Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Zoete drukte in het noorden: een kijkje bij de bietencampagne

Tussen september en januari wordt er dag en nacht gewerkt.

Mechanized harvesting of sugar beets in a Dutch field

Tekst: Ankie Lok | Fotografie: Ruud Morijn - Adobe Stock

Duizend vrachtwagens per dag, vier maanden lang: allemaal rijden ze hun vracht naar Suikerfabriek Vierverlaten in Groningen. Achter de jaarlijkse bietencampagne schuilt een logistiek wonder. Boer, chauffeur en fabrieksmedewerker vervullen elk hun eigen taak. En dat schept een band: ‘We moeten het samen doen.’

Met een blauwe stift is de kaart van Nederland aan de muur opgedeeld in genummerde vakken. In één oogopslag zie je het hele noordelijke gebied van de bietencampagne: Noord- en Oost-Groningen, grote delen van Drenthe, de Friese kust. En Texel. ‘Dat is het enige gebied dat we nog per schip doen,’ vertelt Rik Gengler. ‘Vanuit Oudeschild naar Harlingen en dan over het Van Starkenborghkanaal.’

De kaart hangt op het kantoor van de agrarische dienst van de oude Suiker Unie in Vierverlaten – tegenwoordig bekend als Cosun Beet Company. Gengler is manager van de afdeling, de bietenaanvoer valt onder zijn verantwoordelijkheid. ‘Globaal gaat alles boven de lijn Amsterdam-Arnhem hierheen, daaronder naar onze vestiging in Dinteloord.’ 

Dampende fabriekspijp

Die massale aanvoer lijkt een wonderlijk raderwerk. ‘Je ziet hier geen file en ik stuur weinig bij,’ verklaart Gengler. ‘Vanaf de verschillende afstanden schuift alles toch vanzelf in elkaar. Er komen hier gemiddeld 1000 vrachtwagens per dag. Behalve op zondag, dan ligt de aanvoer overdag stil. Dat heeft met zondagsrust te maken. De vrachtwagens rijden tijdens de bietencampagne tot zondagochtend zeven uur, ’s avonds om zeven komt de eerste weer binnen.’ De fabriek draait wel door: ‘Op de bult moeten zondagmorgen dus voldoende bieten liggen om die 12 uur te overbruggen.’

Deze “bult”, met 18.000 ton bieten, ligt achter de fabriek. Je stapt hier in het hart van de bietencampagne: tussen september en januari komen vrachtwagens dag en nacht lossen. Op deze mistige ochtend rijdt een shovel dapper de bult in, vrachtwagens draaien hun rondjes, fabriekspijpen dampen. Het ruikt er indringend zoet. Een vrachtwagen stopt onder een ijzeren “arm” die over de laadbak schuift. ‘Daar wordt het monster genomen,’ wijst Gengler. ‘Dat is de basis voor uitbetaling voor de boer: gewicht, grond die nog aan de biet zit, suikerpercentage en hoe makkelijk de suiker eruit te halen is.’

Oordopjes

De suiker uit de biet halen is best een simpel proces, vertelt Gengler terwijl we de fabriek in stappen. ‘Eerst wordt de biet gewassen en in reepjes gesneden. Je maakt er “patat” van.’ Hij reikt oordopjes aan: ‘We gaan naar de snijmolens.’

Een ijzeren hek door, een trapje op. Overal zoemt, sist en snerpt het. En daar zijn ze: uit grote stortkokers landen frietjes in een sleuf. ‘Die gaan in een broeitrog, zodat bij 70 graden de celwanden kapot gaan,’ vervolgt Gengler. ‘Zo krijg je suikerwater. En dat is de centrale bedieningsruimte,’ wijst hij naar een glazen kantoor waar medewerkers op computerschermen het proces in de gaten houden. Op een tafel verderop liggen vondsten uitgestald die nog tussen de gewassen bieten tevoorschijn zijn gekomen: stukken metaal, een hoefijzer, stenen, een schoen. 

‘Het suikerwater maken we schoon met kalk. En dan is het een kwestie van indikken.’ Gengler gaat voor naar een soort ketels: ‘Na het koken centrifugeren we de suiker eruit. Hieronder wordt de suiker opgevangen.’ Op tv-schermen is het in zwart-wit te volgen; poedergordijntjes stuiven door het beeld. ‘Nu moet de suiker alleen nog worden gekoeld.’ Op weg naar buiten komen we nog langs het laboratorium: medewerkers in witte jassen zijn in de weer met erlenmeyers (laboratoriumglaswerk). ‘Zij meten de pH’s, de suikerkwaliteit en de kleur.’

