Tekst: Marloes de Moor | Fotografie: Adobe Stock
Nachtenlang doorhalen om een babyegeltje de fles te geven. Met geduldige toewijding wonden verzorgen. Uren achtereen hokken schoonmaken. Eddy en Linda de Jong van ’t Egelhuus in Hollandscheveld zetten zich al jarenlang met hart en ziel in voor zieke en verzwakte egels. ‘Het geeft een goed gevoel als ze er weer bovenop komen.’
In de achtertuin staat een rek met klam wasgoed. Een lege kruik Berenburg naast de stenen barbecue. Eddy’s uitgeschopte klompen op het terras. Een loungehoek onder de overkapping. Speelgoed op het terras. Picknickbanken in het hoge gras.
Een houten bewegwijzeringsbordje maakt de bezoeker wegwijs in dit gezellige huishouden van Linda en Eddy de Jong in Hollandscheveld: links de speelplaats, rechts de egelopvang, ook wel ‘t Egelhuus. Wie in Drenthe een gewonde, zieke of magere egel vindt, weet dat hij dáár moet zijn.
Op kleine schaal van start
Linda en Eddy zetten zich al jaren met hart en ziel in voor egels. Hoe stoer motorfietsmonteur Eddy ook oogt met zijn getatoeëerde armen en zijn voorliefde voor ronkende motoren, hij deinst er niet voor terug nachtenlang op te blijven om een babyegeltje de fles te geven. Laconiek haalt hij daarover zijn schouders op: ‘Ik doe altijd de nachten. Vind ik geen punt. Maar de egelopvang begon ooit met haar,’ zegt hij, met zijn vinger op Linda wijzend.
‘Ik ben bevriend met een dierenarts. In 2006 vroeg hij een keer of ik tijdelijk voor een nestje egels wilde zorgen. Dat heb ik gedaan. Doordat een egelopvang in Havelte ermee stopte, kwamen steeds meer mensen met egels bij mij. Het was toen nog op kleine schaal. Later ben ik het samen met Eddy gaan uitbreiden. We hebben de stichting ’t Egelhuus opgericht, zodat we geld van donateurs en sponsors kunnen ontvangen.’
Jonkies zonder moeder
Eddy bouwde in een blokhut houten hokken waar de egels kunnen verblijven. De doordringende geur van egelontlasting ruiken Linda en Eddy al niet eens meer. Ze zijn het gewend. Als bezorgde ouders staan ze voor de hokken in de verduisterde blokhut. ‘Deze heeft het moeilijk,’ zegt Linda. ‘Hij ademt zwaar en heeft het benauwd. Longworm is de oorzaak. Daar geven we 'm medicatie voor.’
Schuw steekt het dier zijn kop door een gat in de kartonnen doos, die Eddy bij wijze van huisje heeft gemaakt. Ooit woonde er een integraalhelm in die doos – het logo staat nog aan de buitenkant –, nu is hij het domein van de egel. ‘Ik krijg die verpakkingen via mijn werk bij de motorzaak en kan ze goed hergebruiken,’ legt hij uit.
Behoedzaam haalt hij een andere egel uit een hok. ‘Zolang de stekels één richting opgaan, prikken ze niet en kun je ze makkelijk met blote handen vasthouden.’ Het onderlijfje voelt zacht en warm aan. Nieuwsgierig kijkt de egel rond. Aan zijn zwarte neusje hangt een druppel. ‘Mensen vragen weleens of hij verkouden is, maar dat hoort gewoon bij hem. Een egel kan wel longontsteking krijgen. In zo’n geval dienen we antibiotica toe met een injectiespuit.’
In de hokken heerst een serene rust. ‘Egels ademen maar één á twee keer per minuut. Je zou daardoor soms bijna denken dat ze dood zijn,’ zegt Eddy. Bij elk hok hangt een handgeschreven briefje met daarop de datum van binnenkomst en het aantal grammen dat het dier per dag is aangekomen. Elke egel heeft een nummer en geen naam. ‘Mensen die ze brengen, geven ze soms wel namen. Vooral kinderen vinden dat leuk. Wij werken liever met nummers. Als mensen willen weten hoe het is afgelopen met een egel die ze hebben gebracht, kunnen wij met het nummer erbij meteen zien hoe het ermee gaat.’
