Tekst: Marloes de Moor | Fotografie: iStock
In een doorsnee nieuwbouwwijk beperkt de burenband zich soms tot de jaarlijkse barbecue. Maar op Terschelling dragen eeuwenoude buurtschappen nog écht zorg voor hun bewoners. Ze staan elkaar bij in goede en slechte tijden. Tegenwoordig is de noodzaak van burenhulp minder groot, toch worden de belangrijkste tradities gekoesterd.
‘Ik zie het nog zo gebeuren.’ Gossen Smit heeft het al een paar keer verzucht. De geboren Terschellinger is 75 jaar, maar wat lijkt het nog maar kort geleden dat hij als kleine jongen ademloos toekeek hoe de buurmannen met z’n allen de wieken van de molen van Formerum hesen. Een machtig schouwspel was het. ‘Onder leiding van ervaren molenmakers hielpen zij later met het aanbrengen van nieuwe wieken,’ vertelt Gossen. ‘Ik zie ze nog zo bezig.’
Het was een van de vele klussen die de mannen van het dorp op zich namen. Deze burenhulp was vroeger vooral een noodzaak. Sociale voorzieningen waren er niet, waardoor eilanders sterk op elkaar aangewezen waren. Bovendien vertrok zo’n 80 procent van de mannen naar zee om de kost te verdienen. Dat bracht met zich mee dat vrouwen vaak lang alleen thuis zaten of weduwe werden als hun man omkwam bij een schipbreuk. ‘De buren hielpen de achtergebleven vrouwen en weduwes met klusjes, zoals de dakpannen vernieuwen, een schuur bouwen of het gras maaien. Omdat ze het meestal niet breed hadden, kregen ze wat extra van het buurtschap. Ze ontvingen bijvoorbeeld een zak met 25 kilo rogge. Die konden ze malen in de molen van Formerum om daar vervolgens zeker 50 roggebroden van te bakken. Als een varken werd geslacht, stopten de buren armere mensen een stuk spek of reuzel toe. Zo zorgden we voor elkaar. Die saamhorigheid was vanzelfsprekend,’ vertelt Gossen in de boerenschuur achter zijn huis, die tegenwoordig dienst doet als groepsaccommodatie.
Fuiken breien, konijnen vangen
De wind kruipt gierend tussen de kieren van de schuurdeuren en doet het hout klepperen. Gossen, die een leven lang zeeman was en weerbarstige oceanen trotseerde, is er maar matig van onder de indruk: ‘Het valt mee vandaag. Als de storm uit het Noorden komt, wordt het pas opletten.’
Hij gaat voor het raam staan en wijst op de landerijen die aan de Waddenzeedijk grenzen: ‘Op de hoge zandwallen ontstonden in de Middeleeuwen de buurtschappen. Die werden doorsneden door slenken waar je met bootjes doorheen kon varen.’ Terschelling is sindsdien verdeeld in acht verschillende buurtschappen: De Buren van ’t Land (omgeving Halfweg), De Kleine Buren (Hee, Kaard, Horp, Kinnum en Baaiduinen), Buren van Midsland, Buren van Landerum, Buren van Formerum, Buren van Lies en Klein Lies, Buren van Hoorn en Buren Oosterend. Van oudsher waren dat organisaties met uitsluitend boeren. Later sloten zich er ook andere bewoners bij aan.
Elk buurtschap heeft land in eigendom dat het naar eigen inzicht kan verdelen. De Buren dragen zorg voor de bewoners, sponsoren activiteiten en feesten en financieren allerlei voorzieningen. ‘Met het geld van de Buren van Landerum en de Buren van Formerum werd bijvoorbeeld in 1945 een begaanbaar schelpenpad naar zee aangelegd. Vroeger ging daar alleen een onverharde zandweg naar toe,’ vertelt Gossen.
Zelf ging hij, net als veel andere jongens, naar de zeevaartschool in West. ‘Als we vrij waren, hielpen we de boeren met klusjes op het land, zoals koren zichten, hooien, aardappels rooien, sloten schoonmaken of elzensingels snoeien. De mensen in het buurtschap waren daardoor heel veelzijdig. Zeelieden hielpen bij thuiskomst net zo goed mee met boerenwerk, de eendenkooi, helm poten, cranberry’s zoeken of konijnen vangen.’ Binnen ging de noeste arbeid gewoon door. Gossen weet nog goed hoe hij fuiken zat te breien of touwen zat te knopen in de huiskamer of in kleine schuurtjes. ‘Ik maakte intussen een praatje met de buren die ’s avonds over de vloer kwamen. Het was heel gebruikelijk dat zij dan meehielpen met de huisvlijt.’
