Tekst en fotografie: Jolanda de Kruyf, iStock
Als we de geruchten mogen geloven kon het er behoorlijk woest aan toegaan in Bolsward. Precies 230 jaar geleden ademde de stad een Wild West-sfeertje. Maar laat dat je vooral niet afschrikken. Het “Friese Rome” mag dan eigenwijs van aard zijn, dat heeft ook z’n charme.
Outlaws en Wild West-perikelen? In Friesland? Reken maar. De Republiek der Verenigde Nederlanden verkeerde in 1787 in een zware crisis, toen de patriotten uit Bolsward luidkeels van zich lieten horen. In september van dat jaar barstte de opstand los en de chauvinisten haalden de landelijke pers vanwege hun grimmige strijd tegen het stadhouderlijk stelsel. Daarover zo meer. Die balstjurriche volksaard bleef bewaard. Een tikje weerbarstig, moeilijk te sturen.
Het vrije Friese woord
Op zoek naar de wilde haren van Bolsward stuiten we op vrije geesten; progressieve denkers en pioniers die zich in geen enkel hokje lieten duwen. Gijsbert Japicx (1603-1666) was daar een mooi voorbeeld van. Boegbeeld van de Friese taal in een tijd dat die absoluut not done was. ‘Nederlands en Latijn waren gangbaar, het Fries werd toen gezien als boers. Een spreektaal, maar geen schrijftaal meer,’ doceert Halbe Kornelis van het Tourist Info Punt, dat een ereplekje kreeg in het geboortehuis van Japicx.
In het dagelijks leven was de “Friese Vondel” schoolmeester, met een enorme liefde voor het schrijven van Friese gedichten. Twee jaar na zijn overlijden – Japicx werd slachtoffer van de laatste pestepidemie die in Europa woedde - kwam zijn boek uit en in het voorwoord richtte hij zich tot de lezer met de woorden: “Kom mei krityk, mar wol mei krityk dy ’t opbouwend is, want ik haw myn eigen taal leare moatten te skriuwen.”
Wat Halbe betreft is hij een held. ‘Nederlands heb ik op school geleerd, maar thuis ben ik Friestalig opgevoed. Dat heeft me verrijkt. Japicx heeft het Fries in zijn tijd écht een boost gegeven.’ Achter het prachtige trapgeveltje aan de Wipstraat ademt alles de 17de-eeuwse dichter, van borstbeeld tot olieverf en geschriften achter glas. Op de eeuwenoude balken staan de namen van auteurs geschreven, winnaars van de hoogste literatuurprijs die Friesland rijk is. Al sinds 1947 wordt oorspronkelijk Fries literair werk beloond met de Gijsbert Japicx-prijs.
Ook buiten, in het monumentale stadshart, kun je niet om de beroemde renaissancedichter heen. Even verderop, tussen de madeliefjes in het gazon van de Martinikerk, bezet hij een levensgrote sokkel.
Moedig in een grimmige tijd
Een andere prominent die zijn eigen pad volgde en door deze stad op handen wordt gedragen is Titus Brandsma, in 1881 geboren in Oegeklooster, vlakbij Bolsward. Vermoord in concentratiekamp Dachau, in 1942. Aan de pater karmeliet, journalist en verzetsheld tijdens de Tweede Wereldoorlog is een museum gewijd; in het opvallend rode pand aan de Grote Dijlakker is nog tot en met 11 november de tentoonstelling “In het spoor van Titus, van God niet verlaten” te zien. De man stond bekend als een beminnelijk en geduldig mens; vroom en moedig in een grimmige tijd. Titus Brandsma koos zijn eigen weg en moest die met de dood bekopen.
Ergens vierkant voor staan, ongeacht de consequenties, dat past de Boalserters wel. Soms dwars tegen de stroom in voor je idealen gaan. Dat was ook precies wat de patriotten deden, in de 18de eeuw. Ze verzetten zich tegen de macht van stadhouder Willem V en besloten uiteindelijk, als enige Friese stad, de rebellerende “Franeker Staten” te steunen.
