Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Terug in de tijd bij het Eise Eisinga Planetarium

Neem een kijkje in het oudste "museum" van Nederland.

Tekst: Ankie Lok | Fotografie: Eise Eisinga Planetarium  

Dit verhaal verscheen in Noorderland 2020-7

Die planeten komen dadelijk wel héél dicht bij elkaar, ontdekte een predikant in de 18de eeuw. Zal de wereld vergaan? Nee hoor. Eise Eisinga liet het zien in zijn woonkamer. De wolkammer uit Franeker bouwde een nog altijd bewegend planetarium, aangedreven door een Friese staartklok. De slinger gaat 80 keer per minuut heen en weer: ‘Heel onlogisch, maar anders hing de slinger tot in de bedstee.’

Het is misschien wel de langst lopende reeks gastenboeken van Nederland: de eerste notitie dateert van 1780, nog tijdens de aanbouw, de laatste van de dag van vandaag. En wat schreven de allereerste bezoekers? ‘Soms alleen hun naam, soms meer,’ zegt directeur Adrie Warmenhoven. De boeken bevatten ongetwijfeld een schat aan informatie. ‘We zijn er zelf nog niet aan toegekomen, maar daar moet inderdaad nog eens onderzoek naar worden gedaan.’

Je zou kunnen zeggen dat het Eise Eisinga Planetarium – een blikvanger van formaat in een Friese huiskamer – het “oudste museum” van Nederland is. Met die claim adverteert het Teylers Museum in Haarlem, dat pas vier jaar ná Franeker onafgebroken openging voor publiek. ‘We zijn goede collega’s. Ik pest ze er weleens mee,’ zegt Warmenhoven lachend. Het Eise Eisinga Planetarium is volgens de definitie geen museum, maar een categorie apart. ‘Er bestonden in die tijd wel allerlei speeldoosachtige modellen. Maar iets wat continu werkt, zeven dagen per week, zo uitgebreid en met al die functies, dat was nog nooit gemaakt.’

Jong talent

Het verhaal achter het planetarium begint in Dronrijp, waar in 1744 in een wolkammersgezin Eise Eisinga wordt geboren. ‘Als kind maakte hij net de lagere school af, daarna moest hij bij zijn vader aan de bak,’ schetst Warmenhoven. ‘Zijn vader had interesse in wis- en sterrenkunde en maakte ook de kleine Eise enthousiast.’ Thuis stonden boeken over deze onderwerpen in de kast en Eisinga senior maakte apparaatjes met tandwielen. Hij zag al snel de talenten van zijn zoon en bracht hem in contact met mensen die zijn kennis konden bijspijkeren. Vermogend hoefde de wolkammer voor die lessen niet te zijn. ‘Het zat vermoedelijk in de relationele sfeer. Over wiskunde liet hij Eise praten met een wolverver.’

Het resultaat verbluft nog altijd. Op zijn 15de schreef Eise al een wiskundeboek, ‘650 pagina’s dik,’ zal Warmenhoven in de uitleg voor publiek nog eens herhalen. Enkele jaren later volgde een sterrenkundeboek. De manuscripten zijn er nog, in het planetarium alleen digitaal. Op een groot touchscreen kun je door een verrassend goed te ontcijferen handschrift klikken. De kwetsbare originelen liggen veilig in geklimatiseerde archieven.

Op zijn 24ste vertrok de pasgetrouwde Eise naar Franeker om een eigen wolkammerij te beginnen. In het pand is de ruimte nagebouwd: de kammen werden in een speciale pot gestoken, eenmaal verhit konden ze makkelijk door de vette wol worden getrokken. Kleuren deden wolkammers soms ook. ‘Alles tussen schaap en spinnen,’ vat Warmenhoven samen. Op de muren wordt voor bezoekers een filmpje met uitleg geprojecteerd. Het ambacht zou vanaf de 19de eeuw geleidelijk verdwijnen. Die zorg had Eise nog niet, maar in 1774 ontstaat wel een publieke discussie over een heel ander onderwerp.

