gezien te hebben besluit ik door te fietsen naar de andere kant van de wereld.
Miniatuurpaarden in Moskou
Moskou, de stad met de op drie na diepste metrolijn ter wereld en waarschijnlijk de enige stad ter wereld met een standbeeld van een straathond. Al zijn in onze
versie van Moskou geen straathonden te vinden. Ook geen Russen waarschijnlijk, maar wel miniatuurpaarden. Ik fiets de grote straat van het Friese plaatsje in en aan mijn linkerhand zie ik een klein zijstraatje. Terwijl ik sta te kijken komen er zeven miniatuurpaarden op me afgelopen. Dit ras van paarden wordt niet groter dan 86 centimeter en komt nogal komisch over. Ik realiseer me dat hier misschien wel eens meer dieren dan mensen kunnen wonen. Het kleine straatje leidt mij naar het hart van Moskou. Aan het einde van het straatje lopen sporen het gras in, naar wat een klein vierkant bosje lijkt. Als ik om de bomen heen kijk zie ik een huis met een grote tuin waar allerlei tuinmeubilair in staat. Daarvan slaat mijn fantasie meteen op hol: hier zal ongetwijfeld de tsaar van Moskou wonen, misschien wel de president van de hele republiek. Die houdt ook veel van paardrijden.
Ik besluit de rust niet te verstoren en fiets over het kleine straatje terug naar een ander gedeelte van Moedertje Rusland. Als ik de grotere straat uit ben kom ik aan bij Petersburg, een klein gehucht met grote huizen aan een kabbelend kanaaltje. De bomen spiegelen in het water van Petersburg en ik merk dat de zon langzaam onder gaat.
Zand en nog eens zand
Door de goudgele zonsondergang en de rust om mij heen waan ik me in het buitenland. Als ik door de dichte bebossing fiets heb ik het gevoel dat er zo een beer kan rondscharrelen die op zoek is naar het eten dat ik in mijn fietstassen heb. Via smalle paadjes kom ik aan bij het Canadameer. Naast het meer is een grote camping die perfect is voor een weekend in het Drents-Friese Wold. Vanaf daar is het niet ver naar het
Aekingerzand, een van de weinige zandverstuivingen die Nederland rijk is. Vroeger, toen men mest met heideplaggen mengde en deze gebruikte om de hoger gelegen akkers te bemesten, ontstonden er kale plekken in het landschap. Wind heeft het zand opgepakt en op kale plekken neergelegd. Hierdoor zijn zandverstuivingen ontstaan. Schapen houden het gras kort, zodat de zandverstuivingen niet overgroeien. Lopend door het fijne zand zie ik in mijn fantasie ruige cowboys op paarden over de zandvlakte struinen, op zoek naar een waterput en schaduw om in te koken.
Kraampjes van vertrouwen
Vanuit “Noord-Amerika” fiets ik verder Friesland binnen, in de richting van Frankrijk. Te lang heb ik in de stad gewoond en ben ik gewend geraakt aan het overschot van geopende winkels en supermarkten. Met mijn stadse ideeën kom ik hier op het platteland bedrogen uit; ik ben aangewezen op de vindingrijkheid van het dorpse leven. Met een lege maag en een lege tas fiets ik door de Friese landerijen. Gelukkig blijken er in deze streek veel boerderijen te zijn die via een onbemand kraampje aan de straat hun waren verkopen. Een potje echte imkershoning, verse eieren of aardappelen; er is hier van alles. Nu ben ik niet op zoek naar 5 kilo aardappelen, maar het getuigt van een samenleving waar mensen met elkaar delen en elkaar helpen. In de stad is het ondenkbaar om op deze manier iets te verkopen: de potjes honing in een kraampje zetten, een bakje voor het geld er naast en klaar is Kees. Het is aan de koper zelf om eerlijk te zijn en de volwaardige prijs te betalen. Dit is een mooie maatstaf voor de maatschappij, de kraampjes die ik tegenkom zien er netjes uit en de geldpotjes zijn goed gevuld; een teken van respect voor de verkopers. Een grote kraam met drie interessante muren trekt mijn aandacht. Het zijn muren zoals ik die ken uit de snackbar. Maar dan gevuld met aardappelen, druiven, aardbeien en eieren. Een bakje pitloze druiven, vers van de boer, voor €1,50. Perfect als ontbijt!
Van la bonne vie naar Siberië
Aangekomen in Frankrijk kijk ik goed rond. Twee boerderijen, een bankje en een weg. Soms zijn de plaatsen met buitenlandse namen simpelweg niet zo imposant als het origineel. Om toch la bonne vie te voelen geniet ik als een god in Frankrijk van de pas gekochte druiven. Een betere plek is er eigenlijk niet voor.
Een fietser die voorbijkomt groet ik met een oprecht bonjour monsieur! en vervolg mijn weg.
Mijn volgende bestemming ligt ongeveer 40 kilometer ten zuiden van Frankrijk, net boven Hoogeveen: Siberië. Om hier te komen fiets ik door het Doldersumseveld en langs het Dwingelderveld. Dit zijn kenmerkende landschappen voor Drenthe; glooiende heide met lage en kleine struikjes, dichte wouden waar de bomen vlak op elkaar staan en de grond zacht van het mos is. Waar de schapen rondlopen of als dikke witte bollen wol op de grond liggen te genieten van de warme lentezon.
Siberië is een goed onderhouden buurtschap met een sierlijke kronkelweg langs landerijen en huizen. Een klein meisje kijkt erg moeilijk terwijl ze een enorme mammoetskelter probeert te bedwingen. Het lukt net. Dan volgen er nog vier kleuters, comfortabel op hun roze fietsjes. Blijkbaar is in Siberië sprake van een bendevorming van kleine meisjes die hier de dienst uitmaken. Vanaf hier is het maar een kort stukje in zuidelijke richting naar Klein Zwitserland, het eind van deze wereldreis.
Het onvindbare land
Op verschillende kaarten kom ik Klein Zwitserland tegen en ook mijn telefoon geeft het aan. Ik volg de aanwijzingen maar eindig midden in een bos. Met de fiets sjouw ik een tijd tussen de bomen door, maar waar ik ook kijk en ga, geen Klein Zwitserland. De weg terug is snel gevonden en bij een boerderij vraag ik om water voor de nacht. Het idee was om bij een camping bij Klein Zwitserland te kamperen, maar ook deze blijft voor me verstopt. Terwijl ik mijn waterfles vul vraag ik aan de man des huizes hoe het staat met Klein Zwitserland. ‘Oh, dat is de naam van dat bosje daar,’ zegt hij met een lach op zijn gezicht. Blijkbaar was ik er al voordat ik het door had.
Vaak gaat het ook niet om het aankomen op een bepaalde verre locatie; de reis ernaartoe is waar het meeste uit te halen valt. De ontmoetingen, de mooie natuur, de omgeving en bouwwerken die je ziet en natuurlijk de onverwachte situaties waarin je belandt. Een verre reis is natuurlijk prachtig, maar ook in onze eigen achtertuin is veel te ontdekken, dat vergeten we vaak. Twee dagen ben ik door de noordelijke provinciën gefietst. Van “land naar land” en gewest tot gewest. Eén ding heb ik wel geleerd: de wereld begint bij de achterdeur. Door een reis te maken in onze eigen achtertuin heb
ik even het avontuur opgezocht, en toch een kroket gegeten in Donkerbroek.
- Erwin Zantinga
- Erwin Zantinga