Zoutkamp: van stoer vissersdorp naar toeristisch troetelkind

Een beetje kleur kon Zoutkamp na vijftien jaar somberheid wel gebruiken.

Tik ‘Zoutkamp’ in op Google en je ziet… foto’s van de gekleurde huisjes. Geen fotograaf laat ze met rust. Ooit waren het niet meer dan een paar verveloze boetschuren. Zo dood als een pier was Zoutkamp na de afsluiting van de Lauwerszee in 1969. Een verdrietig vissersdorp in ruste. Nu, een halve eeuw later, bloeit het stadje als nooit tevoren. De vissersvloot telt weer net zoveel schepen als voorheen. De garnalenafslag is terug in het dorp. Visjes hangen te drogen, schepen leggen aan, terrassen stromen vol, toeristen flaneren langs de kade. Schilderachtig Zoutkamp leeft!

Waar kunnen we die gekleurde huisjes vinden?’ Het is de meest gestelde vraag die Frieda Buitjes (59), vrijwilliger van het Visserijmuseum Zoutkamp, van toeristen krijgt. Op internet circuleren ontelbare foto’s van de kleurrijke loodsen aan de Reitdiepskade, vaak afgezet tegen een felblauwe lucht. Ze doen denken aan de bekende Scandinavische vissershuizen en ademen dezelfde onbezorgde vrolijkheid als de fleurige villa’s op de Nederlandse Antillen. 

Trots op veerkracht

Een beetje kleur kon Zoutkamp na vijftien jaar somberheid wel gebruiken. ‘Na de afsluiting van de Lauwerszee in 1969 was Zoutkamp zo dood als een pier,’  vertelt Frieda. 

Ze was destijds pas tien jaar, waardoor het drama grotendeels langs haar heen ging. ‘Als kind speelde ik in de oude huisjes die leeg stonden en verkrot waren. Pas later besefte ik hoe erg het was. Het hele dorp leefde van de visserij. Ons leven was daarmee verbonden. Mijn vader voer als knecht op de ZK4, de Albatros. Ook mijn opa was visserman. Ik herinner me hoe heel vroeg in de morgen, rond een uur of vier, de klompen door de straatjes klepperden. Dan wist je dat de mannen naar hun schepen liepen. De vrouwen en kinderen pelden garnalen aan tafel. Dat viel weg; er was geen bedrijvigheid meer. Een heel deprimerende tijd.’ De geur van gedroogde vis, schoolkinderen die naar garnalen roken, aan de hand van je vader naar storm en springtij kijken. Het was allemaal voorbij. 

‘Toch zijn we langzamerhand weer opgekrabbeld. De visafslag verhuisde naar Lauwersoog. Van daaruit hebben we inmiddels weer een bloeiende vissersvloot met ruim 30 schepen, net zoveel als in 1969. Op de zijkant staat nog steeds ZK, zoals we destijds hebben afgedwongen. Ook de garnalenafslag is terug in het dorp. Ik ben trots op de veerkracht van de Zoutkampers. We hebben er toch weer wat van weten te maken.’ 

Smakeloze bende

Doordat ook de nieuwe generatie Zoutkampers nog graag visser wil worden, werd een leegloop in het dorp voorkomen. Zoutkamp zit, anders dan veel andere, kleine Groningse dorpen, goed in de voorzieningen met onder andere een bakker, slager, kapper, drogisterij, supermarkt, hengelsportzaak, een ijssalon en verschillende restaurants. 

De populaire gekleurde huisjes aan de Reitdiepskade waren volgens Frieda vroeger niet meer dan een paar verveloze loodsen, waar weinig gebeurde. ‘Ondernemer Matthijs van der Ploeg heeft het aanzicht eind jaren 90 flink verbeterd en geïnvesteerd in ons dorp. Het heeft daardoor echt een boost gekregen.’ 

‘Zonder mij was Zoutkamp dood geweest,’ zegt Van der Ploeg (67), eigenaar van garnalen- en schelpenhandel De Rousant én de man achter de gekleurde huisjes, daar zelf onomwonden over. ‘Het was één grote smakeloze bende in Zoutkamp. Allemaal van die grauwe, horizontale huisjes.’

