Op de pedalen door verrassende wierdedorpjes

Hollandse luchten drijven boven het Hoge Land. Woeste grond van maren, dijken, zeeklei. In die lege weidsheid word je als fietser verrassend vaak op een leuk spoor gezet!

Dit artikel verscheen in Noorderland 2017-4.

Tekst: Jolanda de Kruyf | Fotografie: JDK

Hollandse luchten drijven boven het Hoge Land. Woeste grond van maren, dijken, zeeklei. In die lege weidsheid word je als fietser verrassend vaak op een leuk spoor gezet! Want Noord-Groningen grossiert in karakteristieke wierdedorpjes; verstilde vlekken op de kaart met altijd wel een kerktoren en meestal nog een molen in bedrijf. Bakens aan de horizon. Gelukkig maar, dat ’t hier zo lekker waaien kan. Dan laat de molenaar de wieken wel weer draaien.

Aan wind geen gebrek. Dikwijls komen die stromen ook vanuit de Waddenzee gezet, en als ’t tegenzit blijft er zo’n strook koude zeedamp hangen boven Uithuizen en omstreken. Een tip vooraf: laat je niet afschrikken door die wetenschap. Want dan mis je veel, hoor, in het hoge Noorden. Een fijne lentebries om de oren en de banden vol met wind zijn prima condities voor een verkenningstocht langs enkele van die goed bewaarde wierdedorpjes én dito industriële monumenten in bedrijf. 

We volgden het spoor van oud-molenaar Bob Poppen, die dertien jaar op de stelling stond van koren- en pelmolen De Liefde in Uithuizen. Hij stelde een aantrekkelijke rondrit (van een kleine 30 kilometer) samen langs zeven van die blikvangers op het Hoge Land. Zes molens en één stomp.

Uithuizen

De fietsen gaan mee vandaag. Achterop de auto, of in de trein: Uithuizen ligt aan de spoorlijn Groningen-Roodeschool. Starten kan met een kop koffie en een ansicht voor thuis in het bescheiden centrum. Dat houdt stedenbouwkundig gezien het midden tussen recht toe-recht aan bouw en onverwachte pareltjes van het type Amsterdamse School. Soms is er sprake van enige vergane glorie aan de rood bakstenen gevels, maar wie er oog voor heeft treft in Groningse dorpen als deze nog verfijnde schoonheid.

De hoofdplaats van de gemeente Eemsmond telt maar liefst 31 rijksmonumenten waarvan, dat moet eerlijkheidshalve gezegd, de Menkemaborg al wel een boel titels opslokt. En ook al fiets je formeel langs molens, dit kasteeltje moet je gezien hebben; de best bewaarde borg in het Groninger landschap dateert van eind 14de eeuw, doet tegenwoordig dienst als museum en beschikt nog over een écht doolhof. 

Dwaal niet te lang, want aan de Mennonietenkerkstraat wacht “De Liefde”. Deze koren- en pelmolen (bouwjaar 1866) is het laatst overgebleven exemplaar van de vier molens die Uithuizen ooit telde. Een achtkante bovenkruier met stelling en, da’s bijzonder, twee inrijpoorten. Zo konden de boeren vroeger met hun paard en wagen vol zakken met graan aan de ene kant inrijden en na het lossen aan de andere kant er weer uit. In de molen zie je de gebogen rijbaan van klinkers nog liggen. De sarrieshut ervoor staat al een poosje leeg. Veel van deze molens in de provincie hebben nog zo’n gebouwtje, altijd in nabijheid van de molen. Daar woonde vroeger de belastingambtenaar, hij controleerde de “belasting op het gemaal”.

Usquert

Op de plek in Usquert waar nu “Eva” staat te pronken, was volgens de geschiedschrijvers al vóór 1600 sprake van een molen. Deze beauty is een ware magneet in het dorp waar zaterdag, als de deuren uitnodigend openstaan en de wieken in de wind draaien, mensen zich graag verzamelen en wat bijkletsen. Dat kan mooi op het zeeblauwe mozaïekbankje dat bol staat van dorpssymboliek. Eva opereert solo sinds 1818, maar vormde ooit een hecht span met Adam; samen bemaalde dit duo watermolens de boezem van de Innersdijken, ten noorden van Bedum. Na de komst van een stoomgemaal verdween het tweetal van ’t toneel. “Adam” werd in Delfzijl heropgebouwd, “Eva” kreeg een tweede leven in Usquert. De gevelsteen in haar onderbouw verhaalt nog over die verplaatsing. 

Dit dorp heeft trouwens meer moois in huis. Zoals een handvol welvarende boerderijen die wijzen op rijke grond, rentenierswoningen én natuurlijk het oude gemeentehuis (1930) in de Torenstraat. Beter bekend als het Berlagehuis, vernoemd naar z’n beroemde architect. 

Rottum

Op de route naar Kantens zou je wel gek zijn om Rottum rechts te laten liggen. De schilderachtige, kleine enclave houdt stand op ’s lands oudste wierde. Piepklein en toch groots in verhalen en soms ook fabels. Eén feit staat onomstotelijk vast: Rottumeroog is vernoemd naar dit gehucht. Want in Rottum zetelden de broeders van het Benedictijnenklooster Juliana, de belangrijkste eigenaar van het eiland. Hoog op de heuvel stal je nu de fiets voor een rustiek ommetje over ’t lutje stainen pad, het kleine stenen pad, naar de kerk en langs de rijks-monumentale, ommuurde begraafplaats met 32 grafzerken uit de 17de eeuw. 

