Tekst: Jolanda de Kruyf | Fotografie: Stichting Oud Meppel, Adobe Stock
Dit verhaal verscheen in Noorderland 2021-3
Een toren als trots van de stad. Zó geroemd en geliefd dat het gevaarte zelfs een eigen volkslied kreeg. De inwoners koesteren hun bijna 45 meter hoge rijksmonument, het oudste gebouw van Meppel. En dat staat er, na een recente opfrisbeurt, weer picobello bij. Zelfs het gouden haantje in top blinkt als nooit tevoren. Hoog tijd voor een fikse klauterpartij.
Met precies 147 treden – ze zijn geteld! – op die middeleeuwse wenteltrap is het een kuitenbijter van jewelste, maar het panorama vanaf de trans maakt de klim de moeite waard. Hier sta je eerste rang op de royale omgang, met uitzicht op het grensgebied van Drenthe met Overijssel. Een paar blikvangers? De tv-mast van Smilde, de fiere toren van Steenwijk, de fabriekspijp van de VAM in Wijster, de bossen rondom de Wijk, de Achmeatoren van Zwolle. En wie ooit het zeldzame genoegen proefde om nóg eens 13 meter hoger te stijgen – dat “voorrecht” heeft alleen de onderhoudsploeg van de gemeente – weet dat je vanaf daar zelfs de meren in de Kop van Overijssel kunt zien glinsteren.
‘Mijn trots, mijn vreugd’
Immer schoon en statig, stond er voor mijn geest, midden in het stadje, grenzend aan de Reest, d’oude Mepp’ler toren, turend in de nacht, als een trouwe herder, waakzaam en vol kracht. Het eerste van twee coupletten. Gevolgd door het welluidend refrein dat natuurlijk uit volle borst mag worden meegebruld: Meppeler toren, m’n trots en m’n vreugd, hij geeft mij een beeld van mijn heerlijke jeugd. Ik speelde en stoeide zo blij aan zijn voet, oh Meppeler toren, mijn groet!
Edward de Vries, voorzitter van de Stichting Oud Meppel, geeft ruiterlijk toe dat-ie de tekst niet volledig uit z’n blote hoofd kent, al weet hij zo wel een paar chauvinistische Meppelers die op verzoek in zingen zullen uitbarsten. De Ode aan de Meppeler Toren is dan ook niet zomaar een lukraak versje. Het is ’t officieuze volkslied van Meppel. Harm Plenter schreef het in 1932 voor de revue van toneelvereniging Tavenu en dat illustere lied groeide uit tot de traditionele hymne in Meppel, die elk jaar tijdens de aubade op Koningsdag gezongen wordt.
Meppeler muggen
Wat is het toch met die toren, dat Meppelers na een poos afwezigheid, zodra ze ‘m aan de einder zien opdoemen, verzuchten: ‘Há, gelukkig, ik ben weer thuis!’ ‘Nostalgie, een gevoel van weemoed. Dat zit ook in het volkslied,’ zegt Edward de Vries. Hij begrijpt het wel. ‘De toren staat voor een gevoel van thuiskomen.’ Sterker, de stadsinwoners danken er ook hun bijnaam aan: Meppeler muggen.
Dat kwam zo: de stad was ooit omsloten door water en dat vocht trok muggen aan. Op een zwoele zomeravond danste een wolk muggen rond de torenspits, de zon weerkaatste op de insectenvleugels en uit de verte leek het warempel op een rookwolk. De bevolking schrok en dacht dat de toren in brand stond. In allerijl rukten omstanders uit met emmertjes water uit de wetering die toen nog dwars door de stad liep, in een poging om het vuur te blussen. Toen het om muggen bleek te gaan, was de opluchting groot én tegelijk een legende geboren. Tja, en of dit ooit precies zo gebeurd is als de overlevering ons wil doen geloven…? ‘Het is hoe dan ook een mooi verhaal.’
Timmerman drukte stempel
De legende is leuk en aardig, maar nu is het tijd voor een serieuze noot. Een stukje geschiedschrijving waar geen speld tussen valt te krijgen. De bouw van de robuuste toren begon in 1437, in bouwblokken van 10 meter op elkaar, met spaarsteen ertussen en openingen die werden opgesierd met houten luiken. ‘Een bouwwerk met duidelijke gotische kenmerken,’ doceert de voorzitter van Oud Meppel. Aanvankelijk stond er een soort “piek” op.
Die piramideachtige constructie maakte trouwens pas eeuwen later, in 1827, plaats voor de huidige looks van een lantaarn. ‘Het moest wel. De spits zat vol houtworm en raakte verrot.’ Een plaatselijke timmerman, Albert Brouwer, kreeg in dat jaar de eervolle opdracht om er een nieuw dak op te zetten. Een vierkante ombouw met acht standaarden, daarop een leistenen dakbedekking en tot slot een koepeltje erop. ‘Tweeduizend gulden heeft-ie voor de klus gekregen,’ weet Edward de Vries, ‘en met zijn versie van de spits natuurlijk een behoorlijk groot stempel gedrukt op de stad.’
Kopzorgen om uurwerk
Het resultaat mocht er zijn, maar het onderhoud van de Meppeler toren bleef altijd een probleem. Vooral van de juiste tijd die de wijzerplaten aangeven. ‘Je moet bedenken dat Meppel toen nog zijn eigen tijd kende, net als andere steden; dat kon zomaar een paar minuten schelen met bijvoorbeeld Assen. En elke dag opnieuw moest het uurwerk binnenin worden opgewonden, daar had de gemeente speciaal een klokkenist voor aangesteld.