Van der Ploeg bracht verschillende horecagelegenheden in het dorp, zoals Restaurant ZK 86, pizzeria l’Ancora en ijssalon De Boeter. Ook restaureerde hij een aantal historische panden, waaronder een voormalige sluiswachterswoning en een arbeidershuisje. Zoutkamp ligt hem na aan het hart. 

Zeventien jaar was hij toen hij op 22 mei 1969 ‘s avonds om kwart voor acht bij ondergaande zon de laatste foto’s van het vissersdorp bij hoog water nam. Nooit zou het meer eb en vloed worden. De volgende dag zag hij vanuit de reddingssloep van een schelpenzuiger hoe de laatste afgezonken caisson de Lauwerszee afsloot. Vurig hoopte hij dat het zou mislukken. 

Enige garnalenafslag

Van der Ploeg stapte in 1972 in het garnalenverwerkingsbedrijf Heiploeg. Zijn overgrootouders legden daarvoor de basis, waarna zijn opa en vader het bedrijf runden. Halverwege de jaren 90 verkocht hij zijn aandelen en begon met garnalen-en schelpenhandel De Rousant. 

Met De Rousant bracht Van der Ploeg de garnalenafslag en daarmee ook de schippers en vissersboten terug in Zoutkamp. ‘Wij zijn de enige garnalenafslag in Nederland. Dat wil zeggen dat we uitsluitend garnalen verwerken en geen andere vis zoals dat op andere afslagen gebeurt.’ 

Trots wijst hij op het wapenschild met “hofleverancier” dat aan de muur hangt. ‘Ze zeggen dat je 100 jaar moet bestaan om hofleverancier te zijn. Maar ik zal je wat vertellen: toen koningin Juliana in 1950 in Hotel de Doelen in Groningen verbleef, wilde ze graag garnalen eten. Mijn opa kreeg een telefoontje met de bestelling. Diezelfde avond nog is mijn oma ze gaan pellen en bracht mijn opa ze met zijn T-Ford naar Groningen. Later ontvingen zij een telegram waarin de koningin hen bedankte en vertelde dat de garnalen zo lekker waren. Nou, ben je dan hofleverancier of niet?’

Van der Ploeg is tot in elke vezel een Zoutkamper, maar beschikt tegelijkertijd over de bravoure en het temperament van een mediterraan. Zuchtend hangt hij aan de telefoon om een paar antieke lantaarnpalen te bestellen: ‘Mensen die de telefoon niet oppakken! Een ramp!’ En ambtenaren! Begin er niet over, want zijn bloeddruk loopt op.

Publiekslievelingen

Niks ’t kon minder, hoe Gronings die kreet ook is. Hij werkt nog steeds zeven dagen per week en barst van de ideeën om Zoutkamp nóg aantrekkelijker te maken. ‘Op dit moment ben ik bezig met de bouw van een luxe spa en wellness-hotel met acht kamers. De vuurtoren ga ik ook opknappen. Daar komt een zwemstrandje bij. Dertig jaar geleden had ik precies in mijn hoofd hoe Zoutkamp moest worden. Veel heb ik gerealiseerd, maar nog niet alles.’

Eind jaren 90 bezocht Van der Ploeg een beurs, waar een stand met gekleurde huisjes hem op een bijzonder idee bracht.

‘Die huisjes wilde ik ook in Zoutkamp. Ik voorzag de loodsen van red cederhout en liet ze in verschillende kleuren schilderen. Toestemming heb ik niet gevraagd. ‘Als het niet mag, verf ik ze de volgende dag gewoon weer zwart,’ zei ik. Dat is nooit nodig geweest. Ken je die slagzin van Vonhoff? “Er gaat niets boven Groningen.” Toen hij die zin uitsprak op de televisie, zag je op de achtergrond onze gekleurde huisjes.’ 

In de loodsen zitten onder andere een nettenmakerij, het kantoor van de schelpenverkoop, een afdeling hydrauliek, een timmermanswerkplaats en woonruimte voor drie vissers. Ze werden het handelsmerk van Zoutkamp. Publiekslievelingen.

