Tekst: Jolanda de Kruyf | Fotografie: Tjeerd Visser
Dat Groningen grossiert in fraaie, middeleeuwse kerken is bekend. Maar van de tientallen bloeiende kloostercomplexen die de provincie ooit telde, bleef er maar één over: Ter Apel. Verleden en heden vinden gehoor op deze ontmoetingsplaats, die 550 jaar na dato nog altijd in gebruik is. Een vredige plek waar de stilte voelbaar is.
Kijkje bij het klooster in Ter Apel
Hier hóór je echt de stilte, zeggen ze in Museum Klooster Ter Apel. Kalmte en vredigheid zijn onlosmakelijk verbonden met dit gebouw. En klinkt er toch geluid, dan is de akoestiek fantastisch. Rust gaat schuil onder hoge gewelven, op deels nog geglazuurde estriken in die lange Kruisgang.
Je verwacht er eigenlijk nog elk moment broeders in habijt voorbij te zien schuifelden. De geluiden van gasten resoneren in eeuwenoude kloostermoppen: gedempte stemmen, de echo van Gregoriaans koorgezang en het onverbiddelijke gebeier van de kerkklokken. Eén slag op het hele uur, twaalf stipt op het middaguur. Elke dag weer.
Wie op het Doxaal staat van de Kanunnikenkerk (vernoemd naar de voormalige bewoners van het klooster), kijkt uit op de koorbanken en grafstenen daaronder en voelt zich vanzelf nietig in de tijd. Wat een brok aan historie ligt hier binnen. Achter de spitsboogramen jaagt de wind en wandelen passanten met gehaaste tred voorbij. Daarbuiten draaft het volle leven. Maar op deze plaats is ruimte voor devotie, je bent er even volledig in het hier en nu. En dat is genoeg.
Zwijgen als kunst
Praten is zilver, zwijgen is goud, luidt het bekende spreekwoord. Op deze gewijde plaats is zwijgzaamheid tot kunst verheven. Een deugd in het leven van de middeleeuwse kloosterling die zeven maal daags de kaken op elkaar hield in gebed, en zelfs tijdens de gezamenlijke maaltijden zweeg.
Kom daar maar eens om, in een hedendaags huishouden waar alle gezinsleden het hoogste woord voeren. We zijn nauwelijks gewend aan stilte in ons dagelijkse leven. Toch verstomt het voor de vuist weg kwebbelen als vanzelf, zodra je Klooster Ter Apel binnenstapt en het metalen geheng achter je dichtvalt.
Het is de kracht die deze plek uitstraalt, zo voelt directeur Margriet van Klinken dat ook wel. ‘Het gaat ons als museumklooster niet om het geloof, maar om het gebouw. Dat lééft nog. Iedereen kan zich thuis voelen, je gezindte speelt geen enkele rol. Er zijn mensen die heel bewust even voor de rust komen, in de kerk gaan zitten en de sfeer op zich laten inwerken. De stilte valt dan gewoon over je heen. Zij vinden hier bezinning. Anderen keren juist huiswaarts vol nieuwe inspiratie dankzij onze museumcollectie en wisselexposities. En dat is allemaal goed natuurlijk.’
Huis van het licht
Eerst maar eens een stukje streekgeschiedenis: het voormalige kruisherenklooster Domus Novae Lucis (Huis van het Nieuwe Licht) werd gesticht in 1465 en is als gezegd het enige, nog bestaande middeleeuwse klooster in de provincie Groningen. Het is uniek in z’n soort in Noordwest-Europa en bezet dan ook met recht een plek in de Unesco Werelderfgoed Top 100-ranglijst van monumenten.
‘Ter Apel was een klein plattelandsklooster,’ vertelt Margriet van Klinken. Tussen de late 12de en het einde van de 16de eeuw telde Groningen maar liefst 34 kloosters – met dat in Aduard als grootste en voornaamste –, maar dit bescheiden exemplaar was wel degelijk van belang. Misschien niet vanwege z’n omvang, wel door de strategische ligging op de grens met Duitsland.
‘Het klooster was een hoger gelegen, veilige haven voor passanten. Je kunt het je nu nauwelijks meer voorstellen, maar alles was moeras rondom, echt the middle of nowhere.’ Op een beboste zandrug, langs de vermaarde handelsroute van Münster naar Groningen, bood het klooster gastvrijheid en toewijding voor pelgrims en doortrekkende reizigers. ‘Het heeft veel betekenis gehad voor dit gebied, voor het geestelijk leven en de manier waarop monniken zelfvoorzienend waren; daar kunnen we vandaag de dag nog wat van leren.’
Veel bewaard gebleven
In de loop der tijd is veel verloren gegaan van het kloostercomplex, als gevolg van stormen, branden en sloop: ‘Stenen kon je altijd weer gemakkelijk ergens hergebruiken.’ Ter Apel kende een fors poortgebouw, eigen watermolens, een perkamenthuis, een bak- en brouwhuis (op de plek waar nu Hotel Boschhuis staat) en een gastenverblijf. ‘Er was sprake van een grote enclave rondom het klooster zelf.’ Het convent, dus het originele kloostergebouw, bleef behouden.
Dat herbergt nu het museum voor Klooster- en Kerkgeschiedenis & Religieuze Kunsten en twee galerieën voor hedendaagse kunst. Een indrukwekkend oord, vindt de directeur. ‘Van andere kloosters staat niets meer overeind, van Aduard bijvoorbeeld bleef alleen de ziekenzaal intact. Maar hier staat dus nog écht een middeleeuws klooster, dat is bijzonder.’