Verzwakte egels na droge zomer
Ervaring met egels hadden Eddy en Linda aanvankelijk niet. ‘Er bestaat geen opleiding voor,’ zegt Eddy. ‘We leerden veel door vragen te stellen aan de dierenarts en aan mensen die al veel met egels werken.’
Als iemand een egel wil komen brengen, vraagt Linda eerst wat er aan de hand is. ‘Het kan zijn dat het gedrag helemaal niet zo vreemd is. Zo is het niet gek dat een egel zich overdag oprolt. Het is een nachtdier. Maar als een egel overdag rondzwerft, in het gras ligt, zichtbaar ziek of te klein is, is het verstandig om te komen.’
Vanwege de droogte in de zomer is het druk geweest bij ’t Egelhuus. ‘We kregen veel egels binnen die te mager of te zwak zijn. Ze eten insecten, wormen en slakken die in vochtige grond leven. Als de aarde droog is, kunnen ze geen eten vinden,’ legt Linda uit. Vermagerde egels voedt ze bij met kattenbrokjes en speciale egelmelk. ‘Dat is géén gewone melk,’ benadrukt ze. ‘Daar zit lactose in en daar kunnen egels absoluut niet tegen.’
Ook in september is het spitsuur bij ’t Egelhuus. Dat is de periode waarin de jonkies opgroeien. De moeders gaan verder bij ze weg, waardoor de kans groter is dat ze overreden worden of gegrepen worden door een ander dier en niet meer terugkeren. De jonkies verlaten vervolgens het nest, omdat ze honger hebben. ‘We voeden ze bij totdat ze na zes weken fit genoeg zijn om zichzelf te redden,’ vertelt Linda.
‘Soms komt de moeder een dag later toch tevoorschijn en kunnen ze alsnog terug. Bij hun eigen moeder opgroeien is natuurlijk altijd beter. En het scheelt een hoop slaap,’ grinnikt Eddy.
Als de egels voldoende aangesterkt zijn, worden ze meestal op dezelfde plek teruggezet. ‘Dat kan bij mensen in de tuin zijn. Zij vinden het leuk als het nest weer terugkomt. Zolang ze ervoor zorgen dat de egel genoeg te eten heeft en hij via het struikgewas gemakkelijk naar andere tuinen kan lopen, kan hij daar prima leven.’
Van kop tot kont gewond
Het gaat niet altijd om vertederende jonkies. ’t Egelhuus krijgt ook zwaar gewonde egels binnen. Ze zijn onder de grasmaaier gekomen of aangevallen door honden en hebben daar diepe wonden of slepende achterpootjes aan overgehouden.
‘Ik ga in zo’n geval eerst naar de dierenarts om te kijken in hoeverre het dier kans heeft te herstellen. Soms is een spuitje beter. Maar ik heb ook meegemaakt dat een egel van kop tot kont open lag en toch overleefde. Hij begon meteen al te eten, wat een goed teken is. De wond was niet te diep en kon nog dichtgroeien.’ Eddy knikt: ‘Egels zijn heel hard voor zichzelf, waardoor ze vaak in staat zijn te overleven.’
Linda herinnert zich nog goed de egel die in de maaimachine was gekomen, waardoor zijn kop gescalpeerd was. ‘Die krijgt een spuitje, dacht ik. Hij redde het toch. Het lukte om hem helemaal op te lappen. Een knapperd was hij niet meer. Zijn ene oog was dichtgegroeid, maar het was wel weer een gezonde, sterke egel. We konden 'm terugzetten in de natuur. Het geeft een goed gevoel als een egel er weer helemaal bovenop komt.’
Om de wond goed te laten herstellen is het belangrijk om 'm schoon te houden. Linda zit soms hele avonden met geduldige toewijding maden of vliegeneitjes tussen de stekels van een egel vandaan te halen. ‘Dat gebeurt met een pincet. Vervolgens behandelen we de wond ook met wondspray. Het is een heel karwei, maar je kunt daarmee wel hun leven redden.’
