Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Sint Piter: de goedheiligman van Grou

Wekenlang staat het dorp in het teken van dit gezellige kinderfeest.

Grou

Tekst: Ankie Lok | Foto: Niels de Vries / Sint Piter Comité

Dit verhaal verscheen in Noorderland 2019-8.

Elk jaar ontvangt Grou een prominente gast: Sint Piter. De beschermheilige komt aan met de boot, bestijgt een Fries paard en bezoekt scholen, het verzorgingscentrum en een opvoering van het Sint Pitersprookje. Wekenlang staat het dorp in het teken van dit feest. Op zijn verjaardag, 21 februari, zwaaien de inwoners hem uit: ‘De eerste keer dat ik dat meemaakte, als volwassen kerel, biggelden me de tranen over de wangen.’

Februari is de maand. Maar je moet nog wel even uitrekenen wanneer Sint Piter precies zal aankomen. Een zaterdag, zoals altijd, maar de precieze zaterdag hangt af van de voorjaarsvakantie. Een zekerheid is dat Sint Piter altijd op de 21e wordt uitgezwaaid. Tot en met die datum verblijft hij komend jaar precies 14 dagen in het dorp. ‘Maar vorig jaar was het heel kort, een dag of vijf. Dus we hebben lange en korte versies van het feest,’ vat Peter van den Broek cryptisch samen.

Als voorzitter van het Sint Piter Comité staat Van den Broek in een lange traditie: het comité werd opgericht in 1904, het feest gaat minstens terug tot de 17de eeuw. Wie actuele beelden van de intocht ziet – een bisschop te paard, begeleid door een piet – denkt meteen aan het Sinterklaasfeest. Maar daar is het comité niet zo blij mee. Van den Broek: ‘Historisch klopt dat niet. Rond 1900 is het feest nieuw leven ingeblazen door een juffrouw van de lagere school, sindsdien lijken de figuren op hoe Sinterklaas gevierd wordt.’

Deze juffrouw is de Groningse Riek Jansen, die als kleuterleidster naar Grou verhuisde. Op haar initiatief kwam er een optocht door het dorp en verscheen Sint Piter op school, zoals wordt beschreven in ’k Wit ien dei yn ’t jier… (“Ik ken een dag in het jaar”), een uitgave van het comité uit 2005 over de geschiedenis van het feest.

Geen familie

Vermoedelijk hebben de creaties van juffrouw Jansen geleid tot het verhaal dat Sint Piter de broer van Sinterklaas zou zijn. Op Wikipedia wordt deze “legende” breed uitgemeten: Nicolaas en Piter zouden ruzie hebben gekregen over de route, of Nicolaas zou de kinderen in Grou vergeten zijn waarna zijn broer de honneurs waarnam. Onzin, volgens Van den Broek: ‘Ze hebben totaal geen connectie. Die vergelijking wordt vooral gemaakt door anderen, niet door de mensen uit Grou.’

Waar Sint Piter wél vandaan komt? Dat heeft alles te maken met de historie van het vissersdorp, legt Van den Broek uit. De meren en waterwegen hulden Grou tijdens de donkere maanden in een isolement: ‘Je kon hier in de winter nauwelijks komen. In het vroege voorjaar gingen de vissers weer naar zee en dan wenste Sint Petrus, hun beschermheilige, ze een goede vaart en een behouden thuiskomst. Van oorsprong is het dus een lentefeest.’ Dat klinkt ook door in een traditioneel liedje: “Sint Pitersdei, dan grienet de wei” (Met Sint Piter worden de weilanden groen).

Toch zijn er bij het feest in Grou allerlei meer en minder moderne gebruiken van die andere goedheiligman ingelijfd. Inwoners vieren op 21 februari pakjesavond. Op de Sint Piterbeurs kunnen kinderen hun schoen of laarsje inleveren en later ophalen bij de winkeliers, uiteraard voorzien van een cadeautje. In gezinnen met oudere kinderen worden gedichten geschreven en surprises geknutseld. Op cd’s, en tegenwoordig Spotify, zijn meer Sint Piterliedjes te horen – uiteraard in de Friese taal. Of die te volgen zijn voor wie geen Fries spreekt? ‘Ik denk van niet,’ zeg Van den Broek. ‘Maar de zinnen: “O stoute Swarte Pyt, wat bisto in bandiet”, die snap je vast wel.’

Op de scholen wordt vanaf eind januari het Sint Piterjournaal uitgezonden, via het YouTube-kanaal van het comité. Aan de verhaallijn van afgelopen jaar kon volgens een artikel in NRC het Sinterklaasjournaal ‘een puntje zuigen’, glundert Van den Broek. In 2019 was er ook een livestream van de aankomst op YouTube. ‘Mensen over de hele wereld kijken daarnaar of komen speciaal voor de aankomst naar Nederland, vanuit Amerika bijvoorbeeld. Of fans uit Haarlem. Die ontvangen we natuurlijk met veel plezier.’

