Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Tuinieren met Moeder Natuur: Creëer je eigen biotoop

Het geeft een rijk gevoel om zo’n levendige tuin te hebben, een tuin waar langzamerhand een eigen “biotoop” is ontstaan.

Dit artikel verscheen in Noorderland 2015-4

Tekst en fotografie Gert Tabak

Het is genieten als je veel vogels, vlinders, insecten en andere dieren in je tuin hebt, en dat je weet op welk geheim plekje de kleine salamander overwintert. Het geeft een rijk gevoel om zo’n levendige tuin te hebben, een tuin waar langzamerhand een eigen “biotoop” is ontstaan. Zo’n natuurlijke tuin is zeer aantrekkelijk voor allerlei dieren uit de omgeving. Veel dieren verplaatsen zich van tuin tot tuin, een soort “eiland-hoppen”. Een tuin die bijna helemaal bestraat is, of vol ligt met gravel of steenslag – de zogenaamde kattenbaktuin – slaan de dieren gewoon over, want daar is niets te halen. Bovendien zijn groene tuinen ook beter voor de waterhuishouding in Nederland. We krijgen door de klimaatverandering meer te maken met extreme buien. Als er alleen maar steen ligt kan al dat water niet in de bodem wegzakken. Groen dus!

In een geslaagde natuurlijke tuin voelen dus niet alleen jij en je huisgenoten zich thuis, maar ook de planten, heesters, bomen en dieren. De ene tuin is de andere niet, maar globaal kun je zeggen dat hij bestaat uit een terras, een tuinhuis of berghok, een compostplek en de paden van het één naar het ander. Een gazon is ook een mogelijkheid, zeker als je kinderen hebt, maar echt nodig is het niet. De rest kan ingevuld worden met de beplanting. Het liefst wordt die in lagen opgebouwd, d.m.v. bomen, heesters en vaste planten.Het is aan te raden om ook een plek te creëren voor water in je tuin. Heb je geen ruimte voor een vijver? Dan zijn schalen, bakken of tonnen met water ook goed. Gegarandeerd dat er veel dieren op af komen; libellen, waterjuffers en vogels. In een vijver zitten al snel kikkers, padden en watersalamanders.

Afwisseling in beplanting

Probeer het werken met grote groepen planten van dezelfde soort te vermijden, dat kan prachtig zijn in een moderne of architectonische tuin, maar in dit geval is het beter om verschillende soorten door elkaar te weven. Opgaande beplanting die enigszins transparant is leent zich hier het beste voor. Het is boeiend om niet alleen van vaste, meerjarige planten uit te gaan, maar ook plekken in de border open te houden voor éénjarigen, bolgewassen, heemplanten en siergrassen. Vooral grassen geven met hun beweeglijke sierlijkheid een natuurlijke uitstraling aan het geheel. Deze afwisseling maakt de border ook langer interessant en biedt meer voor insecten, vlinders, vogels en andere dieren.

De traditionele opbouw van lage planten aan de voorrand van de border tot hoge exemplaren achterin kan ook min of meer losgelaten worden; het is spannend om dit te doorbreken door in een groep lage planten juist een hoge ijle plant te zetten. Bijvoorbeeld de vlindertrekkers ijzerhard Verbena bonariensis of bruine venkel Foeniculum vulgare Bronze Charm, zodat je de border niet in één oogopslag helemaal kunt overzien. Het gebruik van wilde planten (ook heemplanten genoemd) is zeker ook aan te raden, omdat veel inheemse insecten hier juist op zijn aangewezen. Maar houd ze wel in de gaten, want ze kunnen nogal woekeren. Een natuurlijke en ecologische tuin is geen wilde tuin waar alles je over het hoofd groeit en je voortdurend moet snoeien.

Planten in de comfortzone

Een eerste vereiste voor een natuurlijke tuin is dat je uitgaat van de grondsoort (bijv. zand, klei, veen), en de plek waar de borders komen. In de schaduw van bomen of gebouwen moet je geen zonminnende planten gebruiken, en op natte grond zet je geen lavendelsoorten, want die houden juist van droogte. Het is dus nodig dat je weet – of je laat informeren over – welke planten geschikt zijn voor de plaats die jij te bieden hebt. Misschien moet je dan een favoriete plant van je lijstje schrappen, maar uiteindelijk zal het meer voldoening geven om alleen planten toe te passen die horen bij jouw tuin. Ze zullen beter groeien en minder ziekten en andere problemen gaan geven. Dat scheelt een heleboel extra werk.

Dieren

Als de voorwaarden gunstig zijn komen er vanzelf, en steeds meer, dieren in je tuin. Zorg er voor dat er veel bloemen zijn die nectar geven; vaak wordt vermeld op de productinfo bij een gekochte plant of ze bijen en vlinders trekken. Voer de vogels in de winter, en hang nestkastjes op. Boor gaten van verschillende grootte in een blok hout zodat solitaire bijen daarin hun eitjes kunnen afzetten en zorg voor rommelhoekjes op een ‘achteraf plekje’ als je dat hebt. Plant ook struiken aan die bessen geven; voor je het weet heb je een groepje kramsvogels in de tuin. Dieren horen in de kringloop van je tuin en je geniet zoveel meer. Wij genieten bijvoorbeeld van de spreeuwenman, die in de dakgoot zeer eigentijds zit te musiceren. Ongelofelijk wat hij laat horen! Allerlei geluiden heeft hij zich eigen gemaakt en tot een moderne ouverture gecomponeerd. Alsof het niets is imiteert hij een waterhoentje, een kievit, onze kippen, het piepen van een tuinhek, het miauwen van een buizerd, en dit alles wordt afgewisseld met de ringtone van een mobieltje. Wauw! En dat in onze tuin! Op dit soort momenten voel ik me ontzettend rijk!

