Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Eropuit: de Stadsweg in Groningen

Ontdek al fietsend een bijzonder stuk geschiedenis.

Tekst Jolanda de Kruyf | Fotografie: Stella Dekker Fotografie - Visit Groningen

Dit verhaal verscheen in Noorderland 2022-4

De Stadsweg slingert al zo'n duizend jaar onaangetast door het Groninger landschap, een voormalige verkeersader tussen kooplieden uit de stad en hun zakenpartners over de grens. De voormalige handelsroute tussen Groningen-Stad en het Duitse Emden is de oudst bewaard gebleven, deels zelfs nog onverharde kleiweg van Groningen. Natuurlijk is niets meer zoals het vroeger was. Maar de fietser die er oog voor heeft vindt nog veel sporen van weleer terug.

In Groningen bestaat een spreekwoord om aan te geven dat iets al lang bestaat: zo old as Stadsweg. Knap oud dus. Archeologen schatten dat de Stadsweg (klik hier voor de volledige route) van rond de 12de eeuw dateert. De route vanuit de stad liep vanaf het Waagplein, via de Poelestraat, richting het noordoosten. En kruiste bij wat nu Oosterhogebrug heet (‘Hoogebrug’) de rivier de Hunze en volgde in grote lijnen het verkavelingspatroon van de in de 11de tot 13de eeuw ontgonnen gebieden ten noordoosten van de stad.

Er waren natuurlijk méér wegen die naar de handel leidden. Over water bijvoorbeeld, ‘want dat was makkelijker dan over land,’ zegt stadsarcheoloog Gert Kortekaas. Volgens hem was de handelsroute via het Damsterdiep de drukst bevaren in de late Middeleeuwen. ‘Zeker voor het transport van bulkgoed als hout en graan dat uit Duitsland en het zuiden van Scandinavië onze kant op kwam. Een middeleeuwse stad in bloei als Groningen had veel hout nodig om mee te bouwen en graan voor de productie van brood en bier.’

Het Damsterdiep

Een komen en gaan

Terug naar de Stadsweg. Die was in de vroege Middeleeuwen een belangrijke verbinding tussen de stad Groningen met het noordoosten van de provincie en de Duitse stad Emden. Over deze route werden onder andere jaarlijks ossendriften georganiseerd. De naam Ossenmarkt in de binnenstad – hier vond de veemarkt plaats – verwijst er nog naar.

Langs de Stadsweg was van oudsher sprake van veel bedrijvigheid door een komen en gaan van kooplieden met handkarren en door runderen voortgetrokken wagens, en van marskramers met hun koopwaar in de rugkorf. Daarmee was de route een belangrijke schakel in de handel, van Groningen tot aan de Baltische Staten toe.

Maar hij werd ook gebruikt door “gewone” reizigers en pelgrims op spirituele missie. Die weg is nog grotendeels intact, maar speelt door nieuwe, hedendaagse verbindingen geen economische rol van betekenis meer. Behalve voor recreatief gebruik natuurlijk. De Stadsweg is door de provincie een jaar of wat terug getransformeerd tot aantrekkelijk en goed begaanbaar fietspad. De route die nu tot aan Delfzijl loopt, beslaat 33 kilometer, mét behoud van een klein stukje onverhard oorspronkelijk pad dat tussen Ten Boer en Winneweer ligt.

Start: Goudkantoor

Het Goudkantoor aan het Waagplein is een prima start om op de pedalen te stappen. Een juweeltje van een pand in het hart van de stad. In de 17de eeuw werd hier belasting geïnd en goud gewaarmerkt en het Waagplein dankt zijn naam aan het feit dat alle handelswaar hier werd gewogen, waarna het op de Grote Markt verder werd verhandeld en verkocht. Goederen die de provincie in gingen werden via de Stadsweg en het Damsterdiep vervoerd.

Eenmaal de binnenstad uit passeer je in noordelijke richting de wijk Lewenborg, vernoemd naar boerderij De Leeuwenburg en die verwijst weer naar de familie Lewe. Die mooie, monumentale borg aan de Stadsweg was altijd een markant ijkpunt voor veel reizigers en omwonenden, maar werd een paar winters geleden door brand verwoest.

De hieraan grenzende jaren 70-wijk is op zichzelf ook karakteristiek omdat de gemeente Groningen destijds de eigenzinnige tuinarchitect Louis le Roy inschakelde voor de groeninrichting. Zijn filosofie was: grijp eerst in de openbare ruimte in en laat de natuur vervolgens haar gang maar gaan. Het bijzondere groengebied is tot op de dag van vandaag nog het kloppend hart van deze volkswijk.

Kloosterkerk in Ten Boer

Molens, kerken, kalkovens

Via een oude binnendijk aanbeland in Ten Boer biedt het ongeveer 35 hectare grote Ten Boersterbos een lekker stukje schaduw voor een verdiend pauzemoment. Bezienswaardigheden in deze buurt zijn onder meer de kleine koren- en houtzaagmolen Bovenrijge en de 13de-eeuwse kloosterkerk. Die zie je al van ver, hoog op de wierde. Ooit hoorde de kerk bij het Benedictijnerklooster van Ten Boer, maar in 1505, toen het klooster niet meer in functie was en de stad Groningen belegerd werd, deed het bedehuis dienst als vesting.

De Stadsweg was toen al een van de weinige, doorgaande wegen en daarom uiteraard van strategische belang. Ook gaaf om te zien, als getuigen uit weer een heel ander tijdvak, zijn de drie kalkovens in Garmerwolde. Ze herinneren aan de fabriek de Merapie uit 1876, waar schelpen tot kalk werden verbrand en daarna geblust. Die gebluste kalk vormde de grondstof voor het pleister- en metselwerk en werd gebruikt voor de verbetering van landbouwgrond. Als industrieel monument bleef dit trio intact.