Opvallend element in het straatbeeld is het “Hoeske van Thais Joaptje”, waar Jacobje (Joaptje), de weduwe van Ties (Tais) woonde. Vandaar. Jan Boer, de Groninger dichter die hier schuin tegenover werd geboren, schreef ooit een mooi verhaal over Joaptje en dat verklaart de locatie van zijn borstbeeld. Dit kleinste huisje van Rottum – één kamer! – is opgetrokken uit kloostermoppen en gerestaureerd tot een alleraardigst minimuseumpje. 

Tot begin mei 2017 was ’t hoeske ingepakt in een jas van bonte breisels. De warme lappendeken bood troost aan bewoners in het aardbevingsgebied. Om Groningers, slachtoffer van de gaswinning, een hart onder de riem te steken, was massaal gebreid. Uiteindelijk leverde de ludieke protestactie 100 vierkante meter breiwerk op, stukjes uit heel Nederland die het huisje tijdelijk omarmden; ook cabaretier Freek de Jonge, die de Groningers actief ondersteunt, breide er een stukje aan mee. Met het ingepakte huisje wilde Rottum maar zeggen: isoleer je huis beter, dan heb je geen gas meer nodig. De jas verdween in de lente en nu is ’t kleinste huisje weer in volle glorie te zien.

Middelstum

Fietsen doen we verder langs dezelfde kronkelende waterloop, het Westerwijtwerdermaar. Met – geen twijfel mogelijk – een tussenstop op het borgterrein van Ewsum. De nalatenschap van de adellijke familie Van Ewsum kom je in deze contreien wel vaker tegen. De borg bij Middel-stum is eeuwenlang in hun bezit geweest; ridder Onno van Ewsum bouwde hier de nog steeds aanwezige geschutstoren. Het borgterrein is vrij toegankelijk; je kunt er heerlijk wandelen door historische tuinen en aanschuiven voor thee met een streeklekkernij in het Koetshuis.

De prachtige stellingmolen uit 1855 staat hier aan de overkant van het water. De Hoop. Z’n romp is met dakleer bekleed. Iets verderop, het dorp in, herinnert ook de Burchtstraat aan een tijdperk van edelmannen en -vrouwen. Een blikvanger is het poortgebouw (uit 1611) van de borg Asinga. Veel verdween, maar de entree tot wat er ooit was bleef intact, net als een oorspronkelijk stukje gracht. Er is veel zorg aan besteed; je loopt zo het achterliggende parkje in.

Huizinge

Huizinge is een beschermd dorpsgezicht en ook dit kleine oord kende ooit een eigen borg, de Fraamborg. Een pittoresk plekje dat de fundamenten van z’n ter ziele gegane koren- en pelmolen goed verborgen weet te houden. Even zoeken en daar staat ‘ie hoor, verscholen tussen de bouwsels. De stomp van dat ooit glorieuze 19de-eeuwse bouwwerk is behoorlijk overwoekerd geraakt met klimmend groen.

Wie zo’n rondje Huizinge maakt, volgt al snel het spoor van de wereldberoemde Abt Emo; die liep acht eeuwen terug al z’n tochtjes over deze kerkenpaden en dwars door de weilanden. Emo werd rond 1170 geboren in deze streek, studeerde ver over de landsgrenzen en kwam terug in Huizinge als pastoor. Later zou hij ook het klooster Bloemhof in Wittewierum stichten. De kroniek van de abdij raakte beroemd; daarin vertelde Emo hoe hij samen met zijn dorpsgenoot Hendrik, de bouwmeester, een voetreis naar Rome maakte. Doel: bij de paus z’n gelijk halen over een schenking van de kerk door bewoners. De mannen uit Huizinge waren 241 dagen onderweg voor die missie.

Garsthuizen

Op de pedalen naar Garsthuizen is gelukkig een stuk minder ver. De naam komt van gers, oud-Fries voor gras. Ons reisdoel, de molen, staat even buiten de dorpskern. Ook deze knaap heet “De Hoop”, is nog maalvaardig en, zoals zoveel molens, meer dan eens het slachtoffer van rampspoed geweest. Dit exemplaar met spinnenkop en stelling (uit 1715) is zeker drie keer omgewaaid. In 1950 werd het bolwerk gerestaureerd, maar in ’69 waaide de complete stelling eraf. Op 3 mei 1995 stond de hele zaak in brand. Het was de oplettende overbuurvrouw Netty van veehouderij Huizinga die alarm sloeg. De brandweer kon het vuur tijdig blussen en zo bleef “De Hoop” bewaard. Het is ook een lesmolen voor vrijwillig molenaars. Een schilderachtige enclave in het landschap, dit monumentale complex met mulderswoning (voor de molenaar) en schuur.

Zandeweer

De laatste molen staat in Zandeweer en oogt zo lieflijk, wat vast te danken is aan z’n gladde rieten jas en die witte en rode accenten. “Windlust” doet z’n naam eer aan. Deze korenmolen stamt uit 1818, maar voor die tijd draaiden hier al andere wieken in de wind. Ook hier staat nog zo’n sarrieshut, die geen functie meer heeft, maar nog wel een originele gevelsteen met het wapen van de provincie Groningen. De molen zelf begon als grondzeiler, maar ging eind 19de eeuw de hoogte in tot dik 5 meter bovengronds.  

Op de terugweg naar Uithuizen moet er natuurlijk nog één foto voor het thuisfront worden gemaakt: in Doodstil. Het meest gefotografeerde naambord én “de mooiste plaatsnaam van Nederland”, vinden ook de pak ‘m beet 100 inwoners van dit gehucht zelf. Er snort wel eens een tractor voorbij, verder is het inderdaad knap rustig aan het Boterdiep. De naam heeft met stilte niets van doen; Doode of Doede was een mansnaam, nog altijd wel gangbaar als voornaam in Groningen en Friesland, en “til” betekent brug. Dus eigenlijk is het de brug van Doode. Weer wat geleerd! 

Laatste nieuws