Reünie voor inwoners

Bij die aankomst blijkt elk jaar weer wat het Sint Piterfeest voor Grou betekent. “Swarte Pyt” is dan al, in zijn eentje, op onverklaarbare wijze in het dorp gesignaleerd, iets waar Van den Broek – Dordtenaar van origine – even aan moest wennen: ‘Swarte Pyt komt eerst op scholen de boel op de kop zetten. Maar hij zit óók weer op de boot waarmee Sint Piter aankomt. Vraag me niet hoe dat kan.’ Kinderen lopen aan een touw naar de kade om Sint en Pyt te verwelkomen. Zodra die voet aan wal zetten, volgt een sociale tournee door het dorp, waar de cadeautjes sfeervol aan lantarenpalen en bloembakken bungelen. Zo gaat het tweetal op huisbezoek bij zieken en bij mensen die er om wat voor reden dan ook niet bij kunnen zijn.

In Hotel Oostergoo komen inwoners en oud-inwoners samen om elkaar te ontmoeten, tijdens de zogenoemde “strûs-yn” (instuif). ‘Dat is een reünie voor oud-Grousters en voor mensen die hier familie hebben,’ schetst Van den Broek. ‘Sint Piter en Swarte Pyt lopen er ook eventjes rond. En op de dag van vertrek maken ze een rondje in het verzorgingshuis. Veel bewoners hebben als kind Sint Piter en Swarte Pyt meegemaakt, dus zij herleven dat helemaal.’ Van den Broek, nu drie jaar voorzitter van het comité, gaat ook mee: ‘Dat bezoek is heel bijzonder. Het feest zit diep bij de mensen.’ Voor de jongste generatie is er aan een logeeradres voor de beschermheilige gedacht, in diens eigen Sint Piterkerk. ‘Die wordt ingericht als zijn slaapkamer. Kinderen mogen langskomen en kunnen op de foto.’

Late bekeerling

Of hij nou lang of kort in Grou is, Sint Piter brengt uiteraard een dag op de scholen door. Hij gaat de klassen af, gaat in gesprek met kinderen en zingt met hen. Zeker vroeger leunde het Sint Piterfeest sterk op de inspanningen van onderwijzers, herinnert Eelke Bosma (73) zich. De oud-schooldirecteur en -leerkracht aan de Master Wielsma Skoalle (Meester Wielsma-school) in Grou heeft het zelf decennia meegemaakt. ‘De school ademde elk jaar tegen februari de Sint Pitersfeer, voor de ramen kon je zien dat hij in aantocht was. Je moet er als leerkracht natuurlijk wat omheen bouwen. Ik ben weleens met mijn groep de hele school door geweest, van de zolder tot de kelder, om de zak met cadeautjes te zoeken. Die ik zelf verstopt had!’

Bosma is een late bekeerling. Hij en zijn vrouw waren geboren en getogen Sneekers, opgegroeid met Sinterklaas, toen ze in de Leeuwarder Courant foto’s van de aankomst van Sint Piter zagen. ‘Wij zeiden tegen elkaar: die Grousters, die sporen voor geen meter! Dat was onze eerste reactie, ik weet het nog best.’ Hij lacht om de herinnering, om in vervoering te vervolgen: ‘Maar vanaf het moment dat je wordt ondergedompeld in dit feest komt er – om met een bekende cabaretier te spreken – een typisch Hollands vingertje bij mij omhoog: kom niet aan Sint Piter! Mensen die van het ene naar het andere geloof overgaan, worden vaak veel fanatieker. En dat geldt met Sint Piter voor mij.’

Witte mantel, zwart paard

Het bijzondere van Sint Piter begint al bij zijn kleuren, vindt Bosma: precies het omgekeerde van Sinterklaas. ‘De mantel van Sinterklaas is rood, die van Sint Piter is wit. Sinterklaas rijdt op een schimmel, Sint Piter – en dat staat natuurlijk fantastisch in zijn witte outfit – op een Fries paard. Zwart. Mooier kun je het niet bedenken.’