De Kaak van Kröddeburen

Wat er – vaak al lang – niet meer is, is soms nog wél duidelijk zichtbaar in het landschap. Al zijn het maar contouren. Zoals het borgterrein Tammingahuizen tussen Ten Post en Winneweer. De gelijknamige borg die aan de oude Stadsweg lag, verdween, maar de entree, een “oprijlaan” dwars door het gras, ligt er nog.

Bij het gehucht Kröddeburen begint de Stadsweg met slingeren, omdat-ie daar de oever van de voormalige rivier de Fivel nog volgt. In de Middeleeuwen vormde de handelsroute op precies deze plek een grens: aan de oostkant lag het kerspel Wittewierum in de rechtsstoel Eesterrecht (waar recht gesproken werd). Aan de westzijde lag het kerspel Stedum in de gelijknamige rechtsstoel. Bij de oude gerichtsplaats stond tot 1769 een schandpaal, de Kaak.

Nu fiets je er door een lieflijk groen decor, ooit vonden er gruweldaden plaats. Bij de verbouwing van een kruipruimte van een huis in Kröddeburen werden eind jaren 90 nog twee skeletten zonder hoofd opgegraven; hoogstwaarschijnlijk zijn de lichamen hier na een executie aan de schandpaal begraven.

Noorddijk

Bedrijvig Garrelsweer

Bij Winneweer gaat de weg het Damsterdiep over en voert je verder naar Garrelsweer, een van de vele geteisterde dorpen op de provinciekaart. Het monumentale erfgoed heeft ook hier duidelijk te lijden onder de aardbevingen door de gaswinning in Groningen. Wat nu een ogenschijnlijk onbeduidend dorpje aan de waterweg is met een paar honderd inwoners, was ooit wel degelijk een levendig handelscentrum.

Al in de 11de eeuw werd het als “Gerleviswert” vermeld in een akte. Dat vlekje op de kaart had toen de beschikking over marktrechten, kende een eigen munt en mocht tol heffen. Garrelsweer speelde trouwens ook een rol in de Tachtigjarige Oorlog. In de aanloop naar die eindeloze jaren van strijd vonden hier al in 1568 de eerste schermutselingen plaats.

Wie nog op tijd is – want het al jaren leegstaande pand staat op de nominatie voor sloop – vindt aan de Stadsweg in Garrelsweer nog een bijzonder fabrieksgebouw: steenfabriek Enzelens, een van de ooit 13 steenfabrieken langs het Damsterdiep. Daar werd turf uit de veenkoloniën aangevoerd. In deze fabriek werden de zogenaamde “Enzelenzer Tichels” gebakken. Deze stenen zijn kenmerkend voor het Groninger rood van veel huizen in dit gebied.

De kleur is te danken aan de verhouding van kalk en ijzeroxide. De vele steenfabrieken zorgden voor een bloeiende steenindustrie in Groningen. Nog zo’n voorbeeld is steenfabriek Rusthoven in Wirdum, een pareltje van industrieel erfgoed aan het Damsterdiep. Het Groninger Landschap heeft zich over de ruïne ontfermd en wil de bijzondere locatie weer toegankelijk maken voor bezoekers.

Dapper Appingedam

Belegerd, bezet, geplunderd en weer herrezen: dat is manhaftig Appingedam ten voeten uit. Aan het Damsterdiep, dat de middeleeuwse stad doorklieft, was het eeuwenlang een bedrijvigheid van jewelste. Met pannen- en steenbakkerijen, kalkovens en scheepswerfjes en molens voor het malen van graan, het zagen van hout en persen van olie.

In dit welvarende stadje waren veel ambachtslieden actief. Leerlooiers en wevers, zeep- en lijmzieders, azijnmakers. Appingedam telde daarnaast een flinke handvol bierbrouwerijen en enkele jeneverstokerijtjes. De monumenten rijgen zich hier zij aan zij aaneen. Museum Stad Appingedam vertelt hun verhalen.

Monument van Oterdum

Van de kaart gegumd

Havenstad Delfzijl is het eindpunt van onze fietstocht: aan de andere kant van de Eems zie je Duitsland liggen. Een stadsstrand, een boulevard, Amsterdamse School-architectuur, sporen van Maigret, er valt van alles te beleven in Delfzijl.

Maar wat misschien nog meer tot de verbeelding spreekt is een verdwénen dorp aan zee. Veel van de oorspronkelijke handelsreizigers op de Stadsweg die koers zetten naar Duitsland scheepten vroeger in Oterdum in op de boot. Het monument op de dijk en de teruggeplaatste graven zijn de enige tastbare herinneringen aan dit dorp aan zee, dat vorige eeuw door de vooruitgang is opgeslokt.

Na de watersnoodramp van 1953 moesten alle dijken in Nederland op deltahoogte gebracht worden, en aangezien Oterdum direct tegen de dijk lag moest een deel van het dorp, te beginnen met de kerk, wijken voor de nieuwe, veel bredere, dijk. Toen liep Oterdum langzaam leeg totdat er in 1975 niemand meer woonde. De opkomende industrie gaf het laatste zetje en gumde ook de dorpjes Weiwerd en Heveskes uit.

Tip voor de fietsers: in de (zomer)maanden kun je vanuit de haven van Delfzijl het voet- en fietsveer weer op voor een reisje naar Emden. Zo sluit je via het water alsnog aan op de oude handelsroute die in Duitsland verder gaat onder de naam Friesischer Heerweg.