Kijken mag, óók met je handen

In het Museumhuis, een idee van grootschatbewaarder Vereniging Hendrick de Keyser, maak je zonder afzetkoordjes een tijdreis langs bouwstijlen én bewoners van eeuwen.

Kennismaken met ons collectieve erfgoed kan bij uitstek in een museum. Alleen jammer dat je nergens aan mag zitten. Dat kan anders. In het Museumhuis, een idee van grootschatbewaarder Vereniging Hendrick de Keyser, maak je zonder afzetkoordjes een tijdreis langs bouwstijlen én bewoners van eeuwen. Een zintuiglijke beleving die aftrapt in het Noorden. 

Kijken met je ógen, niet met je handen!’ Dat opvoedkundige standje kregen de meesten van jongs af aan al mee. Dus ja, ’t is even wennen in het Museumhuis dat geen museum en ook geen huis (meer) is, maar een mix van beide. Regel één: doe vooral of je thuis bent. In de vaak historische vertrekken hoeft niet te worden gefluisterd. Handen op de rug? Nergens voor nodig. Geneer je niet, pak er een antieke stoel bij, schuif aan tafel, dezelfde waar de baron ooit zijn gasten ontving. Check even wat de pot zoal schafte rond 1900. Kortom: maak a trip down memory lane met een audiotour op je hoofd. De beleving is compleet.

Erfgoed voor de toekomst

‘Honderd jaar is een mooi moment om de balans op te maken,’ zegt Valentijn Carbo. Hij is als architectuurhistoricus en conservator Museumhuizen verbonden aan de in 2018 jubilerende Vereniging Hendrick de Keyser. ‘We hebben een fantastische collectie opgebouwd van 422 panden, uit de periode 1550 tot 1985 (het jongste pand is Huis Naalden in Best). Dat is uniek in Europa.’ Het oudste huis dat de vereniging in bezit heeft, met een stenen kern uit de 14de eeuw, staat aan de Dijkstraat in Appingedam: Museum Stad Appingedam is er gevestigd. ‘Er is zoveel moois, en toch is onze vereniging redelijk onbekend,’ zegt Valentijn. ‘Veel van de panden zijn verhuurd en dus niet toegankelijk voor een groot publiek (wel voor de leden). Het wordt tijd dat we meer naar buiten treden, publieksgerichter gaan werken. Want hoe meer mensen zich verbonden voelen met deze historische huizen, hoe groter de kans dat dit erfgoed wordt doorgegeven en veiliggesteld voor de toekomst.’

À la Downton Abbey

Een kast of lade opentrekken? Voelen aan het bladgroen in de serre? Geen suppoost die je een tik op de vingers geeft en dat is ook de charme van het Museumhuis. De zwierige jugendstilvilla Rams Woerthe in Steenwijk bijt het spits af, als eerste van 35. Niet meteen de makkelijkste om aan te pakken. De villa, die in 1899 werd gebouwd door houthandelaar en filantroop Jan Hendrik Tromp Meesters, dateert uit een periode waarin behalve art nouveau meer bouwstijlen naast elkaar bestonden. ‘Onze uitdaging was de geest van het huis te pakken te krijgen en díe tot uitdrukking te laten komen in de inrichting.’ 

Dat is gelukt. Wie nu aanschuift in de rijk gedecoreerde eetkamer waant zich pardoes op de set van het Britse kostuumdrama Downton Abbey. Je hoeft maar met je ogen te knipperen of het decor komt tot leven: verhitte gouvernantes die in het kielzog van baldadige jongens door het huis vliegen, de keukenmeid die haar bebloemde handen aan het schort afveegt, de huisknecht die dof goud oppoetst, koper schuurt, messen slijpt. Eén belletje en kijk, daar komt een peloton bedienden aangesneld, armen vol geurende spijzen. De oude spijskaart van het gastenmaal in Rams Woerthe vermeldt gebraden kuikens en croquettes van aardappelen, kalfstong met aspergepunten en zalm met peterseliesaus. Ja, de hoge heren en dames wisten wel wat
lekker was! 

Vooral Jan Hendrik Tromp Meesters was tuk op dit soort copieuze diners en grote gezelschappen. Zijn echtgenote Anna-Catharina schonk graag thee voor het bezoek, in de intimiteit van de salon. Op de schouw staan zwart-witkiekjes van hun zoons, in de huiskamer hangt een schilderij van de hond. Gasten die hun neus volgen komen vanzelf in de knusse keuken uit, waar het kniepertjesijzer staat en altijd een nostalgische zweem vanille hangt. ‘Rams Woerthe is een gezellig huis en dat voel je, door al die elementen.’ Maar het is ook een huis dat
respect afdwingt. ‘Soms moeten onze vrijwilligers mensen echt aansporen,’ zegt Valentijn Carbo, ‘door te zeggen: u mág dat aanraken, hoor.’