Als Bosma kon kiezen, ligt er komende februari een dikke laag ijs: dan komt Sint Piter op de arrenslee. ‘Dát is fantastisch, dat is schit-te-rend. Met zo’n prachtig paard ervoor met bellen. Dat is bijna nog mooier dan met de boot.’ De slee is ook een keer getrokken door acht meesters en juffen, toen een paard te riskant werd op het dunne ijs. Comitévoorzitter Van den Broek noemt een intocht per arrenslee ‘de droom’ van Sint Piter. Met een mysterieus lachje: ‘Al schijnt hij ook een fervent schaatser te zijn. Hij heeft eens enorm in de rats gezeten, omdat hij dreigde te moeten kiezen: of de aankomst, of de Elfstedentocht. Dat laatste ging toen nét niet door. Hij krijgt er nog tranen van in zijn ogen. Een onmogelijke keuze.’

Bij het uitzwaaien krijgt Bosma steevast een brok in de keel, al sinds 1986. ‘Die eerste keer biggelden mij – als volwassen kerel, van 39 jaar – de tranen over de wangen. Ik zei tegen mijn vrouw: hoe kan dit nou? Dan ga je analyseren. Als kind in Sneek heb ik mij natuurlijk altijd afgevraagd: waar blijft Sinterklaas? Die lost op, die is ineens weg, van 5 op 6 december is het gebeurd. En Sint Piter zwaai je uit.’

“Oan’t oankommend jier”

De laatste jaren komen er alleen maar meer mensen op het afscheid af, schatten Bosma en Van den Broek: zo’n 800 tot 900 mensen. Bosma: ‘Als je het plein ziet waar Sint Piter zijn speech houdt en “oan’t oankommend jier” zegt, tot volgend jaar – dat staat behoorlijk vol.’ Net als bij de aankomst gaat het vertrek meestal per boot. Bosma herinnert zich ook een Friese sjees. ‘En Swarte Pyt bedenkt altijd een stunt,’ zegt Van den Broek. ‘Op waterski’s bijvoorbeeld of tokkelend aan een draadje vanaf de Sint Piterkerk. En twee jaar geleden vertrokken ze samen met een luchtballon, een spectaculair gezicht. Vanaf het centrale plein stegen ze op.’ Dat gaat Bosma te snel: ‘Als hij over het water wegvaart, heb je de tijd om afscheid te nemen.’

Ook Van den Broek benadrukt het uitgebreide afscheid als verschil met Sinterklaas. ‘Die verdwijnt gewoon.’ Sint Piter heeft wat dat betreft ‘andere normen en waarden’, zegt Bosma: ‘Hij sluit het feest af. En dat gaat heel mooi. Hij wandelt tussen de mensen door en heeft voor iedereen een praatje en een hand.’

Sprookje

Wat overvalt het dorp toch telkens, waardoor het afscheid zo zwaar valt? Waar zit ’m de geest van Sint Piter in? Voor de activiteiten van het comité spannen zich tegenwoordig zo’n 150 Grousters in. Het feest werd in 2018 opgenomen in de Nederlandse inventaris van immaterieel erfgoed. De ziel van het feest schuilt misschien wel vooral in het sprookje, of in het Fries: “Sint Pitermearke”. Sinds 1950 wordt het op de planken gebracht, komende februari voor de 70ste keer. Zonder speciale aandacht, legt Van den Broek uit, het wachten is op het 75-jarig jubileum.

De regisseur van het sprookje is een professional en ontvangt als enige comitélid een kleine vergoeding. Eelke Bosma vervult al sinds 1992 de vrijwillige functie van toneelmeester en hij verzorgt de belichting, na jaren van zelf acteren. ‘Als je in Grou in het lager onderwijs werkte, was het een morele verplichting om mee te spelen. Aan sollicitanten werd steevast gevraagd: kun je toneelspelen, vind je dat leuk? Werd die vraag ontkennend beantwoord, kon je nog zo’n goede leerkracht zijn, maar kwam je hier niet aan school te werken.’ Lachend: ‘Daardoor hebben ze misschien wel heel wat leerkrachten over het net laten vliegen.’

Het goede overwint

Saai wordt het sprookje nooit, elk jaar komt er een nieuw verhaal. In het begin werd het script geschreven door inwoners die veelal werkzaam waren in het onderwijs. Een lokale beroemdheid is Atze Stoker, vertelt Bosma: ‘Ik zei altijd: als zijn naam erop staat, dan kun je het zó spelen. Hij kon dat heel goed. En hij schreef er aanwijzingen bij, dat je “eh” moest zeggen of “kuch kuch”.’ Er speelden altijd zo’n 12 tot 14 leraren mee. ‘Plotseling hadden we drie rollen te weinig: toen vroegen we Atze om er nog een paar in te schrijven. En ja hoor, dat regelde hij gewoon.’ In recentere jaren zocht de leescommissie veelal bestaande kindertoneelstukken uit. Mochten er liedjes ontbreken, dan schreven de muzikanten die erin.