Toeristisch handelsmerk

Al is het toerisme er volgens Frieda Buitjes altijd wel geweest. ‘Vroeger ging de Badboot naar Schiermonnikoog. Dat gaf veel reuring. ’s Avonds gingen mijn vriendinnen en ik naar de kade om naar de terugkerende boot te kijken. Opgeschoten jongens keken naar de meisjes en gaven commentaar: ‘Die is bruin geworden!’ of ‘Die is verbrand’. Onder het Korte Hoofd zochten we naar dubbeltjes die de dagjesmensen uit hun beurs hadden laten vallen. Tussen de planken zaten namelijk flinke kieren.’ De toeristen bleven ook na de afsluiting van de Lauwerszee komen. Het Visserijmuseum trekt ongeveer 10.000 bezoekers per jaar uit binnen- en buitenland. ‘Veel natuurliefhebbers, fietsers en wandelaars weten ons dorp te vinden. In die zin heeft het nieuwe natuurgebied rond het Lauwersmeer ons ook veel goeds gebracht.’

Wie dwars door het Groninger landschap met zijn strakke lijnen, eindeloze vergezichten, desolate kleigronden en landerijen fietst, voelt zich nietig. De noordoostenwind heeft er vrij spel, fluit tussen de spaken, doet het frame beven en slechts af en toe passeert met een stofwolk een melkwagen of vrachtauto. Binnen dat lege landschap weren dorpjes als Houwerzijl, Zuurdijk, Kloosterburen, Kleine Huisjes en Wierhuizen zich dapper. En dan dient zich ineens Zoutkamp aan. 

Onmiskenbaar een buitenbeentje. Hier vliegen de krijsende meeuwen niet achter tractoren, maar vissers-boten aan. Het ruikt er naar vis, touw en teer, de bries is er zilt. De mannen hebben zeebenen, dragen rubberen laarzen. Op de kade hangen gezouten visjes aan spiesen te drogen. Vissers vegen het dek van hun kotter schoon. De netten nog zijn nat van de zee. Kalm vlijt het water tegen de dukdalven. 

Paling roken

Gille Postma (55) wandelt naar zijn palingrokerij in de blauwe loods aan de Reitdiepskade, het laatste gekleurde huisje. Achter hem aan huppelt zijn 14 jaar oude hond. Hij is de vijfde generatie uit de Zoutkampse palingvissersfamilie Postma. Enkele keren per week trekt hij er ’s morgens vroeg met zijn palingboot, de ZK6, op uit om fuiken uit te zetten in het Reitdiep of de Groninger maren. ‘Om tien uur keer ik terug om ze weer binnen te halen. Mijn neef Gille gaat mee. Hij weet hoe het werkt en kan het van me overnemen als dat ooit nodig is.’

Toen Gille niet meer van uitsluitend de palingvangst kon leven, begon hij samen met zijn vrouw Alma een rokerij en viswinkel. ‘We verkochten toen vooral stoof- en bakpaling, gerookte paling, rode poon en makreel. Later hebben we de zaak uitgebreid met verse en gebakken vis, garnalen, langoustines en oesters van ’t wad. Die halen we van onze eigen vissers bij de afslag in Lauwersoog.’

Twee jaar geleden openden Gille en Alma Postma een nieuwe winkel met meer zitplaatsen aan de binnenhaven van Zoutkamp. Het moderne, strakke interieur wordt afgewisseld met traditionele vissersattributen en oude foto’s. Aan een van de tafels zit een medewerkster “live” verse garnalen te pellen. Het eerste groepje Duitse toeristen is al gearriveerd en bestelt een broodje gerookte zalm.

Typisch Zoutkamps? ‘Garnalen in ’t zuur,’ zegt Gille vastbesloten. Hij scheurt een strookje van de vis die aan de spiesen te drogen hangt. ‘En zoute, gedroogde vis. Lekker voor bij de borrel!’

Als hij naar de ZK6 slentert, volgt zijn hond hem op de voet. ‘Vroeger ging hij altijd mee aan boord. Maar nu hij oud is, blijft hij op de wal. “Ik houd het voor gezien. Ik zie jullie wel weer,” lijkt hij te denken,’ grinnikt Gille.

