Tekst: Jolanda de Kruyf | Fotografie: JdK, Jonathan Andrews
Onze Waddeneilanden liggen bezaaid met bunkers. Betonnen resten van de legendarische Atlantikwall, waar de bevolking na ’45 om begrijpelijke redenen vanaf wilde. Zand erover dus. Maar in de 21ste eeuw beleeft het oorlogserfgoed een bijzondere revival en een aantal van die onder duinzand weggestopte bunkers is geborgen voor de toekomst.
Geruime tijd stonden de bunkers langs de Nederlandse kust uitsluitend symbool voor een inktzwarte bladzijde uit de geschiedenis: het door Duitsers ingerichte labyrint van loopgraven, ondergrondse werk- en leefvertrekken en gangenstelsels vormde de tastbare herinnering aan een pijnlijke periode die we liever wilden vergeten. Zodoende zijn medio vorige eeuw veel bunkers aan het zicht onttrokken; gesloopt, dichtgemetseld of onder zand bedolven.
Maar de tijd die heelt verstreek. De belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog blijft, 73 jaar na dato, onverminderd groot. Het “oorlogstoerisme” heeft een flinke vlucht genomen, ook in ons land. Niet alleen reist men af naar de invasiestranden van Normandië, naar Duinkerke of verzetsmusea over de grens; ook dichtbij huis stuiten we nog op spannende sporen uit bezettingstijd.
Een bijzondere operatie
In die trend past het project Waddengebied in de Oorlog, waarvan de eerste fase deze zomer wordt afgerond. Een aantal bunkers en stellingen op de vier Friese eilanden is dan ontsloten voor publiek. De bijzondere operatie was mogelijk dankzij het enthousiasme van vele vrijwilligers op alle eilanden en de financiële injectie van de provincie Fryslân en het Waddenfonds, die samen ruim anderhalf miljoen euro staken in het weer toegankelijk maken van de oude Duitse bunkers.
Benieuwd naar het hele artikel? Je leest het in de nieuwe Noorderland (2018-4). Haal 'm nu in de winkel of bestel hier.