Einde van de wereld

In de Leeuwarder Courant verschijnen in april van dat jaar berichten over een boek van Eelco Alta, een predikant in Bozum. Net als Eise had hij zich in de sterrenkunde verdiept. Maar met de blik vanaf de kansel wellicht al te sterk gericht op het hiernamaals, voorspelt Alta het einde van de wereld. Door de krachten van een bijzondere samenstelling van planeten, dicht bij elkaar aan de hemel, zou de aarde uit haar baan worden geslingerd.

Eise moet hebben geweten dat het niet zo’n vaart zou lopen. ‘Nog diezelfde maand besluit hij om in zijn woonkamer voor eens en altijd te laten zien hoe het er echt aan toe gaat, met een nauwkeurig, werkend model van het zonnestelsel,’ zegt Warmenhoven, om meteen te nuanceren: ‘Er is weleens beweerd dat Alta totaal niet wist hoe het zat en dacht dat de planeten op elkaar zouden botsen. Dat klopt niet.’

Zeven jaar lang zou Eise zoet zijn met zijn project. Wol kammen was seizoenswerk en Eise was een ‘handige zakenman’, aldus Warmenhoven: ‘Hij had soms tientallen vrouwen aan het werk, dus hij zal zichzelf weleens uitgeroosterd hebben.’ Tijd zal het belangrijkste zijn geweest, verder volstonden eenvoudige materialen: hout, spijkers en verf.

Met eigen ogen

Zo sloeg Eisinga in zijn grachtenwoning een brug tussen wetenschap en publiek. Het was de tijd van de Verlichting, er werd volop geëxperimenteerd, geredeneerd en berekend. En Eisinga begreep als geen ander hoe je die wetenschappelijke kennis kon overbrengen. Warmenhoven: ‘Hoe saai is het om naar tabellen of formules te kijken? Terwijl je het met eigen ogen waarneemt als je deze woonkamer binnenstapt: je ziet een zonsverduistering ontstaan, de schijngestalten van de maan, in welk sterrenbeeld de zon vandaag staat en hoe laat de maan vanmorgen is opgekomen. Het is een enorm sterk educatief model.’ Dat geldt nog altijd, constateert hij. ‘Bijna iedereen gaat hier met open mond weg.’

Bezoekers zeggen weleens: Eisinga moet toch net zo bekend zijn als Einstein? ‘Maar dan moet je het onderscheid maken tussen iemand die inzicht geeft in wat bekend is en degene die met nieuwe inzichten komt,’ legt Warmenhoven uit. ‘Eisinga deed dat eerste: hij verzamelde bestaande kennis en maakte die op een fantastische manier inzichtelijk.’

Dat doel – inzicht geven in de werkelijkheid – heeft het planetarium nog altijd. Er werken alleen betaalde krachten, alles bij elkaar bijna vier fulltime banen. Een bewuste keuze, vertelt Warmenhoven. Terwijl de wetenschappelijke kennis is belegd bij het bestuur, moeten de medewerkers – naast hun taken voor tentoonstellingen, winkelinkoop en erfgoedbeheer – bovenal goed zijn in educatie. ‘Ze moeten snappen wat een kind of een student sterrenkunde wil horen. De uitleg is ons visitekaartje: er ontstaat een gesprekje en mensen stellen vragen. En dan gaat het leven.’

Live beelden van de zon

Binnen wordt de spanning voor bezoekers zorgvuldig opgebouwd. Dat kan sinds het planetarium in een ruimere jas zit. Waar Eise zelf 100 tot 200 belangstellenden per jaar ontving, zag Warmenhoven na zijn aantreden in 2001 de teller oplopen tot boven de 30.000. In 2006 werd het aangrenzende pand van een koffiebranderij betrokken. De horeca van het planetarium paste daar naadloos in. Met een kopje koffie of een uitsmijter zit je hier in het fin de siècle, tussen originele tegeltableaus en sierlijke letters: “S.G. van Balen & Zn.”. De collectie kreeg ook meer ademruimte, maar bezoekers moesten nog altijd door Eises smalle voordeur. In 2016 verhuisde de entree naar een derde pand, voorheen van een bakker: even voorbij de kassa stonden ooit deegmachines. Inmiddels komen er jaarlijks 65.000 bezoekers, uit Nederland, buurlanden en ver daarbuiten. ‘Je kunt het gastenboek naast het register van de Bosatlas leggen.’