In 1785 hadden de patriotten een vrijwillige schutterij opgericht, bestaande uit twee compagnieën van elk 40 man die wekelijks oefenden in de Broerekerk van Bolsward. Twee jaar later, in september 1787, waren de conflicten hoog opgelaaid. De schutterij kwam in actie en er werden defensieve maatregelen getroffen: binnen een week was het stadje in staat van paraatheid gebracht. Bolwerken werden opgehoogd, stadspoorten gesloten, bruggen gebarricadeerd. De vroedschap van Bolsward erkende vervolgens – na een boel gekrakeel over en weer – de “Pretense Staten” van Franeker.
Maar de rust keerde niet terug in het stadje. In de wetenschap dat er onvoldoende steun van de bevolking kwam en hen geen legertje te hulp zou schieten, bliezen de patriotten de aftocht. Een aantal werd opgepakt, kreeg een geldboete of werd verbannen uit Friesland.
“Alles wat fan Bolsert komt, dat suupt”
In Bolsward wist men van wanten. Én van innemen, zo getuigt een bekend gezegde: “Alles wat fan Bolsert komt, dat suupt”. De stad telde ooit legio stokerijtjes en oogst tegenwoordig nog altijd lof met originele spiritualiën van eigen bodem. Zo is er de klassieke Berenburg van Sonnema, Fries bier van Us Heit, Friese whisky van Frysk Hynder en Fryske Bearenburch van distilleerderij De Stiekeme Stoker. Voldoende adresjes om je te laven dus.
Op een van de terrassen onder de platanen aan het Marktplein en langs de Appelmarkt – direct aan de stadsgracht – zit je ook goed. Enige dissonant: het autoverkeer. Maar de charme van de waterweg die het oude stadshart doorklieft en waarlangs zich een slinger van monumentale gevels rijgt, maakt gelukkig veel goed. Bij de plaatselijke bakker snoep je van Friese streekspecialiteiten als het “Slachtedijkje”, dûmkes, suikerbrood en oranjekoek. Souvenirs van Bolsward tik je onder meer op de kop bij het TIP aan de Wipstraat, bovendien telt het compacte centrum een paar schatkamers die je als funshopper gewoon niet mag missen. By Pimpé (Jongemastraat) is een bijzonder voorbeeld met bijzondere medewerkers. Het is meer dan alleen een winkel in trendy woonaccessoires en delicatessen, want dit is tegelijk ook lunchcafé annex theeschenkerij – zoek een plekje in de stadstuin - en een zorg- en leerbedrijf. Alles onder één dak.
Bij Albert J. Bosscha raak je gewoonweg niet uitgekeken en waarom zou je ook; de 3de Kamer aan de Dijkstraat is een regelrecht walhalla voor fans van brocante, cadeautjes met een nostalgische twist en talrijke hebbedingen met de wow-factor. Een echte struunwinkel waarvoor alweer dertien jaar geleden de basis werd gelegd. Toen nog thuis in eigen woonkamer, op nummer drie. ‘We hadden de ruimte,’ zegt Albert over die opstartfase, ‘maar het assortiment dijde flink uit.’ Daarom zit ‘ie nu gezellig midden in hartje stad in een bontgekleurde, volgestouwde schatkamer waar het heerlijk pareltjes zoeken is. Servies en sieraden, delicatessen, huidverzorgingsproducten, exclusieve zeepjes of ansichten die je in een oogopslag raken. Rekken vol rake oneliners vind je bij Albert: ‘Oh ja, ik ben een echte kaartengek.’
Kwam de Dijkstraat je al bekend voor? Dat kan kloppen, want hier ligt de Blauwpoortsbrug en in strenge winters passeren de Elfstedentochtschaatsers dit punt in Bolsward.
