Museum in winterrust
Tot drie keer toe vraagt Henk Helmantel of het licht aan moet. In de vertrekken van de pastorieboerderij schemert het op een grijze middag al vroeg. Soms mag een lamp juist even uit, zoals bij het paneel met het interieur van de 12de-eeuwse kerk in Bozum. ‘Zo heb ik ’m bedoeld,’ zegt Helmantel, nadat hij de schakelaar heeft omgezet, voor de blikvanger in de grote zaal van zijn museum aan huis. Hij hecht er belang aan om voorafgaand aan het gesprek zijn werk te laten zien. De exposities zijn voorbij, het museum is in winterrust, maar de schilderijen hangen er nog.
De thematiek van de kunstschilder is overzichtelijk: interieurs van kerken en kloosters, en stillevens. Kastanjes, pruimen en glaswerk tegen een donkere achtergrond, panoramisch of juist intiem: wie eenmaal zo’n werk heeft gezien, zal ‘een Helmantel’ al gauw herkennen. Zijn kerkinterieurs ogen leeg: boogmuren, nissen, het gaat om de diepte en de lichtinval, soms om de hoekjes, om wat zich net aan het oog onttrekt. Niettemin zou je de werken over elkaar kunnen leggen; de stillevens en de interieurs horen bij elkaar. Waar zit ’m dat in? ‘Mijn werk is nogal duidelijk hè,’ zegt Helmantel. ‘Het is helder van atmosfeer, er wordt een klare taal gesproken. De dingen zijn bijna pakbaar, dat hoor ik tenminste altijd.’
Bessen en witlof
Dat is het mooie aan de eeuwenlange figuratieve traditie, vindt Helmantel: elke kunstschilder legt z’n eigen accenten. Samen met meer kunstenaars in het noorden zwom hij tegen de moderne stroom in. Dat begon thuis in Westeremden al een beetje. Zijn ouders hadden een kwekerij van groente en fruit, even buiten het dorp, maar zoon Henk wilde naar de kunstacademie. Hij kon goed tekenen, dat ontging niemand. Talent vermoedt hij in zijn familie van moederskant. ‘Mijn ouders hebben mijn keuze niet gestimuleerd, maar ook bepaald niet tegengehouden. Ik dacht: als het niet lukt, dan zien we wel verder, maar ik moet het proberen.’
Hij werd aangenomen op talent, zegt hij, op zijn 16de en zonder de vereiste vooropleiding. Op Minerva had hij ‘een heel goede tijd’. Gesprekken met docenten en andere leerlingen waren een artistieke stimulans, wel werd ervan opgekeken dat hij een klassiek realisme boven de abstractie verkoos. ’s Ochtends om half acht zat hij op de fiets naar Groningen, op zaterdag en in de vakanties werkte hij mee in de kwekerij. Op het land en in de kas had hij zijn latere onderwerpen in handen: kruisbessen, druiven, witlof. Hij had altijd al een grote bewondering voor de natuur, voor de Schepping; zijn christelijk geloof is hij vast blijven houden. ‘Bij die interesse horen ook gebruiks- en esthetische voorwerpen, de cultuur waarmee mensen vormgeven aan hun bestaan. Zo’n kist, die is voor praktisch gebruik gemaakt, maar wat is-ie mooi! Functie annex schoonheid, dat spreekt me aan.’
Romeins glas
In vitrines in de expositieruimte, in het schuurgedeelte van de weem, blinkt Delfts wit en middeleeuws en Romeins glas. Sommige stukken zijn minstens 1500 jaar oud. ‘Dit zijn dingen die me zó inspireren,’ zegt Helmantel. ‘De schoonheid, de verhoudingen. Die fles bijvoorbeeld, met een goeie buik en hals. En deze is fantastisch vanwege de kleur die is aangetast door de bodem.’ Op beurzen en bij handelaren zoekt hij naar dit soort objecten, al sinds de eerste tocht die hij begin jaren 70 met zijn vrouw Babs op de brommer maakte, toen ze net getrouwd waren. In een galerie bij Deventer deden ze hun eerste aankoop, een schilderij dat ze nog geregeld tentoonstellen. In de decennia die volgden kwamen er vele middeleeuwse beelden en voorwerpen bij.
Het Romeins glas neemt een bijzondere plek in binnen de collectie. Boven staat nog veel meer, uitgestald langs de muur: ‘Hier kan ik uitgebreid uit putten.’ Voor zijn schilderijen is hij vooral geïnteresseerd in de compositie. ‘Ik ben iets van plan: geconcentreerd, op een rijtje of iets daartussenin, groot of klein. Bij dat plan begin ik iets samen te stellen. En soms wordt het toch anders, omdat ik ineens mogelijkheden zie die me ook bevallen.’
Op één schilderij kunnen voorwerpen uit verschillende tijdperken gebroederlijk naast elkaar belanden. Een verhaal vertelt hij niet, vindt Helmantel, maar: ‘Dat verhaal mag door iedereen ingevuld worden. Je kunt er van alles bij bedenken: dat theebusje, wie heeft dat ooit gebruikt? Die doofpot, wat heeft daarin gezeten? Die lepel, wie heeft daarvan gegeten? Maar met elkaar vormen ze een ensemble dat – hoop ik – goed in elkaar zit.’