Beestenboel in de tuin
‘Mama, houd je meer van de egeltjes dan van mij?’ heeft dochter Kiara (7) weleens gevraagd. ‘Natuurlijk niet! zeg ik dan,’ lacht Linda. Maar er zit veel tijd in de egels, geeft ze toe. ‘Alleen het schoonmaken van de hokken kost elke dag al twee uur. Dat doet Eddy na zijn werk. Zelf werk ik 32 uur per week als boekhouder. Dat is verspreid over vijf dagen, dus de middagen ben ik wel thuis.’
Momenteel vangen Eddy en Linda zes egels op. ‘We houden een maximum van tien aan. Vroeger hebben we er wel 100 gehad. Toen werkten we met twee vrijwilligers. Hoewel zij hun werk super deden, zijn we daarmee gestopt. We hadden te weinig privacy. Ze bleven vaak tot tien uur ’s avonds. Ons hele leven stond in het teken van de egelopvang. We hebben ook nog een eigen leven en een dochter die we veel aandacht willen geven.’
Linda en Eddy lopen door de diepe achtertuin, die grenst aan een wild bos. Een late zon strijkt langs de boomkruinen. Trots tonen ze hun kippen, een haan, eenden, konijnen, cavia’s, een volière met parkieten, twee geiten, twee honden, twee zwerfkatten, witte ratten. Een eindje verderop heeft Linda op een landje ook nog twee paarden. Parmantig staat een van de geiten bovenop de picknicktafel. Verderop heeft een rafelige poes, Vlekkie, een plekje gevonden. In het voorbijgaan geeft Eddy haar en aai: ‘Lig je lekker, oude dame?’
En dan vangen ze momenteel ook nog eens twee jonge eekhoorns en een babyhaasje op. De eekhoorntjes werden zonder moeder gevonden onder een boom. Linda voedt ze bij met speciale melk. Het haasje ligt slaperig in een kistje en slaat schuchter een bruin oog open. De eekhoorns spelen op de takken in de afgesloten volière. Hun rossige staarten dansen zwierig achter hen aan.
Hart voor dieren
‘We zijn allebei gek met dieren,’ verklaart Linda. ‘Gelukkig houdt Eddy er ook van, anders was dit nooit gelukt.’
‘Je moet hart voor dieren hebben. En een beetje gestoord zijn,’ zegt Eddy en werpt een blik op hun door dieren bevolkte achtertuin. ‘We leerden elkaar kennen via de fretten, die we ook allebei leuk vinden.’ Een gedeelde liefde. ‘Toen ik een zieke fret opving, bracht een collega me in contact met Eddy. Hij gaf mij er advies over. Zo sprong de vonk over.’
Binnen in huis koesteren Linda en Eddy de meest kwetsbare kleintjes, de jonkies die hun moeder kwijt zijn. In hun hokken liggen matjes die een constante warmte van 37 graden geven. ‘Als ze onderkoeld zijn, warmen we ze daarmee op. Dat werkt beter dan een kruik.’
Linda haalt een van de “couveuses” tevoorschijn en toont een aandoenlijk stekelig diertje. ‘Deze is nog maar twee weken oud. Bij drie weken vind ik ze het schattigst.’ Egeltjes die net geboren zijn hebben nog geen stekels. Linda heeft een babyegel van één week oud op sterk water. Ze laat de fles zien, met daarin een kwetsbaar schepseltje. ‘Die gebruik ik voor educatie op scholen. Maar ook als aandenken.’
Eddy weet het nog goed. ‘Op een avond werden we gebeld over een babyegel, die op de oprit van een camping lag. We zijn er meteen heen gereden. Het egeltje lag er nog! Slechts één week oud. Schokkend. Ik snap niet dat mensen het niet oppakken. Een babymens laat je toch ook niet zomaar op straat liggen?’
Eddy stopte het jonkie meteen onder zijn trui en probeerde het dicht tegen zijn lichaam aan op te warmen. Het was al te laat. Het dier stierf in zijn handen. ‘Dat greep me echt aan. Ik zal het nooit vergeten. Het zal voor ons altijd een bijzondere herinnering blijven. Die koesteren we in deze fles.’
Dit verhaal verscheen eerder in Noorderland 2019-7.
- Marloes de Moor
- iStock