Nagele: modeldorp in de polder

Het Museumhuis kent vele verschijningsvormen. Want ook in de Karwijhof in Nagele, het achter tekentafels ontworpen dorp in de Noordoostpolder, worden dit jaar (of begin volgend jaar) een tot twee doorzonarbeiderswoninkjes omgetoverd tot publiekstrekker. Behalve Museumhuis wordt de locatie Nagele ook een Monument en Bed: gasten kunnen straks een nachtje in de hof, in een typisch modeldorp slapen.

Dorp en hof – de vereniging heeft alle 32 huizen verworven – vormen een icoon van het Nieuwe Bouwen, de stroming die een vlucht nam in de jaren 50 en typerend was voor het optimisme van de wederopbouw. Trefwoorden: lucht, licht en ruimte. De opdracht om een “ideaaldorp” vorm te geven ging naar een groep vooruitstrevende architecten waaronder Aldo van Eyck,
Gerrit Rietveld, Jaap Bakema, Lotte Stam en Mien Ruys. In geen enkel ander dorp in Nederland werkten zoveel gerenommeerde ontwerpers samen. Nagele is hun modernistische visitekaartje. 

Eerste doorzonwoningen

Mooi? Lelijk? Over smaak valt te twisten, maar Nagele is bovenal het resultaat van een uniek experiment en herbergt de eerste doorzonwoningen van ons land. Criticasters zeggen dat het een dorp zonder ziel is: geen kerk met winkels in het midden, niks oer-Hollands aan. Maar daar is over nagedacht. De makers hadden ook een sociale missie en kozen daarom bewust voor een dorp zonder kern en dus zonder periferie. ‘Opdat alle bewoners, arm of rijk, in gelijkheid konden wonen,’ zegt Valentijn Carbo. 

Het “platte daken-dorp” brak ook op gebied van architectuur resoluut met het verleden. ‘In Nagele maakte je als bewoners letterlijk een nieuwe start, op alle fronten. Er werd dan ook streng geselecteerd op wie zich in de Noordoostpolder mocht vestigen; je moest wel geschikt zijn om samen, als pioniers, aan een gemeenschap te bouwen in die kale woestenij.’

De meeste huizen in de Karwijhof hebben hun oorspronkelijke indeling nog.
Karakteristiek voor die tijd zijn verder de Bruynzeelkeukens, het houtwerk, de beige kleuren (‘het rood dat je nu ziet is niet meer oorspronkelijk’) en het lichte design van de fifties. Valentijn: ‘Zoals de architecten het hadden bedoeld en zoals de bewoners het zelf inrichtten, dát verschilde nogal.’ Babyblauw, pastelroze? Skai? Nesttafeltjes op slanke schuine pootjes? Nou, naar de polder geëmigreerde landarbeiders namen meestal gewoon hun eigen, zware eikenhouten meubelen mee. ‘Eigenlijk zouden we beide woonkamers moeten laten zien, want het zijn twee verhalen: de visie van designers op papier en de praktijk van alledag.’

Fries staaltje Lodewijk XVI

Op de valreep van dit Culturele Hoofdstadjaar krijgt ook Leeuwarden een eigen Museumhuis. Het Huis Van Eysinga is een 18de-eeuws neoclassicistisch pand (‘met een 16de-eeuwse kern’) in een gaaf bewaarde Lodewijk XVI-stijl. Wat het drie bouw-lagen tellende pronkjuweel in de binnenstad mede zo de moeite waard maakt, is dat de interieurs van veel vertrekken intact zijn gebleven. Het souterrain, de bel-etage (de eerste verdieping met daaraan de belangrijkste kamers en zalen), het trappenhuis en een kamer op de eerste verdieping worden als museale ruimtes ingericht. Valentijn Carbo is enthousiast over de mogelijkheden: ‘In tegenstelling tot de familie Tromp

Meesters in Steenwijk is van deze familie en dit huis veel meer bewaard gebleven. Portretten, meubelen, porseleinen gebruiksgoed. Er zijn veel meer aanknopingspunten om een levendig verhaal te vertellen.’

Zo is een schilderij aangetroffen waarop de familie Van Eysinga poseert, omstreeks 1780, in de eetkamer. Een ruimte die nu nog intact is. ‘Zeldzaam natuurlijk. Het portret is als een foto, een momentopname van de mensen én van het huis zoals je dat een paar honderd jaar later nog kunt zien.’

Bron: Jolanda de Kruyf | Beeld: Jolanda de Kruyf

Laatste nieuws