Verglijding van het licht
Onderdeel van Helmantels composities is dat ‘het licht op de goede plek’ valt: ‘Hier de aandacht, daar een echo.’ In zijn atelier staat schuin achter zijn schildersezel een kist, die hij gebruikt als tafel voor zijn stillevens. Rechts bij het raam trekt een hoek zich terug in het donker. De lichtinval kan de toeschouwer op het verkeerde been zetten: op sommige schilderijen lijkt het licht van links te komen. ‘Het is heel natuurlijk, maar je moet even snappen hoe het in elkaar zit. Het licht gaat diagonaal door de compositie heen. Vooral bij de brede stillevens zie je die verglijding. In een kerk ga ik uit van de situatie, maar elke schilder idealiseert ook een beetje. Op de ene plek neem je wat weg, op de andere laat je wat toenemen.’
In de pastorieboerderij staat de bezoeker midden in de lichtinval van zijn schilderijen. In de hal, op de trap, overal kruisen licht en donker elkaar. Tussen 1974 en 1985 herbouwde het echtpaar Helmantel deze middeleeuwse weem, waarvan de fundamenten nog onder de grond lagen. Met subsidie en hulp van vaklui ontstond een smaakvolle reconstructie, met houten plafonds, stenen vloeren, zware deuren en rondbogen. De eigen schilderijen en de objecten- en kunstverzameling kleden de woning harmonieus aan. In de woonkamer verraadt alleen de televisie dat we ons in de 21ste eeuw bevinden.
Net een foto
Hij is misschien wel de enige die dit soort ‘optochten’ schildert, zegt Helmantel voor een panorama met Romeins glas, ook weer alsof je het zo kunt vastpakken. Wat dan het verschil is met een foto, zeker in tijden van digitale nabewerking? De fijnschilder hoeft er niet lang over na te denken. ‘Fotografie blijft in eerste instantie de “klik”. Het is erg in de mode om boeketten in 17de-eeuwse stijl te fotograferen. Heel mooi gedaan, maar als je naar de details kijkt, is het de letterlijkheid van het voorwerp. Ik wil de indruk wekken dat het om die ene fles gaat, maar ik ga niet een-op-een inzoomen.’
Hij betrekt de portretkunst in zijn uitleg: ‘Als ik een portret van jou maak, moet ik goed kijken: hoe zit die kop in elkaar? Als het lukt, is mijn interpretatie een optelsom van momenten, die maken dat jouw gezicht tevoorschijn komt. En ik ben nog altijd geïnteresseerd in de verfhuid, hoe die is opgebouwd. Ik hou van een levende verftoets. Niet te gepolijst, je mag best een kwaststreek waarnemen.’
Met zijn herkenbare stijl heeft Helmantel een breed publiek bereikt, al vanaf zijn eerste tentoonstelling in 1967 in de kerk in Loppersum. Particulieren lopen weg met zijn werk, musea hielden lang de boot af maar ook daar ziet Helmantel een kentering, ‘geleidelijk en mondjesmaat’. Het Groninger Museum kocht tien jaar geleden een kerkinterieur aan, het Drents Museum heeft meerdere werken in bezit. De tentoonstelling in Assen drie jaar geleden noemt Helmantel een topper, samen met Taiwan. Exposities over de grens brachten hem onder meer ook naar Londen, Duitsland en de Verenigde Staten.
Helmantel loopt even weg om koffie te zetten, fluitend – door de weem galmt de melodie van Ode an die Freude. Hij is net achterstevoren de houten trap af geklommen, vanaf het prentenkabinet met misschien wel zijn grootste inspiratiebron: etsen van Rembrandt. Op de bank zit hij hier zeker twee keer in de week te kijken. ‘Dan zie ik niets nieuws, maar ik beleef elke keer dezelfde details met verwondering. Die herkenning, op een niveau van de bovenste plank, verveelt nooit.’
Af als het af is
De 78-jarige kunstenaar werkt nog ‘net zo hard als ooit’. Hij lacht: ‘Mijn vrouw is daar weleens bezorgd over. Hooguit begin ik wat later.’ Grote panelen kunnen zo een maand in beslag nemen. In zijn atelier staat een voorraadje masonite, watervaste hardboard dat hem beter bevalt dan doek. Momenteel werkt hij aan een stilleven met kweeperen uit eigen tuin en mispels uit het dorp; het lijkt gereed maar dat is het niet. Een schilderij is af ‘als het af is’. ‘Dat voel ik. Bij dit schilderij moet de omgeving nog iets opgekrikt, de achtergrond en de tafel mogen nog net even geraffineerder. Ook de mispels hebben nog een beurt nodig en de linker grote vrucht is nog niet helemaal klaar, toen kwam jij binnen. Het zit in kleine dingen die het één slag beter maken.’
In zo’n tafereel wil hij een moment vastleggen zoals het zich kan voordoen, zegt Helmantel. ‘Het onderwerp is de reden om een schilderij te maken, maar nooit het eindmotief. Uiteindelijk moet het schilderij zijn eigen taal spreken, zijn eigen weg gaan, zelfstandig kunnen zijn. Als ik mijn stilleven weer afbreek, denkt niemand meer aan die echte dingen. Maar wel aan het schilderij waar ze op voorkomen.’
- Tjeerd Visser