Onder den hamer bij Joop van den Enden

In het Joop van den Enden Veilinghuis vind je méér dan antiek alleen.

Een vingertje prikt in de lucht. ‘Honderdvijftig, wie biedt meer dan honderdvijftig euro? Eenmaal, andermaal…’ De hamer zweeft aarzelend boven de tafel. ‘Verkocht!’ Het rijtje naakte dames, met blonde lokken en zwarte kraaloogjes, heeft een nieuwe eigenaar. Zo gaat dat in het Joop van den Enden Veilinghuis. Hier vind je méér dan antiek alleen. Dit is een plek van koesteren en loslaten, van afscheid nemen en weer verwelkomen. Nieuwe rondes, nieuwe kansen. Soms biedt de dood van de een hoop voor de ander. ‘Is dat ook niet hoe het leven gaat?’

Achter een rijtje plataanbomen, waar de eerste knop alweer in verschijnt, vind je het veilinghuis van Joop van den Enden. Een klein pandje met een sierlijke gevel, uit de tijd dat het Zuiderdiep in Groningen nog een ouderwetse gracht was die de goederenschepen naar de koophuizen een stukje verderop voerde. Ergens in die herinnering is Joop blijven hangen, net zoals de buurman van hiernaast en de goede kennis van tegenover. Allen antiquairs, wonend op een streekje dat zich nauwelijks iets aantrekt van het jagen van de tijd, maar de geschiedenis in stilte koestert.  

Altijd zit Joop op zijn vaste stekkie achter het raam. Verdwenen in een oud wetenschappelijk boek, opgeduikeld uit zijn eigen kleine bibliotheek: ‘Want te oud om te studeren, nee dat ben je nooit.’ Zijn bril balanceert op het puntje van zijn neus; twee gouden zegelringen laten schaduwen dansen op de muur. De bel rinkelt bij binnenkomst. Maar Joop hoeft bijna nooit meer op te kijken, zijn vaste clubje mensen kent ie inmiddels wel. Is het Kees niet, dan is het Hendrik wel. Vrienden van Joop die de liefde voor oude spullen met hem delen. Niet om zelf te houden – ‘ook al doet het soms best zeer om iets weg te doen’ – maar om anderen gelukkig mee te maken. ‘Handel noemen ze dat. Want tja, daar gaat het tenslotte om.’ 

De juwelen van vader

Tachtig jaar geleden werd Joop hier geboren, aan het Gedempte Zuiderdiep in Groningen. Moeder was huisvrouw, die zorgde voor de kinderen. Vader was koopman, eeuwig en altijd op zoek naar mooie spullen. Het handelsgen erfde Joop van hem. Zodra Joop oud genoeg was, nam zijn vader hem mee om te helpen met opruimen, inpakken en sjouwen; dan had iemand het huis flink opgeruimd, soms haalden ze een inboedel bij iemand op. ‘Geloof het of niet, maar dat was echt hartstikke spannend,’ knikt Joop. ‘Je zat immers door andermans spullen te zoeken. Nou, dan kwam je soms de gekste en mooiste dingen tegen. Een prachtige klok of een heel oud servies. Je wist nooit wat je zou vinden!’ Na een lange dag wachtte moeder thuis met een kop warme thee in een woning die ook vol stond met juwelen. Een waar museum, echt waar. ‘Ach ja, ’t was wel mooi,’ vertelt Joop schouderophalend. ‘We hadden het wel goed thuis.’ Zijn kameraad Kees grinnikt: ‘Wij vonden het als jongens prachtig bij Joop thuis. Daar stond zoveel moois! Dan drukten we onze neus tegen de ramen om het interieur te bekijken. Al dat antiek, dat was in die tijd goud geld waard. Soms vroegen we aan Joop’s moeder of we even naar binnen mochten, om een kastje of tafeltje te bekijken, weet je dat nog, Joop? Dan zei je moeder altijd: “hebben jullie centen bij jullie? Dan mogen jullie wel even kijken”.’ 

De kleine Joop groeide op in, met en door antiek en hij ontwikkelde een waar vakmansoog. Een beroep als antiquair leek een logische vervolgstap. Met eeuwenoude boeken – een schat aan informatie – altijd binnen handbereik, breidde Joop zijn kennis uit. Toch was het niet genoeg…

De aardappeleters

Een veilinghuis, dat leek Joop wel wat. De handel in, net zoals z’n vader. ‘Maar om veilingmeester te worden moest ik eerst examen doen. In Amsterdam, aan de P.C. Hooftstraat, ik weet het nog goed,’ vertelt Joop. ‘Dan moest ik vragen beantwoorden over een bijzondere bank of een schilderij. Welke waarde dat had. Nou ja, dat wist ik wel natuurlijk. Met die ervaring op zak.’ Joop slaagde en opende in 1981 het Joop van den Enden Veilinghuis, om de hoek bij zijn ouderlijk huis in Groningen. Een klein zaakje, gevuld met zware, koloniale kasten, mahoniehouten tafels, glinsterend koperwerk en authentieke platenspelers.