Thema van het sprookje was vroeger altijd hetzelfde, schetst Bosma, maar steeds op een andere manier uitgewerkt: ‘Het slechte verliest natuurlijk. Maar het meest onnozele kind, qua intelligentie geen hoogvlieger, loste altijd het probleem op. Dat was een fantastisch gegeven.’ Ook zat er een metafysisch tintje aan. ‘Het eerste bedrijf speelde boven de grond, het tweede bedrijf onder de grond of in de wolken. En in het derde bedrijf stond je weer met beide benen op aarde.’

De mearkes zijn “hielendal” Fries gesproken, verklaart hij in zijn moedertaal. ‘We hadden ooit een basisschooldirecteur die geen woord Fries kende. Dus dat werd een mearke met een Nederlandse burgemeester. Maar hij maakte zich de taal heel snel eigen en sprak het jaar erop gewoon Fries.’ Bosma verheugt zich op de voorstelling in 2020: dan komt de huidige regisseur voor het eerst weer met een zelfgeschreven stuk.

Intense betrokkenheid

Een belangrijke pijler van het mearke, en van het hele Sint Piterfeest, is volgens Bosma kleinschaligheid. ‘Ons kent ons, al geldt dat bij bijna 6.000 inwoners natuurlijk niet meer zoals vroeger. Maar de binding met het feest is heel sterk.’ Hij ziet dat alleen al aan het grote publiek bij het mearke. Jaarlijks zijn er tien uitvoeringen, waaronder kinder- en familievoorstellingen maar ook zes avondvoorstellingen voor volwassenen. Per voorstelling zit er zo’n 160 man in de zaal. ‘Meer mogen er niet in van de brandweer.’

Ook de sfeer op school was er altijd een van ‘intense betrokkenheid’. ‘Ik vond zingen en muziek maken heel belangrijk. Al twee maanden van tevoren lardeerde ik de muzieklessen met liedjes uit het nieuwe mearke. Maar de kinderen wisten dat niet, tot het mearke werd opgevoerd: hé, die liedjes kennen we! Dan zat de hele zaal mee te zingen.’

Een bijzondere herinnering heeft hij aan groep 5. ‘Kinderen van acht, negen jaar beginnen te twijfelen. Sommigen geloofden nog heilig in Sint Piter, anderen zeiden: nee, hij bestaat niet.’ Als leraar vertelde hij zijn groep dan een verhaaltje: hij had als kind zogenaamd zelf ook getwijfeld en ooit hardop gezegd dat Sint Piter niet bestond. ‘En prompt kreeg ik dat jaar niks, geen cadeautjes! Nou, daarmee had ik ze allemaal weer 100 procent door de bocht. Ik zie het nog voor me: het geloof stroomde weer binnen in die kinderhoofdjes.’

Met de tijd mee

De eeuwenoude traditie heeft al flink wat veranderingen doorgemaakt. Zo vermelden de geschiedenispublicatie van het comité en het Shell Journaal van Nederlandse folklore (relatiegeschenk uit 1971) het aloude Sint Piterbalslaan: een plagerige toestand met jonggehuwden en kaatsballen. Voordat Sint Piter het uiterlijk van Sinterklaas kreeg aangemeten, droeg hij een kamerjas behangen met snoep en speelgoed. Bosma maakte nog mee dat Sint Piter in Grou aankwam, alle bezoekjes aflegde, het mearke bekeek en weer vertrok. ‘Maar die oude baas kon het niet meer allemaal doen op één dag,’ lacht hij.

Ook nu worden gebruiken tegen het licht gehouden. Denk alleen al aan de Zwarte Pietendiscussie, maar ook aan de slinkende beheersing van de Friese taal. Voorafgaand aan het sprookje worden er liedjes gezongen, Van den Broek twijfelt hoelang ze daarmee nog doorgaan. De morele verplichting voor leraren om mee te spelen is volgens Bosma al lang verleden tijd.

Een succesvol initiatief van Van den Broek is het “foarpriuwke”: een preview waar de geschiedenis van het feest wordt verteld, lokale pepernoten te knabbelen zijn en een paar scènes uit het sprookje worden gespeeld. Aanvankelijk bedoeld voor nieuwe inwoners is dit inmiddels een gezellige avond voor het hele dorp. Want er blijven genoeg Grousters warmlopen voor het Sint Piterfeest. Bosma in één woord: ‘Onmisbaar.’

Update 2021: sinds vorig jaar heeft Sint Piter een nieuwe hulpje, genaamd Aldemar. Hij vervangt "Swarte Pyt". Kijk op de website van Sint Piter voor meer informatie en nieuws over dit Friese feest. Lees bijvoorbeeld meer over de bijzondere traditie en bekijk alle actuele updates.

Cultuur
  • Ankie Lok
  • Niels de Vries / Sint Pitercomit