Gewenst versus ongewenst

Het is de kunst om je niet zo druk te maken over de molshopen – prachtige tuinaarde by the way! – of om de woelmuizen die de pas gepote tulpenbollen opeten. Het is onmogelijk om alleen de dieren te lokken die je leuk vindt. Besef dat het één met het ander te maken heeft. Een paar luizen op de planten is overigens niet zo erg. Als het goed is zorgt het natuurlijk evenwicht ervoor dat luizen ook weer gegeten worden door lieveheersbeestjes of vogels. Door de afwisseling in de beplanting blijft eventuele schade vaak beperkt. En mocht een plant “opgegeten” worden, dan kan daar mooi weer wat nieuws staan! Uiteraard zullen er ook slakken langskomen, maar ze zullen zich vooral tegoed doen aan de strooisellaag op de aarde tussen de planten.

Contact met de aarde

Gebruik geen schoffel, maar wied de tuin handmatig met een wiedstok. Zo heb je direct contact met de aarde en zie je wat er gebeurt. Bovendien schoffel je de haarwortels en zaailingen niet kapot. Het is belangrijk dat de toplaag (teeltlaag) en daardoor de capillaire werking van de vochthuishouding intact blijft. En ook het bodemleven wordt niet verstoord; alleen daar waar de wiedstok een ongewenst onkruid uitsteekt. Wieden op deze manier is een heerlijk rustgevend karweitje. Kijk met aandacht en stuur bij. Met een beetje geluk komt het roodborstje je gezelschap houden. 

Als ergens massaal een plant uitgezaaid is, dan stel je je voor hoe het er later in het seizoen uit zal zien. Teveel? Dan haal je een gedeelte weg of zet de zaailingen ergens anders neer, waar ze een mooie aanvulling kunnen zijn. Worden planten bedreigd door een buurplant die te opdringerig is geworden, dan steek je een stuk van die woekeraar af. Op deze manier ben je constant aan het anticiperen op wat er gebeurt. Steeds kijken, afwegingen maken en reageren. Machines komen er niet aan te pas; geen motorgeronk dus en lekker lijfelijk bezig zijn. 

In de winter blijft de beplanting staan. Ze droogt in en is een prachtige schuilplaats voor allerlei dieren. Bovendien doen de vogels zich tegoed aan de vele zaden. Nestkastjes worden in de herfst al schoongemaakt zodat ze in het koude seizoen ook dienen als schuilplek. Begin maart knip je met de heggenschaar de grassen en vaste planten van boven naar beneden fijn. Dit droge materiaal wordt als een strooisellaag over de border verdeeld. Hier vind je later niets meer van terug want het verteert volledig, en de planten groeien er mooi doorheen. Wat uit de aarde voortkomt geven we dus ook weer terug.

Geen chemie, maar organisch

Bij een natuurlijke tuin horen absoluut geen chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Ook hier houden we het natuurlijk! De bodem kun je voeden met allerlei organische mestsoorten die je tegenwoordig overal kunt kopen. Ook verteerde stalmest is prima. Kalk kun je gebruiken als je er achter bent gekomen dat de grond te zuur is; bovendien werkt kalk ook als een katalysator bij het goed opnemen van voedingsstoffen uit de bodem. Het voert te ver om diep in te gaan op allerlei toevoegingen voor de bodem, maar een soort wondermiddel is wel het fijngemalen vulkanisch gesteente (basaltmeel of gesteentemeel) omdat het vol zit met sporenelementen en mineralen, waarvan vaak een tekort is in de grond. Bovendien zit er silicium in dat de planten sterker en weerbaarder maakt. Prima spul om de bodem mee te verrijken. Zorg ook dat je een plek hebt om zelf compost te maken van plantenafval. Compost verbetert de structuur van de grond en is vochtvasthoudend. Om toch ongedierte te bestrijden kun je bijvoorbeeld planten afspuiten met een waterstraal, handmatig de ongewenste gasten weghalen, of spuiten met brandnetelgier.

De natuur geeft aan, wij volgen

Je moet de natuur zien als “aangever” en daar sluit je als vanzelfsprekend bij aan. Dit moet je niet zien als een beperking maar als een uitdaging! Met de natuur meewerken is de meest plezierige manier van tuinieren en bovendien is het een waardevolle bijdrage aan de kwaliteit van natuur en milieu in zijn algemeenheid. Het is een andere manier van tuinieren, maar op den duur bespaart het werk. Creëren, onderhouden, bijsturen en verzorgen: het zal je niet alleen veel voldoening geven, maar je gaat er ook  veel meer van genieten!