Dit artikel verscheen in Noorderland 2017-4.
Tekst en foto’s: Gert Tabak
Op het eeuwenoude Balloërveld, met zijn karresporen uit de Middeleeuwen, loopt een herder met de schaapskudde. Tussen de Drentse heideschapen doet een spinster haar werk. Het zachte zoemen van haar blauwe spinnewiel wordt makkelijk overstemd door de kakofonie van hun geblaat, hoog en laag. Zo nu en dan piept de zon even door de wolken; als een scène uit vroeger tijden. De spinster is kunstenares Pimmie Schoorl en zij heeft één grote passie: spinnen.
We zoeken een rustige plek in het wolatelier bij de schaapskooi om haar verhaal te horen. We willen graag weten hoe een beeldend kunstenaar als Pimmie spinster werd. ‘Dat is de erfenis van mijn oma.’ Na de Tweede Wereldoorlog deed zij veel moeite om de laatste, nog levende kennis over spinnen te verzamelen, voordat het te laat zou zijn. Al die specifieke kennis die in eeuwen is opgebouwd ben je in een paar generaties kwijt als je het niet ergens vastlegt of doorgeeft. En er was natuurlijk nog geen internet. Mijn oma was altijd al fanatiek bezig met alle handwerktechnieken die er zijn, en daar heeft ze op een gegeven moment dus ook het spinnen aan toegevoegd. Kennis bewaren voor de toekomst, door het op schrift vast te leggen, was niet zozeer het doel van mijn oma; ze wilde het juist graag daadwerkelijk leren aan zoveel mogelijk mensen. Al haar kleinkinderen moesten er ook aan geloven. Ik was acht en kreeg een spintol van haar: ‘Jij leert spinnen.’ Einde discussie. Ik ben dankbaar dat ze mij daarmee de meest geweldige hobby heeft gegeven die ik me maar kan wensen. Het is mijn rode draad geworden. Er zijn weinig dingen die in mijn leven steeds terugkomen, maar spinnen is er altijd geweest, en zal er altijd zijn.’
Verliefd zitten spinnen
‘Van mijn oma van vaders kant kreeg ik dus de spintol, en mijn andere oma – zij gaf in de jaren 70 les in spinnen, weven en boetseren – zette mij, toen ik een jaar of dertien was, achter het spinnewiel. Ik was vrij solistisch; geen meisje om met een groepje de stad in te gaan. Mijn wereld was de natuur en de obsessie voor wol. Als ik in de pubertijd verliefd was dan wilde ik niet dat mijn moeder dat merkte, dus ging ik lekker spinnen om ondertussen te mijmeren over de vlinders in mijn buik. Niemand had iets door. Het was bij ons thuis doodnormaal om zo lekker voor jezelf te werken, dat deed iedereen in onze familie. Allemaal zijn ze creatief bezig; dat zit bij ons in de genen. We hebben echt een kunstenaarsfamilie. Mijn beide ouders zijn keramisten en woonden vroeger op het mooiste plekje van de wereld in het bos. Mijn zus is een goede fotografe.’
In één weekend 6 kilometer spinnen
‘Ik spon vooral om het spinnen; de meditatie van het doen. Die draden, en wat je er vervolgens mee kon doen, dat interesseerde me niet echt. Later is dat veranderd, maar het spinnen zelf blijft voor mij het belangrijkste. Ik heb monumentale kunst aan de Kunstacademie van Enschede gestudeerd; in het eerste jaar kreeg ik een relatie met mijn huidige man Ben – een digitale bouwvakker, oftewel internetprogrammeur. We studeerden af toen we trouwden en daarna werd onze tweeling geboren. Dat was een mooie maar drukke tijd. Toen heb ik het spinnen vaak gebruikt om even tussen de drukke bezigheden door toch wat voor mezelf te kunnen doen. Ik was verbaasd dat ik via internet veel medestanders in het spinnen uit de hele wereld vond. Vele technieken kwamen op die manier voorbij. Het was heerlijk om het gevoel te krijgen dat ik niet meer de enige was die zich hiermee bezighield. Daardoor is het ook echt in een stroomversnelling gekomen. De afgelopen tien jaar ben ik alleen maar bezig geweest met vervolmaken van het spinnen.