Schenkstroop en basterdsuiker 

De suiker wordt opgeslagen in silo’s op het fabrieksterrein. Daaruit gaat het voor zo’n 80 procent in bulk naar klanten, zoals de levensmiddelenindustrie, vertelt Teun van der Weg, plantmanager in Vierverlaten. ‘Het andere deel gaat naar onze eigen specialiteitenbedrijven in Puttershoek en Roosendaal. Die maken er kilogramverpakkingen en klontjes van, maar ook schenkstropen, poedersuiker en basterdsuiker.’

Precies 48 uur nadat de laatste biet is aangeleverd, is hier ook de laatste suiker geproduceerd, vertelt Van der Weg. Wat gebeurt in de fabriek eigenlijk tijdens de “intercampagne”, van februari tot augustus? ‘Dan zijn we op vakantie,’ grapt hij. Serieus: ‘We zorgen dat de fabriek weer klaargezet wordt. Onze vaste bezetting bestaat uit zo’n 165 mensen met een dubbelfunctie. Na de campagne gaan we schoonmaken en komt het onderhoud. Wat moet er vervangen worden, waarin moeten we investeren? Een operator wordt dan bijvoorbeeld monteur of engineer of tekenaar.’

Zo heeft Rik Gengler na de bietencampagne weer tijd om met boeren over het beleid te praten en te onderhandelen. Hetzelfde geldt voor zijn teamlid Henk Mantingh, die 450 boeren in de Veenkoloniën en Westerwolde onder zijn hoede heeft. Hij informeert ze over nieuw bietenzaad en boeren bellen hem met allerlei vragen, over rechten bijvoorbeeld. ‘Als een teler meer bieten wil verbouwen, moet hij rechten overkopen van een ander. Dan ga ik bij ze langs om dat te regelen.’

Strakke planning

Midden in de bietencampagne wordt Mantingh in beslag genomen door de rondes langs de boeren. In totaal zijn er zeven rondes, boeren worden gemiddeld in twee of drie ingepland. Op een tablet met gps kan hij precies zien waar de kraan en de shovel in zijn rayon staan: ‘Die gaan van bult naar bult.’

En dat vergt een strakke planning, die al in het voorjaar in de steigers is gezet. ‘Een boer geeft online op waar hij gezaaid heeft, waar hij zijn bieten wil neerleggen en wanneer hij ze graag wil laten ophalen. De ene boer wil dat in november: dan kunnen de bieten maximaal groeien en hoeft hij ze niet te bewaren. Op nattere percelen willen boeren liever al in september leveren. Op basis van hun wensen en verwachte hoeveelheid plannen wij ze in.’

Het kan wat moeite kosten om op schema te blijven, vertelt Mantingh, want de planning wil nog weleens verschuiven. ‘Het spannendst is de afstemming: wij kunnen de bieten niet eerder ophalen dan dat ze gerooid zijn. En je moet wel een beetje speling hebben.’ Ook weer zo’n wonderlijk rader: ‘Voor zo’n 24-uursproces bepalen we in augustus al dat we op die ene dag in oktober en januari bij die ene boer zijn.’

Shovel rijdt af en aan

In zijn auto tikt Mantingh op de tablet de shovel aan, opent de kaart en geeft gas door de uitgestrekte Veenkoloniën. In het landschap wijst hij hier en daar bietenbulten aan, tot we op een smalle asfaltweg achter Stadskanaal in de berm parkeren achter twee vrachtwagens. Een geel waarschuwingsbord verraadt wat hier gebeurt: bieten laden.

Onder een stralend blauwe hemel rijdt de shovel af en aan, tussen bult en vrachtwagen: de bieten worden opgeschept, gaan hoog de lucht in en dan over de rand van de laadbak. Als het bakkie van de chauffeur niet werkt, wordt met de toeter aangegeven dat de vrachtwagen een klein stukje naar voren moet. Binnen een kwartier is de wagen vol en kan de chauffeur vertrekken. Meteen schuift de volgende truck in de rij door en ontvangt onder een donderend kabaal de eerste bieten. Achteraan het rijtje komt ondertussen alweer een lege vrachtwagen tot stilstand.