Burebier met warme ketel
Tot op de dag van vandaag komen de Buren van Formerum elke eerste vrijdag van januari gedurende het burebier, ook wel borrebjeer, bijeen om te vergaderen over het kasboek, de verdeling van de grond en andere zaken die gefinancierd moeten worden. ‘Alleen de mannen zijn welkom. Het is de enige dag van het jaar waarop de vrouwen niet de baas zijn,’ lacht Gossen.
Hoewel het burebier in Formerum een hele dag duurde, viel er tot 1950 niet zo gek veel te bespreken. De Buren van Formerum hadden bijna geen grond, waardoor er geen pacht binnenkwam en er weinig uit te geven viel. ‘Tijdens de vergadering ging het hooguit over een dode koe die in de duinen begraven moest worden. Voor het feest hadden we net genoeg geld voor een fles jenever, een fles brandewijn en wat biertjes.’
Gossen haalt een opschrijfblok tevoorschijn waarin hij nauwkeurig heeft genoteerd hoeveel grond elk buurtschap destijds in bezit had: West 19 ha, Kinnum 1 ha, Zeerijp/Striep 1 ha, Landerum 2 ha, Formerum 21 are, Lies 4 ha, Oosterend 4 ½ ha.
Dat veranderde drastisch na de ruilverkaveling in 1950. ‘Wij werden toen plotseling één van de rijkste buurtschappen. Formerum kreeg een stuk bouwgrond tegen de duinrand aan. Dat was precies in de periode dat de eerste toeristen naar Terschelling kwamen. Voorheen kregen we 40 gulden pacht voor die grond. Toen we er zomerhuizen op bouwden, ontvingen we ineens 800 gulden. We zwommen in het geld!’
Regel voor nieuwkomers
En dat is nog steeds zo: de Buren van Formerum zitten ruim bij kas. ‘Dat geld besteden we niet alleen aan de gemeenschap en aan feesten, maar ook aan donaties.’ vertelt Gossen. ‘Voor nieuwe inwoners die zich bij de buren willen aansluiten geldt de regel dat minimaal één jaar de schoorsteen moet roken.’ Omdat niet alle nieuwelingen ervoor voelen zich aan te sluiten bij de Buren, dunt het aantal leden de laatste jaren uit. Het burebier wordt desondanks nog altijd enthousiast gevierd. Traditiegetrouw drinken de mannen dan warme ketel, een drankje dat bij toeval ontstond, nadat een pannetje met restanten brandewijn en donker bier op de kachel was blijven staan. ‘Iemand doopte daar zijn vinger in om te proeven en riep uit “het smaakt eigenlijk wel goed!”. Sindsdien drinken we met burebier altijd warme ketel.’
Twee dagen na het burebier vindt het mantjebjeer plaats. Gossen loopt met grote passen door de schuur en geeft met beide armen aan hoe dat er vroeger uitzag: ‘Daar had je hooibalen, eromheen stonden de koeien en dan een rij viskisten. Het was een groot feest voor jong en oud, waar ook de meisjes en de vrouwen kwamen. Mantjebjeer was een belangrijke gelegenheid om verkering te krijgen en te trouwen.’ Tegenwoordig is het feest niet meer zozeer bedoeld om een geschikte partner te vinden, maar we komen op die avond wel met alle buren bijeen om het gezellig te vieren met een hapje en een drankje.”
Van huwelijk tot begrafenis
Zo zijn er meer volksfeesten die elk buurtschap jaarlijks viert, zoals het Sint Jansfeest, het 1 Meivuur en de huifkaroptocht Op ‘e riid. Ook bij de viering van een huwelijksjubileum komen de buren in actie. ‘We maken dan zelf een erepoort van duingroen met rozen. De mannen halen groene sparrentakken en de vrouwen maken de rozen. Die poort wordt voor de deur van de “jarigen” gezet. Daarna slepen we tuinbanken, stoelen, tafels en kruiwagens met allerlei benodigdheden naar het erf van de feestgangers. Die nemen we na het feest weer mee terug. Vroeger gebeurde dat ook met oud en nieuw. De Buren van Formerum brachten hun spullen naar een middelpunt, bijvoorbeeld de molen, om elkaar daar gelukkig nieuwjaar te wensen,’ vertelt Gossen. Alle buurtschappen functioneren nog en slaan geen feest over, maar de burenhulp omvat bij lange na niet meer zoveel als vroeger. Veel taken en sociale voorzieningen zijn inmiddels door de gemeente overgenomen. Bovendien kwamen nieuwe mensen op het eiland wonen, die deze tradities niet kenden.
