Tekst: Charlotte Pennink | Foto: catolla / iStock
Charlotte Pennink zit al zo'n 30 jaar in het boekenvak als redacteur en journalist, en sinds tien jaar als boekenverkoper.
Op weg van mijn werk naar huis passeer ik een kleine wei waar dit jaar een koppeltje Blaarkop-kalveren graast. En nu schrijf ik wel "graast", maar in de uitzichtloze druilerigheid van dit jaargetijde zie ik ze vaak op een kluitje bij elkaar liggen in het klamme gras. Tien kleine bruine en zwarte hoopjes kalf, elk zo compact mogelijk opgerold, die dapper proberen de slaap te vatten. Eén kalf staat iets terzijde van het tiental om in de gaten te houden of er geen gevaar dreigt. Zijn grote bruin-omrande ogen steken duidelijk af in de
verder smetteloos witte kop en staren naar de voorbijrazende auto’s.
‘Deze weerloze koeienkleuters komen totaal verweesd over’
Nu ben ik geen koeienexpert en weet ik dat je voorzichtig moet zijn met het toedichten van emoties aan dieren, maar op mij komen deze weerloze koeienkleuters totaal verweesd over. Vorig jaar stonden er in hetzelfde weitje ook Blaarkopjes, maar die hadden tenminste nog gezelschap van twee koeienmoeders. Deze kleintjes moeten het helemaal alleen zien te rooien. Ik word er triest van.
Somberend vervolg ik mijn weg. Even later rijd ik langs een perceel pikzwarte aarde met schots en scheve maisstoppels. Eén lange grijs-gele stengel met verfomfaaid blad is ontsnapt aan de hakselaar en staat ietwat verloren, maar kaarsrecht te midden van zijn onthoofde collega’s. Mooi! Ietwat opgemonterd geniet ik van de grillige vormen op de winterse akker.
En dan zie ik ineens dat het stoppelveld leeft! Een gans steekt zijn lange zwarte hals boven de stoppels uit. En hij is niet alleen. Het stikt ervan! Ze harrewarren met veel gefladder over de laatste korrels mais. Als een stel kraaien zich ermee komt bemoeien, keren de ganzen zich plotseling eensgezind tegen de zwarte indringers. Ik zou er bijna vrolijk van worden.
Eenmaal thuis verheug ik me op een avond op de bank met De kinderen van de nacht - Over wolven en mensen van Dik van der Meulen. Onlangs nog uitgeroepen tot beste natuurboek van het jaar. Volgens de jury een lekker leesbaar, tot nadenken stemmend boek en ook nog met humor geschreven. Dat belooft dus toch nog een mooie dag te worden. Maar dan zie ik op het journaal dat er weer een wolf gesignaleerd is. Of we hem maar met rust willen laten, want ‘de wolf is gebaat bij rust,’ laat een woordvoerder weten. Er blijkt een instantie te bestaan, Wolven in Nederland, die dit soort oekazes laat uitgaan. Zij zet zich in voor ‘een conflictarm samenleven met wolven door draagvlak voor de wolf te creëren (…), zodat wolven niet alleen welkom zijn in de natuur, maar ook in de hoofden en
harten van de Nederlander.’ Wel ja! Ik zie het al voor me: voortaan op weg naar huis bewonder ik niet alleen kalfjes en ganzen, maar ontwaar ik heel misschien ook een wolf. Da’s pas natuur. Maar ook Wolven in Nederland kan niet ontkennen dat waar wolven leven dieren worden gedood. En dat is nog wel een dingetje. Van mij mogen die wolven komen. Ik zal ze heus met rust laten. En zij mij. Maar je zult maar schapen of geiten houden. Of een koppeltje kalveren buiten hebben lopen.
Deze column verscheen in Noorderland 8-2017. Bestel het nummer hier.