“Bietenmaat”

Een treintje, noemt chauffeur Theo Scheve dit vervoer tussen bult en fabriek. Hij is in dienst van transportbedrijf Wigchers uit Schoonoord, een van de partners in de bietencampagne. ‘De vrachtwagen rijdt 24 uur per dag. Mijn “bietenmaat”, een vaste collega, belt mij ’s ochtends tussen half vijf en zes uur wakker en rijdt de vrachtwagen voor, vol of leeg. En ’s avonds rond dezelfde tijd lever ik de vrachtwagen weer bij hem af.’

De beide chauffeurs wisselen wekelijks tussen dag- en nachtdienst. Wat hij het prettigst vindt? ‘Qua drukte rijd ik liever ’s nachts, want dan heb je geen files. De eerste twee nachten zijn even lastig, daarna zit je in het ritme en gaat het vanzelf.’ Scheve rijdt tussen Valthermond en Erica, op die afstand halen chauffeurs vier of vijf ritten per dag naar Groningen. Buiten de campagne rijdt hij veelal internationale ritten, naar bijvoorbeeld Duitsland en Denemarken.

Toch is hij wel echt een mannetje voor de bieten, vindt Scheve. Dit is al zijn 12de campagne. ‘Je moet het leuk vinden, anders houd je dit niet vol. Je rijdt heel vaak dezelfde weg heen en weer, dat kan een sleur worden. Daar moet je tegen kunnen. En je moet een teamplayer zijn, je moet het samen doen, elkaar meehelpen.’

Dikke sneeuwbui

Veiligheid is belangrijk voor de chauffeurs. ‘Ook jonge collega’s moeten we daarin goed begeleiden,’ vindt Scheve. ‘Je moet er goed op verdacht wezen dat je met 50 ton totaalgewicht over de weg rijdt: geconcentreerd blijven en niet te hard door de bocht. Je komt ook op sintelpaadjes en weggetjes achterlangs, tussen de bomen en met modder op de weg. Dat is een grote verantwoordelijkheid, het lijkt vaak makkelijker dan het is.’

Ook Scheve maakt weleens situaties mee dat hij denkt: dit is wel gek genoeg. ‘Bij een dikke sneeuwbui. Binnendoor wordt er niet gestrooid, dan is het uitkijken geblazen.’ Een paar jaar geleden bleef het maar sneeuwen. Scheve illustreert het teamwork: ‘Toen namen we contact op met de boeren, die maakten het sneeuwvrij. Dat scheelde enorm. Want als de sneeuw eenmaal is vastgereden, wordt het spiegelglad. Ook dan moet je langs het kanaal. En als je ’m dan voelt glijden… Twee handjes aan het stuur.’

Hij lacht. De huidige bietencampagne heeft het geluk van een heel mooie herfst. ‘Voor ons is dit superontspannen,’ zegt Scheve. ‘Vorig jaar stonden we overal in de blubber en dat hebben we nu nog niet gehad.’

Geen normaal jaar

Het warme weer en droogte kunnen voor geen normaal jaar zorgen, concludeert Teun van der Weg. ‘Op grond die nog heel lang vocht kan leveren, zoals klei, hebben de bieten het eigenlijk heel goed gedaan. Andere bieten moeten het hebben van vocht van boven: regen. En als dat niet komt, dan houdt het op. Vooral de zandgronden, op de lijn Groningen-Emmen, zijn gortdroog. Daar komt bijzonder weinig vanaf. En wat er vandaan komt, is van slechte kwaliteit.’

Boer Geert Kamst uit Tweede Exloërmond mag niet klagen, vertelt hij tijdens een ritje op de trekker. In volle vaart gaat het over zijn akker naar de bietenrooier – ‘het stoot wel een beetje hoor,’ verontschuldigt hij zich vriendelijk en vertelt dan over zijn bodem. ‘Mijn opa is hier ooit begonnen. De boerderij is net voor de oorlog gebouwd, in 1939. Een deel van de veengrond moest nog ontgonnen worden. Daarna werd er zand doorheen gemengd en werd het een bouwvoor. Dat is de aarde waar we nu op telen.’

En dat is goede grond voor bieten: ‘Dit is zwarte grond, heel venig, met bijna 20 procent humus. Dat houdt vocht beter vast, vooral in een droge zomer.’ Hij wijst naar rechts, in de verte, naar de hoger gelegen bossen op de Hondsrug: ‘Dat is allemaal zandgrond. De opbrengst is daar wel de helft minder dan hier. Wij hadden in de vorige ronde gewoon 80 ton netto en een hoog suikergehalte. Dus dat was heel goed, vooral dit jaar.’ De aanhanger achter de trekker wordt ondertussen volgestouwd met bieten. Deze ronde wordt niet minder, verwacht hij: ‘De bieten hebben nu ook nog een paar weken langer kunnen groeien.’