Een burenplicht die tot nu toe nooit verloren is gegaan, is het verzorgen van de uitvaart. Leden van de Terschellinger buurtschappen dragen hun doden zelf naar het graf, zonder dat daar een uitvaartonderneming aan te pas komt. ‘Nadat iemand overleden is, gaat een rondzegger, vaak een buurman van de overledene, sober gekleed langs alle huizen met het bericht van overlijden en “de complementen van de familie”. De mannen doen dat voor de mannen, de vrouwen voor de vrouwen,’ legt Gossen uit. Voor twaalf uur moet dit “rondzeggen” gebeurd zijn. Daarna begint de kerkklok te luiden: 90 slagen voor een man, 70 voor een vrouw en 60 voor een kind.
‘Een lokale timmerman maakt de kist en de buren graven zelf het graf. Bij het kerkhof van Midsland dragen buurmannen de kist op hun schouders en lopen één slag om de kerk.’ Gossen heeft inmiddels al meer dan honderd buren begraven, vertelt hij wat aangedaan.
De traditie wordt nu nog in stand gehouden, al sluipen er langzamerhand ook andere gebruiken in. ‘Sommige mensen willen liever gecremeerd worden of hebben niets met dit historisch ritueel. We komen tegenwoordig ook niet meer aan de deur, maar gooien een kaartje in de bus. Zelf vind ik persoonlijk contact mooier. Maar ach, de tijden veranderen…’
Roggebrood met varkenskop
Cees Cupido (70), melkveehouder in Lies, begrijpt dat wel. ‘In Lies zijn veel mensen van buitenaf komen wonen. Als je dan aan de deur komt met “de complementen van” weten ze zich geen raad. Wat moeten ze terug zeggen? We doen daarom ook alleen nog een kaartje in de bus.’ De komst van nieuwe mensen binnen het buurtschap beschouwt hij niet als een nadeel. ‘Ze dragen goed bij en denken positief mee. Er is natuurlijk wel veel veranderd. Vroeger waren er misschien drie of vier mensen bij die geen boer waren, nu is het andersom. We deden toen ook veel meer met elkaar. Niet zo gek; we waren als eilanders selfsupporting. Nu doen we nog maar een paar dingen gemeenschappelijk, zoals het maaien van het gras bij het kerkhof.’ Het burebier wordt in Lies gevierd op de tweede dinsdag in januari. ‘We behandelen dan aanvragen vanuit het buurtschap en maken bekend hoeveel geld iedereen krijgt. Tijdens de bijeenkomst drinken we warme ketel, eten we roggebrood met varkenskop en zingen we liedjes. Dat duurt van acht tot tien uur ’s avonds. Lang genoeg vind ik. Los van het burebier komen we weinig bij elkaar; daar krijg je maar ruzie van.’ Mantjebjeer wordt anders dan in andere buurtschappen in Lies nooit gevierd. ‘Is er ook nooit geweest. Waarom weet ik niet.’
Samen duinzand scheppen
Lies is met 4 hectare grond een van de rijkste buurtschappen van Terschelling, mede dankzij de erfpachten van de zomerhuizen. ‘Dat geld besteden we bijvoorbeeld aan de lokale voetbalvereniging, muziekverenigingen en de ijsclub. En eens per jaar maken we met alle buren een huifkartocht met aansluitend een barbecue.’ Hoewel Cees goed kan leven met de moderne situatie waarin mensen meer op zichzelf zijn, denkt hij soms met weemoed terug aan de tijd dat ze met alle buren modderwegen dichtgooiden met zandhopen of een koe begroeven in de duinen. ‘Ik weet nog dat we met de buren in de polder werkten. We schepten zand uit de duinen in een wagen en gebruikten dat voor het ophogen van de modderpaden in het boerenland. Het schiep een band. Nu mag dat niet meer, is het gebonden aan regels en wetten. Jammer, want het was zo’n mooie belevenis. Soms kon je bijna niet kiezen waar je wilde helpen: in de duinen of de polder. Je wilde eigenlijk overal zijn, zo gezellig was het. Ik zou daar best naar terug willen, dat lijkt me prachtig!’