Het heeft feitelijk slechts 100 jaar die functie gehad, tot aan de Reformatie (de kerkhervorming in de 16de eeuw). ‘Maar het is voor zowel Groningen als heel Nederland goed dat dit bewaard gebleven is.’ Het gebouw wordt niet alleen goed geconserveerd, de kerk die de zuidvleugel van het klooster vormt, is ook in gebruik en wordt nu door de hervormde gemeente gehuurd voor zondagsdiensten. ‘Na zoveel eeuwen is het nog steeds een godshuis. Hier is het ooit voor gebouwd, dat vind ik mooi.’
Een virtuele tijdreis
‘Het zou fantastisch zijn als we alles wat verdwenen is, weer konden opbouwen, maar hoe realistisch is dat?’ vraagt Margriet van Klinken zich hardop af. ‘Dat zou een giga klus worden, bijzonder kostbaar ook. Maar we kijken voorlopig naar wat er wél kan.’ De directeur ging om tafel met Staatsbosbeheer – eigenaar van het klooster en bosareaal rondom –, waterschappen en bewoners om te kijken wat er qua herinrichting mogelijk is.
‘Zo willen we de zichtlijnen weer terugbrengen. Als reizigers vroeger op hun paard kwamen aanrijden zag het er hier natuurlijk compleet anders uit. Daarom willen we belangrijke punten markeren, meer eenheid creëren en de entree van het museum verplaatsen.’
Wat er niet meer is toch inzichtelijk en beleefbaar maken, dat is het idee. ‘We gaan virtual reality en augmented reality inzetten, als instrumenten voor een tijdreis in het klooster.’ Een met computerbeelden aangevulde realiteit of virtuele wereld die via een speciale VR-bril gecreëerd wordt. ‘Met die methodes heb je als het ware een venster naar hoe het was en sta je er echt midden in. Dat is een prachtbeleving voor jong en oud.’
Er komt ook een educatieve speelfilm en er wordt gewerkt aan een game. ‘Die kun je wereldwijd online spelen, maar voor het laatste onderdeel moet je toch echt fysiek naar Ter Apel.’ Zo mixt het museumklooster de cultuurhistorische waarde van de locatie met moderne technieken, ook om nieuwe (jongere) doelgroepen te interesseren.
Van oudsher toevluchtsoord
Accenten zijn verlegd in de loop der tijd, maar Ter Apel blijft ook in onze 21ste eeuw een bijzondere ontmoetingsplaats. Voor kunst- en cultuurliefhebbers, vanwege de architectuur en de exposities, voor de fans van kerkmuziek én voor wie wil genieten van de bosrijke omgeving.
‘Deze plek moet een toegankelijke blijven, een podium bieden aan diversiteit. We hebben allerlei exposities over de bijbel en het christelijk geloof, maar ook over de islam. Ook onze vrijwilligers hebben allerlei verschillende achtergronden. Wij leven hier heel goed samen met de bewoners van het asielzoekerscentrum in Ter Apel. We leren van elkaar. Vergeet niet: in de Middeleeuwen waren zieken en bedreigde mensen hier welkom, in de Eerste Wereldoorlog zijn hier Belgische vluchtelingen opgevangen; dit is altijd een toevluchtsoord geweest. Het bood geestelijke en praktische zorg.’
Medische hulp ook. Daarvan is de kloosterhof, in het hart van het complex, een mooi voorbeeld. In deze geurige kruidentuin vind je meer dan 200 plantensoorten die een geneeskrachtige werking hebben, maar vroeger ook dienst deden in de keuken of als verfstof werden gebruikt. Hemelsblauw ereprijs tegen hoest, guldenroede voor een gele kleur, meekrap voor rood, valeriaan om mee te bakken in koek en brood en dat hielp weer goed tegen pleuritis en jicht.
Nico Rookmaker, de enthousiaste coördinator van de kruidentuin, houdt er op de site van het museumklooster een blog over bij en werkt aan een kruidenboek. Juni is traditioneel “kruidenmaand” in Ter Apel en dan worden eigen kruiden toegepast in bijvoorbeeld pesto of zalfjes. ‘De hop uit onze tuin gaat naar de bierbrouwer in Sellingen,’ vertelt Margriet van Klinken. Dat “Westerwolder Kloosterbier” wordt weer verkocht in de museumwinkel.
Balans blijven zoeken
Op jaarbasis ontvangt Ter Apel rond de 30.000 bezoekers in het museumklooster, dat ook een populaire huwelijkslocatie is. Wie wil dwaalt op eigen houtje rond of boekt een rondleiding door de Kruisgang en belangwekkende kamers als de Sacristie, de Priorkamer, het Doksaal. In de kelder ligt de proviandkamer en boven wacht de kloosterzolder met schrijfkamer (Scriptorium) van de monniken; hier zijn ook de imposante gewelfvelden van de onderliggende Kruisgang blootgelegd.
Tot slot een kop koffie in De Refter, het kloostercafé. Het bezoek genereert noodzakelijke inkomsten voor de instandhouding van klooster Ter Apel. ‘Want het onderhoud van zo’n complex vergt veel geld, tijd en inzet.’ Het streven naar 40.000 gasten per jaar is meteen het maximum, zegt de museumdirecteur: ‘We blijven de balans zoeken. Niet steeds méér. Dan is de rust weg.’
Dit verhaal verscheen eerder in Noorderland 2021-1.