Dierbare verzameling

Van der Ploeg rijdt intussen met onstuitbare energie in zijn witte Scania door Zoutkamp. Zijn bedrijf beschikt over 15 Scania’s, de oudste uit 1962, de jongste uit 1999. ‘Ze gaan eeuwig mee,’ verklaart Van der Ploeg, die bij elke wagen ook het kilometeraantal noemt. ‘Die daar heeft 1,3 miljoen kilometer gelopen. En die 1 miljoen.’

Voor een man die zoveel nieuws bracht in Zoutkamp en als een van de eersten een windmolen op zijn erf neerzette, heeft hij een opvallend zwak voor het oude en alles wat voorbij gaat. 

Op camping De Rousant en in zijn (museum)restaurants voorziet hij niet alleen zijn gasten, maar ook zijn dierbare verzamelingen van een aangenaam verblijf. 

Zo herbergt hij in een verblijfsruimte bij de camping onder meer sluisdeuren uit 1915 waar zijn opa nog aan heeft gewerkt, een lichtreclame van Vivo, een handkar, de voorkant van een T-Ford omgebouwd tot bar, een preekstoel, een antieke motor, een Engelse telefooncel. In zijn restaurants kunnen bezoekers verrast worden met oude treinlocomotieven, een kleine terreinwagen of een brandweerkar.

Op het campingterrein bevinden zich boeien die zijn omgebouwd tot toiletgebouw en even verderop een roestig ankerkerkhof. Trots toont Van der Ploeg zijn inventieve bouwsels, waarbij hij veel waarde hecht aan het gewicht. ‘Die boeien zijn 3000 kilo per stuk. De ankers 7500 in totaal. Ik ga ook nog de Poseidon, een oude garnalenkotter, op de camping zetten. Die staat nu nog op de jachtwerf in Zoutkamp.’ Als de kampeerder nog geen nautisch gevoel had, krijgt hij het hier vanzelf.

Minimuseum

Al rijdend komen de herinneringen aan het dorp van zijn jeugd vanzelf boven. ‘Hé, daar loopt. Jan. Die zat bij me in de klas in 1967. Onder de keukentafel kon je aardappelen poten. Jan nam namelijk altijd de kortste weg naar huis: die ging door de volkstuintjes.’ ‘Kijk, aan dat huis zit een koperen aak. Die heb ik gemaakt toen ik verdrietig was, omdat mijn verloofde het uitmaakte.’ ‘Hier liep ik de school uit om met mijn opa mee te gaan. Op mijn 12e reed ik al in zijn Opel Blitz. Hij leerde me alleen achteruitrijden, want vooruit kan iedereen.’

Bovenin het rode huis aan de Reitdiepskade 6, dat wordt bewoond door zijn zoon Rienk-Jan (34) en zijn gezin, richtte hij een minimuseum met historisch vis-gerei in. Net als veel andere panden van Van der Ploeg, zit ook het huis van zijn zoon goed in de patrijspoorten. ‘Matthijspoorten noemen ze het ook wel,’ lacht hij.

Als hij na een lange ronde het dorp weer binnenrijdt, springt meteen een reusachtige rode boei in het oog. ‘Die heb ik met mijn oude Scania uit 1979 opgehaald uit Boston in Engeland. Dat ding was 3 meter 20 breed, de auto maar 2 meter 40. Toch is het gelukt. We kregen geen klapband. En zie het resultaat: dit is toch mooi als je een dorp binnenrijdt! Dan weet je meteen: dit is een vissersdorp!’ Hij laat de motor van zijn Scania ronken, tuurt wat weemoedig naar de boei en de avontuurlijke herinnering die erbij hoort. De ondergaande zon flakkert door de boomkruinen. ‘Laatst hebben ze een nieuwe slogan bedacht,’ verzucht hij. ‘”Zoutkamp heeft het.” Wat heeft Zoutkamp? Griep, pleuris, tyfus? Hoe bedenk je het! Schei toch uit. Zoutkamp lééft!’

Bron: Marloes de Moor | Beeld: André van der Meulen

Laatste nieuws