Kolkende massa

De bietenrooier wordt bestuurd door Albert Mantingh, vader van Henk. Met krap 5 kilometer per uur gaat het gestaag over de rijen. ‘Voorop zitten de ontbladeraar en de kopmessen, die een plakje boven van de biet afsnijden. Daarna wordt hij gerooid en gaat hij onder de machine door naar achteren.’ Een blik over de schouder: eerst nog een lege bak, maar al gauw een torenhoge stapel verse bieten.

En daar komt de trekker alweer aan. De bieten achterin de rooimachine veranderen in een kolkende, slinkende massa. Al rijdend wordt zo telkens de oogst overgeheveld. ‘Kijk,’ wijst Mantingh. ‘De bieten worden al een beetje rood. Dan zeggen ze dat er veel suiker in zit.’ Dit veel geteelde bietenras luistert overigens naar een sierlijke naam: Annelaura.

Zelf is Mantingh ook akkerbouwer, in Valthermond. Behalve suikerbieten verbouwt hij zetmeelaardappelen en graan, ook zijn boerderij bestaat al generaties lang. ‘Mijn opa had na de oorlog als een van de eersten hier een tractor.’ Daarnaast heeft Mantingh een loonbedrijf: hij kan met zijn bietenrooier worden ingehuurd, zoals hier op de akkers van Kamst.

Mantingh rooit zo tot wel 300 hectare per bietencampagne. ‘Als het allemaal rijdt en gaat, dan is dit heel leuk werk,’ zegt hij opgewekt. ‘Al is het ook vermoeiend. Ik zit de hele dag naar beneden te kijken of er niks misgaat.’ Het kali-rijke loof wordt teruggestrooid op de akker. ‘In de machine wil dat nog weleens “stropen”, zeker het dode bietenblad na de droge zomer, dat is net touw. En je moet de rijen goed zien mee te krijgen en niet te veel van de biet afhalen. Dat scheelt gewoon in tonnen.’

Nachtvorst op komst

Zijn eigen bieten heeft Albert Mantingh bijna allemaal al uit de grond. Hij is een van de boeren die zijn bieten bewaart; de vrachtwagens komen bij hem pas in januari langs. Zoon Henk: ‘Januari is minder populair, maar er zijn boeren, zoals mijn vader, die er goed op zijn ingericht. Je krijgt er een bewaarpremie voor, dus een beetje extra geld, en wij zijn thuis met genoeg mensen om het handwerk te leveren en de bieten in te pakken tegen de winter.’

Dat is nodig, zeker als er nachtvorst is voorspeld. En een biet moet vóór de vorst uit de grond, legt Henk uit: ‘Een bevroren biet kun je wel rooien, maar als hij weer ontdooit, gaan de cellen kapot en lekt er suiker weg. Bacteriën en schimmels snoepen daarvan en dan gaat de biet rotten.’

Dat boeren zenuwachtig worden bij vorst, zoals Mantingh senior stelt, blijkt als in de auto Henks telefoon gaat. Een boer uit Vlagtwedde aan de lijn: hoe streng zijn ze met eventuele nachtvorst, nu ze al aan het rooien zijn? Voor de zekerheid toch maar een kleed eroverheen, adviseert Henk.

Op een kruispunt komt het weer eens aan op teamwork: een vrachtwagen die van links komt, heeft zijn laadbak niet helemaal naar beneden. Henk remt af en draait zijn raampje open, maar dan heeft een collega-chauffeur die komt aanrijden al contact gelegd. De kipper zakt, duimen gaan in de lucht en iedereen rijdt weer door.

Wat doet de bietencampagne precies met de boer, chauffeur en fabrieksmedewerker? In hun antwoorden zijn ze eensgezind: ze kijken er elk jaar naar uit en ze zijn ook altijd blij als het weer voorbij is. ‘De bietencampagne trekt je echt de winter door,’ vindt Henk Mantingh. Chauffeur Theo Scheve kijkt in het voorjaar op de weg altijd even om zich heen en ziet dan: hier bieten, daar bieten. ‘Dat zit er nou eenmaal in. En tegen september begint het altijd weer te kriebelen.’

Dit verhaal over de bietencampagne verscheen in Noorderland 2019-1.