Het uurwerk zat op een zeer kwetsbare plek, in weer en wind, en ook de duiven vlogen er dwars doorheen en nestelden zich hier. Dus het haperde nogal eens en dan moest het uurwerk weer worden stilgezet.’ Een boel gedoe, kortom. Pas in de 20ste eeuw werd alles mechanisch en makkelijker en nu, anno 2021, is het van binnenuit nog maar een druk op de knop. Die duiven werden trouwens niet verjaagd. Ze kregen hun eigen duivenhok in de toren, zodat ze zonder het steen aan te tasten toch een vip-plaatsje behielden in hartje stad.
Baken in verre omtrek
De Meppeler toren, opgetrokken in gotische stijl, was door de eeuwen heen een baken in de verre omtrek. ‘Je kon de vijand goed zien aankomen,’ vertelt Edward de Vries, ‘dit was één van de hoogste plekken in de regio.’ Dat kwam goed van pas vanaf 1580, toen de Tachtigjarige Oorlog in volle gang was en Drenthe afwisselend door Spaanse en Staatse troepen werd bezet en geplunderd. ‘Je moet je voorstellen dat dit in de Middeleeuwen een zeer moerassige streek was, en mensen vestigden zich dan ook op de hoger gelegen, drogere gronden. Zo ontstonden er rondom Meppel nederzettingen als Vledderinge, Eesinge, Dingstede. Die bewoners moesten ook ergens kunnen kerken.’ Dat gebeurde in Kolderveen. Maar toen Meppel in het jaar 1422 kerkelijk zelfstandig werd, mocht het ook een eigen parochiekerk bouwen: de Grote- of Mariakerk. Die vormt nu al zo’n zes eeuwen lang een twee-eenheid met die stoere toren ernaast.
Pal naast de gracht
Wie per schip reisde kwam via Meppel Drenthe binnen en de toren was het natuurlijke kompas van schippers, een baken voor handelsreizigers van elk pluimage. Ook werden hier veel goederen verscheept richting Zuiderzee, naar de steden van Holland en Zeeland. Medio 16de eeuw was Meppel het bedrijvige centrum van touwslagers en zeilmakers, wevers, scheepstimmerlieden, goudsmeden en koperslagers, met bovendien een groot eigen schippersgilde. In de winter lieten de schippers hun zeilen drogen aan de ankers van de pilaren in de Grote kerk, dit tot ergernis van de dominee die zich beklaagde over het beperkte zicht dat kerkgangers hierdoor op de kansel hadden.
Het is nu nauwelijks voor te stellen als je op het Kerkplein staat, maar hier, pal naast de toren, liep de Wetering en meerden schippers rechtstreeks in het hart van Meppel aan. Pas in de 20ste eeuw zijn grachten als deze, die dwars door het centrum liepen, gedempt.
Loodzware klokken
De toren werd voor diverse doeleinden gebruikt. Edward de Vries somt op: ‘De ladderwagen van de brandweer kon er staan. Het was een handige opslagruimte voor goederen, maar de stad kon er ook tijdelijk gevangenen kwijt; er zaten twee cachotten in. De soldaten van Maurits van Oranje bivakkeerden er ook in de 16de eeuw.’ Een vat vol historie dus, daar aan het Kerkplein. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de klokken.
Drie flinke jongens waren er in de loop der tijd, doceert de voorzitter van Oud Meppel. Een immense luid- of slagklok die meer dan 2000 kilo woog (de koster hing aan een lang touw om dat gevaarte te luiden, maar kon ‘m niet eens in z’n eentje in beweging krijgen), een tweede bronzen exemplaar dat tien minuten voor aanvang van de kerkdienst luidde én nog een derde klok die een uur voor de dienst werd geluid. ‘Ze zijn in 1943 alle drie door de Duitsers gevorderd. Het is toen lange tijd stil geweest in Meppel.’ Als door een wonder werd de grootste klok in 1946 in Bremen teruggevonden, ‘en die hangt er nu ook weer.’
Stoeien met klokkenspel
Staand, aan de voet van de robuuste kolos, zie je bovenin ook het carillon hangen: 47 klokken waar de stadsbeiaardier mee stoeien mag. Op Meppels officiële Bevrijdingsdag bijvoorbeeld, 13 april, maar ook tijdens Koningsdag, ter opluistering van de feestelijke Meppeldagen en andere speciale gelegenheden. Beiaardier Mannes Hofsink baarde een paar jaar geleden opzien met zijn klokkenspelconcert van de Duitse band Rammstein, en een middagje verzoeknummers variërend van dance tot de songfestivalhit Arcade.
En nét als je alles dacht te weten van de Meppeler toren, valt je oog ineens op twee kogels in de buitenmuur. Oorlogsrelikwieën uit 1580; ze zijn nooit afgevuurd op kerk of toren, maar wél op kasteel De Kinkhorst dat vlakbij lag. Bij een restauratie zijn de kogels symbolisch ingemetseld, als herinnering aan die burcht. Netjes op dezelfde hoogte. Edward de Vries lacht als hij terugdenkt aan een rondleiding waarbij een kind eens opmerkte: ‘Wat konden die soldaten vroeger goed mikken hè, de kogels zitten precies naast elkaar!’