Tekst: Charlotte Pennink | Foto: iStock
Charlotte Pennink is actief als freelance boekverkoper en tekstschrijver en woont de helft van het jaar in Groningen en runt het andere half jaar een Bed & Breakfast in Frankrijk.
Behaatje
'Het is mijn smaak niet, maar het is in elk geval schoon.’ Aan het woord is een zuinig kijkende vrouw, die haar ogen kritisch de kost geeft in een uitbundig gedecoreerd kamertje – denk hysterisch oranje-roze vintage behang, een opgewekt gebloemd dekbedovertrek en snuisterijen die zelfs in míjn jeugd al een tijdje uit de mode waren. Er past net een krap tweepersoonsbed in, een enorme spiegel moet de suggestie van meer ruimte wekken. Het raam op schouderhoogte biedt uitzicht over eindeloos ver reikende, kale winterakkers. Al pratend laat ze goedkeurend haar vinger over de smalle vensterbank gaan. Haar wederhelft keurt het sanitair. ‘Hmm, de douche is een beetje krap. En zelf zou ik die leidingen hebben weggewerkt achter een koofje.’ Intussen heeft vrouwlief zich bij haar man gevoegd om het piepkleine badkamertje zelf in ogenschouw te nemen. Ze haalt vernietigend uit: ‘Weet je wat mij nou écht stoort, Jan? Dat je je handdoek hier alleen aan een haak aan de deur kan ophangen, terwijl ik mijn handdoek, dat weet jij ook wel, juist altijd rechts van de wastafel wil hebben.’
'Je wilt geen haren in het doucheputje'
Dit zijn de gasten waar je als uitbater van een Bed & Breakfast je hart voor vasthoudt. Voor dit soort lieden is het nooit goed. Het beddengoed is te zacht, het matras te hard, ze hadden liever twee dekbedden gehad in plaats van één groot dekbed voor met zijn tweeën, de muesli is te gezond, de koffie niet sterk genoeg en het eitje had wel wat korter gekookt mogen zijn. Tot nu toe hebben wij het geluk gehad alleen aardige en blije klanten te hebben uitgezwaaid. Ook over de hygiëne toont men zich tot op heden zeer tevreden. En terecht. Je wilt geen haren in het doucheputje, de wc moet smetteloos zijn en je ziet onder het bed het liefst ook geen stofwolken die mee waaien met elke beweging. Dus als ik een kamer klaarmaak voor nieuwe logés, gaat dat met een grondigheid die het begrip van mijn lief totaal te boven gaat. Hoezo moeten de slopen gestreken? Hoezo de boel stofzuigen als de vorige gasten maar één nacht zijn gebleven? En die kalkdruppels op het doucheraam zijn toch geen enkel probleem? Wel dus. Mijn ervaring is dat Nederlanders een brandschoon onderkomen verlangen. In een oud huis als het onze mag er best een spinnenwebje aan een gordijnrails hangen, maar verder moet de boel onberispelijk zijn.
Groot was dan ook mijn ontzetting toen een van onze gasten – hij en zijn vrouw hebben zelf een zeer hoog gewaardeerde B&B in Stad – op de laatste dag van zijn verblijf triomfantelijk zwaaiend met een zwart behaatje de eetkamer binnenkwam. ‘Deze is niet van mijn vrouw…,’ zei hij
met glimoogjes. Verschrikt vroeg ik waar hij het niemendalletje gevonden had. ‘Onderin de kast. Ik keek of we niks hadden laten liggen,’ luidde het antwoord. Hoe kón dit?! Hoewel ik opgelucht was dat het geen vieze onderbroek was, kan ik eerlijk gezegd nog steeds nauwelijks geloven dat ik het dingetje over het hoofd gezien heb. Deze kamer – inclusief kast – had ik met het oog op hun komst extra goed gecontroleerd. Is het heel erg raar als ik stiekem toch vermoed dat hij het behaatje er zelf heeft neergelegd?
Deze column verscheen in Noorderland 2018-5. Bestel 'm hier.