De eerste veiling vond plaats in de grijze zaal in de Martinihal. ‘En geloof het of niet, maar we hadden meteen een Van Gogh te pakken. Nou, dat was me wat natuurlijk!’ Die Van Gogh zou niet het laatste topstuk zijn. Er volgden er meer, laatst zelfs nog. ‘Weet je nog die ene keer, Joop, met die aardappels van Van Gogh?’ Kees grinnikt; Joop schudt zijn hoofd. ‘In onze etalage hadden we ooit een kistje met aardappels gelegd met daarbij een bordje waarop stond: “De aardappeleters te koop!” Dat hebben we geweten; het stond zelfs in de krant. Van heinde en verre kwamen mensen naar Joops zaak om het wereldberoemde schilderij “De aardappeleters” van Van Gogh te bewonderen. Zij konden niet weten dat het gewoon een kistje met aardappelen was. Nou, dat was me wat toen ze hier aankwamen met camera’s en torenhoge verwachtingen. Wat een grap,’ lacht Kees, terwijl hij Joop een klap op zijn schouder geeft. ‘We kregen zelfs nog gedoe met een aardappelteler. De Van Gogh-aardappel bleek daadwerkelijk te bestaan en was een beschermd ras. Ook dat nog! Uiteindelijk is het verhaal in de pan terecht gekomen. En ik moet toegeven, dat smaakte heerlijk!’

De sport van het veilen

In Joop’s veilinghuis gaat alles nog zoals het ooit begon. Eerst een kijkdag in de winkel om op een papiertje te krabbelen wat je graag zou willen.

Later volgt in zijn zaakje de veilingdag. Op ouderwetse wijze, ‘gewoon met een vingertje in de lucht.’ Van kinderserviesjes tot vingerhoedjes, theelepeltjes en oude pijpen. Je kunt het zo gek niet bedenken. ‘Soms denk ik wel eens: “wat moet je hier nou weer mee” of “dit is toch niks waard?” Maar weet je, waar de een tegenaan schopt, dat liefkoost een ander. Sommige mensen zijn hartstikke gelukkig met een oude pop. Dat is het mooie, hier krijgen producten hun waarde weer terug.’ Op een veilingdag worden er zo’n 700 artikelen geveild. Tijd om stil te staan is er niet. ‘Anders zijn we ‘s nachts nog bezig.’ Dus timmert Joop flink door met zijn hamertje, totdat het zweet op zijn voorhoofd staat. Topsport voor de tachtigjarige veilingmeester. Het is de wisselwerking tussen koper en verkoper die het spannend maakt. Terwijl de verkoper strijdt voor de hoogst mogelijke prijs, probeert de koper zo laag mogelijk te zitten. Degene die het langst z'n vinger ophoudt, die wint.

‘Maar de eigenlijke winnaar, dat ben ik natuurlijk!'

Toekomst

Joop is misschien wel de oudste veilingmeester van Nederland. Nakomelingen die de zaak willen overnemen zijn er niet; Joop’s vrouw stierf een aantal jaar geleden en hun huwelijk – ze waren bijna veertig jaar getrouwd – bleef kinderloos. ‘Maar ach, ik zie wel hoe het komt. Ik slaap er niet minder om hoor. Je weet nooit hoe het gaat lopen.’ Eenzaam is Joop niet, er is altijd wel iets te doen. ‘Dan bezoek ik een museum of ik ga langs bij een ander veilinghuis en ik haal zelf nog steeds de inboedels op.’ Is Joop niet op pad, dan zit ie te studeren. ‘We komen hier graag om college te volgen,’ grapt Kees. ‘Onder het genot van een bakkie koffie, praten over het leven, over de handel en antiek. Joop weet alles, echt waar.’ In het kleine pandje, achter dat rijtje plataanbomen aan het Gedempte Zuiderdiep, ligt zijn hart. De houten hamer lijkt vergroeid met zijn hand. Dit is Joop’s bestemming: in, met en door antiek. Totdat de tijd hem inhaalt blijft het Joop van den Enden Veilinghuis bestaan.

En wie weet krijgt zijn nalatenschap een nieuw leven, zoals hij dat ook aan zoveel andere spullen heeft gegeven.

Bron: Elise de Jong | Beeld: Pragtplaatjes

Laatste nieuws