De route naar Eises woonkamer voert tegenwoordig langs een interactieve beleving van het heelal. Er zijn live beelden van de zon, er flitst een filmpje aan: een bekende Nederlander wijst er nog even op dat de kennis sinds Eisinga’s dagen wel wat is uitgebreid. Ook zijn er oude kaarten, globes en instrumenten te bewonderen en uit te proberen. Telescopen en sextanten, maar ook een tellurium, dat dag en nacht laat zien met een kaars: ‘De zon steek je aan.’ Portretten van Friese tijdgenoten, zoals telescoopbouwer Van der Bildt, geven de Verlichting een gezicht.

Opvallend hebbedingetje is een reisplanetarium in een blikken opbergtrommeltje. ‘Daarmee kon een reiziger ’s avonds opscheppen in de herberg,’ zegt Warmenhoven met een lach. Het laat onbedoeld het vernuft van Eisinga zien. In plaats van zo’n “dood” instrument dat handmatig is uit te klappen, ontwierp hij een zonnestelsel waarin de planeten meedraaien met de werkelijkheid, tot op de dag van vandaag: kijk naar Eisinga’s plafond en je ziet hun immer actuele stand. Die unieke constructie viel al vroeg op. Zo kwam professor J.H. van Swinden (1746-1823) bij de aanbouw in Eisinga’s woonkamer kijken en publiceerde er meteen een boek over. Dat zorgde voor internationale bekendheid; binnen enkele jaren verschenen artikelen in Amerikaanse tijdschriften.

Schaal van één op een biljoen

Voor de deur van Eises woonkamer schakelt Warmenhoven soepel naar zijn educatieve rol: ‘Voor de mensen die nog geen uitleg hebben gehad: als de kamer vrij is, mag u naar binnen. Hoort u niet bij elkaar, zorgt u dan voor voldoende afstand.’ Die uitleg doet hij gewoon even zelf. Vanwege corona staan er alleen lange banken langs de muren. Een tiental bezoekers schuift aan, van echtparen op leeftijd tot kinderen. Ook vanwege corona: tickets met tijdsloten, die er toch al zouden komen. Een les die het Eise Eisinga Planetarium leerde van het Anne Frank Huis in Amsterdam, waar vorig jaar 1,3 miljoen man doorheen trok.

De hoofden gaan in de nek, Warmenhoven pakt de aanwijsstok en demonstreert hoe je wetenschap helder toelicht: ‘1 millimeter is in werkelijkheid 1.000.000 kilometer. Dat is een schaal van één op een biljoen, oftewel duizend miljard. Dus Eisinga heeft de werkelijkheid duizend miljard keer kleiner gemaakt. Zo paste het precies in zijn woonkamer.’

Hij wijst naar een goudkleurig bolletje: ‘Kijk, hier staat Mercurius, die draait in 88 dagen om de zon. Dat gebeurt ook hier aan het plafond.’ Een achtjarige jongen heeft een vraag: ‘Dus als je hier over 88 dagen terugkomt, staat-ie weer op hetzelfde punt?’ Warmenhoven: ‘Precies! Dus je kunt beter wat eerder terugkomen, anders zie je geen verschil.’ Met een vinger in de lucht: ‘Stil eens?’ En pas dan let je erop: het tiktakken van de Friese staartklok die het loopwerk aandrijft. De gewichten moeten regelmatig worden opgetrokken om het planetarium in beweging te houden.

Elk voorjaar in de meubelwas

De kleur van het plafond is ook een klasse apart: een hemels, groenig blauw. De medewerkers noemen het maar gewoon planetarium-blauw, vertelt Warmenhoven eenmaal weer buiten de woonkamer. ‘Een RAL-nummer was er destijds natuurlijk nog niet. Het heet ook wel Berlijns blauw en werd eveneens in boerderijen gebruikt, omdat het vliegen zou weren. Een restauratieschilder heeft pigmentonderzoek gedaan, die mengt de kleur als er iets bijgestipt moet worden.’

