Tekst en foto: Charlotte Pennink
Charlotte Pennink zit al zo'n 30 jaar in het boekenvak als redacteur en journalist, en sinds tien jaar als boekenverkoper.
De zon staat laag, de bomen verliezen hun eerste blad. En ook hun eerste appeltjes. Valappeltjes. Wat zijn het er veel! En wat zijn ze wormstekig. Toch kan ik het niet over mijn hart verkrijgen ze te laten liggen voor de wespen en daarna naar de composthoop te brengen. Dus sla ik tussen de bessenstruiken en onder de appelboom met een grote emmer aan het rapen. Binnen tien minuten zit de emmer vol prachtige oranje-gele appeltjes met penseelstreken felrood overlangs.
'Op mijn tenen balancerend kan ik er nét bij'
En dus ook met zwarte gaatjes en rommelige kroontjes. En er liggen er nog veel meer. Dat wordt wel érg veel appelmoes. Ik besluit tot een experiment. Op de bovenste plank achterin de kelder moet ik nog een sapstoompan hebben staan. Al jaren niet gebruikt, maar nu komt hij mooi van pas. De ladder gepakt en op mijn tenen balancerend kan ik er nét bij. Zachtjes mee neuriënd met het eerste celloconcert van Haydn laat ik elk appeltje door mijn handen gaan, snijd er de bruine plekken en aangetaste klokhuizen uit en gooi ze in de grote pan. Vuur eronder en rustig afwachten maar. Het wérkt! Na anderhalf uur ligt er een grote hoeveelheid bruinig drab bovenin, maar het reservoir eronder zit vol heerlijk zoet appelsap. Twee kannen vol. Leve de sapstomer!
We hebben dit voorjaar de oude compostbak een metamorfose gegeven. Waar voorheen alle snoeiafval, bladeren en gewied onkruid in gekieperd werden, staan nu hortensia’s, zonnebloemen, herfstboerenkool en pompoenen hun best te doen op die lekker humusrijke grond. Over die laatste planten wil ik het even met je hebben. Wat een uitslovers zijn dat!
Na een wat aarzelend begin hebben de ranken en de enorme groene bladeren de tuin vrijwel geheel overgenomen. Onstuitbaar kropen ze per dag zowat een halve meter verder de tuin in. Brutaal slingerden ze zich om de spijlen van het hek en smoorden ze de hortensia’s, die het zo’n eerste seizoen in de vollegrond sowieso al niet makkelijk hebben. Wadend door het groen besloten we dat het zo niet langer kon en knipten resoluut de langste uitlopers af. De prille pompoenen zijn een maand later uitgegroeid tot reusachtige, knaloranje monsters. Ook de flespompoenen zijn nauwelijks nog als zodanig te herkennen en hebben het formaat en de vorm van super-Barbapapa’s. Dat worden eindeloze hoeveelheden soep, curry, cake (aanrader!) en stoofschotels met pompoen…
En dan de kwetsen. De takken buigen zwaar door onder hun vracht van fluweelachtige donkerpaarse pruimen. Het fruit ziet er al heel aanlokkelijk uit - de boom wordt opvallend goed bezocht door bijen en wespen - maar het is nog zó zuur dat je mond samentrekt en je tanden er onaangenaam stroef van worden. Onze vrienden in Frankrijk stoken van deze pruimen het liefst eau de vie, een zeer geurig en bovendien zeer alcoholisch drankje. Wijzelf zijn niet zo van het zelf distilleren, maar ik kijk verlangend uit naar het moment dat ik kwetsentaart, -jam en -clafoutis ga maken.
Ik weet het, eerder heb ik luid en duidelijk verkondigd dat ik de herfst, om maar te zwijgen over de winter, het liefst oversla. Maar het vooruitzicht van zoveel heerlijks maakt dat ik me bijna ga verheugen op het najaar.
Deze column verscheen in Noorderland 7-2017. Bestel het nummer hier.