Door de verscheidenheid aan technieken kon ik veel verschillende soorten draden spinnen; ik ging me steeds meer verdiepen in wat je met die draden kon doen, want een nadeel van al dat spinnen is natuurlijk dat ik met een enorme voorraad garens kwam te zitten. Ik heb wel eens 6 kilometer in één weekend gesponnen. Dan is het toch handig om daar iets mee te doen. Ik kon zo langzamerhand van tevoren goed kiezen welke wol ik zou gaan gebruiken voor een specifiek doel. Dat was een enorme verrijking. Op dit moment werk ik toe naar het maken van meer toegepast kunstzinnig weefwerk, waarin mijn gesponnen draden mooi uitkomen.’
Het ambacht doorgeven
‘Net als mijn oma’s probeer ik nu ook het spinnen levend te houden en over te dragen door les aan huis of workshops te geven. De demonstraties die ik verzorg, bijvoorbeeld bij de schaapskooi in Balloo, dragen ook bij aan de bekendheid van het ambacht. In de winkel hier op het terrein hangt de wol die ik gesponnen heb. De dikke strengen zijn te koop, alsook een flink aantal vachten in alle kleuren tussen grijs, beige en bruin.’
‘De Ashford Country Spinner – het blauwe spinnewiel – is voor het spinnen van draden die een grovere structuur hebben, zodat ik het hele eigene van de langharige, ruwe vacht goed tot z’n recht kan laten komen. Erg geschikt voor de wol van het Drentse heideschaap, dus hier in Balloo gebruik ik bij demonstraties en workshops alleen dit wiel. Ik kan deze wol van het heideschaap ook wel fijner spinnen – dat wordt ook wel door andere spinsters gedaan – maar voor mij is het grovere werk uitdagender.
Ik spin thuis wel op een fijnere manier, met wol van andere schapen op een groot spinnewiel. Ik kan aan mooie vachten komen van de Texelaar, dus die gebruik ik vrij regelmatig. Die vers geschoren wol wordt gewassen en geverfd, soms met kant en klare verf, soms op de natuurlijke manier. Laatst mocht ik een hele walnotenboom leeg halen om met de bolsters van de noten te verven, dat geeft een mooi warmbruin resultaat. Tegenwoordig is er veel aanbod in ruwe, of mechanisch bewerkte wol. Zo nu en dan gebruik ik bijvoorbeeld wol van Shetlandschapen omdat die garens veel zachter zijn, en dus uitermate geschikt om op de huid te dragen.’
Luchtig en zacht of glad en sterk
‘Als ik een trui wil breien die lekker warm en isolerend is, en niet zo vreselijk zwaar, dan spin ik daarvoor een hele luchtige zachte draad van wol waar van zichzelf al een mooie krimp (golfjes/slagen) in zit. Het resultaat is minder glad en sterk dan sommige andere manieren van spinnen, maar de lucht in de draad houdt je juist lekker warm. Voor bijvoorbeeld sokken zou deze draad niet slijtvast genoeg zijn.’
‘Voor het spinnen van een gladde, glanzende slijtvaste draad leg je alle vezels parallel bij het kammen van de wol. Deze draden zijn uitermate geschikt voor de schering bij het weven op een weefgetouw, want die draden zouden anders kunnen slijten door het heen en weer schuiven van het riet van het weefgetouw. Voor de inslag heb je niet per se zo'n gladde draad nodig, daar voegt een garen van gekaarde wol juist zachtheid en warmte aan toe. Bij het kaarden rol ik de wol van de handkaard af waardoor de vezels kriskras komen te liggen, deze rolletjes noem je een rolag.’
Mannending – vrouwenwerk
‘Zoals je begrijpt hebben spinnen, weven, maar ook vilten een hele lange geschiedenis. In de Late Middeleeuwen, de hoogtijdagen van de handgesponnen en handgeweven wollen stof in Nederland was weven op een getouw vaak een mannending, maar het spinnen – vroeger al met een spintol – en breien werd meestal door vrouwen gedaan, omdat je dit werkje gemakkelijk mee kon nemen, zelfs als je lopend naar de markt ging. Wever gold als georganiseerd beroep; de mannen verenigden zich in gilden. Vrouwen waren veel meer individueel bezig en konden met spinnen ook redelijk wat dukaten verdienen; zichzelf zelfs in leven houden als ze alleenstaand waren.’
Voordat we vertrekken laat Pimmie trots nog een groot aantal strengen van haar hand zien. Er is inderdaad een flink verschil in draden. We kijken er met nieuwe ogen naar. Een prachtig ambacht is dit spinnen. En zeker zeer de moeite waard om door te geven aan de komende generaties.