Op de bovenverdieping, onder een laag plafond, is de achterkant van het planetarium met al zijn tandwielen en spijkers te bekijken. Ook de slinger van de klok zie je hier heen en weer gaan. Eisinga had een secondeslinger bedacht, vertelt Warmenhoven. ‘Maar dan zou de slinger tot in de bedstee hangen en dat vond zijn vrouw allicht geen goed idee. Dus hij heeft ’m ingekort: de slinger gaat 80 keer per minuut heen en weer. Heel onlogisch.’

Een bezoekster vraagt zich af: is dit allemaal nog origineel? En dat is het, antwoordt Warmenhoven. Af en toe krijgt een gewicht een nieuw touwtje en sinds 1780 is hooguit een handjevol spijkers vervangen. ‘Als Eisinga nu zou binnenlopen, zou hij niet heel veel gekke dingen zien.’ Het komt vooral aan op onderhoud: elk voorjaar alles afstoffen en in de meubelwas zetten, plat op de buik balancerend op balkjes boven dat eeuwenoude raderwerk. ‘Dat doen we met z’n tweeën, anders kruip je elkaar in de weg.’ De klokkenmaker druppelt een beetje olie en elke 10 à 15 jaar wordt een grote schoonmaakbeurt gehouden: dan gaat het hele mechaniek uit elkaar. Met de handleiding van Eisinga zelf uit 1784 is alles makkelijk weer gelijk te stellen. ‘De eerste keer was dat heel spannend, kan ik je vertellen,’ verzucht Warmenhoven. ‘Ik moet toch niet de eerste zijn bij wie het ineens niet meer werkt…! In het begin waren we ook veel te tuttig bezig met die bijenwas, dat mag best stevig.’

Toegankelijke man

Terug naar de timmerende Eise: werd er niet met een schuin oog gekeken naar zo’n wolkammer die zijn woonkamer ombouwde voor de wetenschap? ‘Eisinga was géén nerd die in zijn achterkamer met tandwieltjes bezig was,’ zegt Warmenhoven, ‘maar juist een open en toegankelijke man. Hij zette zich in voor het maatschappelijk belang. Zo zat hij in het stadsbestuur en was hij betrokken bij de weduwen- en wezenopvang. Het planetarium, bedoeld voor publiek, past helemaal in dat karakter.’ Over Eisinga’s persoonlijke leven is verder weinig met zekerheid te zeggen. ‘Uit een reisdocument weten we toevallig dat hij 1.74 meter lang was. En uit brieven blijkt dat hij bevriend was met professor Van Swinden. Ze informeerden naar elkaars leefomstandigheden en gezin.’

Anno 2020 draagt het Eise Eisinga Planetarium aardig wat ronkende titels: het is een Rijksmonument, het mag zich sinds 2006 Koninklijk noemen, het werd opgenomen in de Canon van Nederland en hoopt in 2023 te worden toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van Unesco. Een ‘cadeautje’, zoals Warmenhoven het noemt, kregen ze in 2008: Beatrix vierde Koninginnedag in Franeker. “Eisinga” was er ook bij. In een rookwolk keerde hij terug naar de 21ste eeuw om de koninklijke familie te verwelkomen. Publiciteit zorgt ook voor telkens meer bezoekers in het Friese stadje van nog geen 13.000 inwoners. Met Unesco in het achterhoofd heeft Warmenhoven het alvast laten doorrekenen: ‘Wat er gebeurt er bij 80, 100 of 125.000 bezoekers? We overwegen samenwerking met het verderop gelegen theater en zijn met de gemeente in gesprek over de logistiek.’

In Dronrijp staat een standbeeld van Eisinga tegenover zijn geboortehuis, Eisinga zelf ligt slechts enkele meters verderop bij de Salviuskerk. Toen hij in 1828 overleed, nam zijn jongste zoon het planetarium onder zijn hoede. Tot 1922 bleef het in familiebeheer. Of predikant Alta het Eise Eisinga Planetarium ooit nog heeft bezocht, is onbekend. Misschien dat dit ooit zal blijken uit de gastenboeken.