Weelde en verval in harmonie
Bolswarders zijn ondernemers, dat zit in de stadsaard gebakken. Vooruitstrevende gasten, op die Friese handelsterp aan zee. Tot halverwege de 17de eeuw floreerde Bolsward als een van de beroemde Hanzesteden. Lucratieve handelsverbindingen met Duitse en Scandinavische steden langs de kust van de Noordzee en de Oostzee leidden tot ongekende welvaart. De graanpakhuizen puilden uit, er was stokvis, haring en hout in overvloed. Van overdaad en weelde getuigt natuurlijk het stadhuis dat begin 17de eeuw werd gebouwd en prominent het centrum domineert. Leuk detail: het werd ontworpen en gebouwd door Jacob Gysbert, de vader van dichter Gysbert Japicx. Sinds Bolsward bij de grotere gemeente Sùdwest-Fryslân hoort heeft het rijk versierde stadhuis z’n functie verloren, maar er wordt nog altijd getrouwd en de Oudheidkamer exposeert het verleden van Bolsward. Het museum (gratis toegang) is dan ook een kijkje waard.
Maar de Broerekerk is het oudste monument van deze Friese Elfstedenstad. Rond de 13de eeuw gebouwd als kloosterkerk van de Minderbroeders. Nu, in de 21ste eeuw is het met afstand dé blikvanger van Bolsward. Wrang genoeg is dat te danken aan een geschiedenis van branden; na de laatste vuurzee op 8 mei 1980 werd besloten de kerk in verwoeste staat te laten bestaan. En dat was, hoe vreemd het ook lijkt, een schot in de roos. In 1986 is de Broerekerk weer opengesteld voor publiek, als ruïne. Het resultaat is hemels. Zeker sinds het bedehuis in 2006 werd voorzien van een glazen overkapping en de zon vrij spel heeft. De lichtval, het fascinerende spel van schaduwen en wolken die overdrijven maken van de ruïne – check ook die zwartgeblakerde deur - aan het Broereplein een publiekstrekker van jewelste. Op dagen dat de kerk niet in gebruik is, zijn de deuren open van 9.00 uur (in de weekends vanaf 10.30 uur) tot een uur of 18.00 in het seizoen.
Aan kerken sowieso geen gebrek. Bolsward wordt wel “het Friese Rome” genoemd vanwege het hoge percentage katholieken, maar alle gezindten trekken gebroederlijk samen op in het stadscentrum dat ook een meeslepend middeleeuws kloosterverleden kent. De Begijnen metselden hun klooster in de veilige stad, net als de Premonstratenzers en de Franciscanen (of Minderbroeders). Een beroemd aanhanger van die laatste orde was Johannes Brugman. De rondreizende pater stond bekend om zijn opzwepende manier van preken, hij kon zogezegd “praten als Brugman”…
Groene rijksmonumenten
Eén bolwerk telt Bolsward nog, als herkenbaar overblijfsel van de machtige 16de-eeuwse verdedigingswerken. Restant van de eens zo stevig omwalde stad. Nadat de bolwerken hun defensieve functie hadden verloren, werden ze - medio 19de eeuw – geslecht, maar dat het Hoog Bolwerk nog intact is, is te danken aan armoe; er was geen geld meer om het bolwerk helemaal af te graven. Gelukkig maar, want nu is deze groene loper een rijksmonument, samen met de laatste grachten in de binnenstad, en het is er lommerrijk wandelen. Dat vinden de schapen ook trouwens.
Midden in de stad ligt nog een ander groen rijksmonument: het Julianapark dateert van 1913 en werd aangelegd ter gelegenheid van de 100-jarige herdenking van de bevrijding van de Franse overheersing. Bij dat soort wapenfeiten sta je niet direct stil tijdens een ommetje langs de vijvers en grasvelden, gelardeerd met historische bomen, een rozentuin en een oude volière die soms, als er wat feestelijks te beleven valt in het park, dienstdoet als podium. De Snekerstraat behield z’n robuuste stenen entree, bij de ingang via de Titus Brandsmalaan tref je een bijzonder borstbeeld van de theoloog en verzetsheld.
Oaljekoeken: een geuzennaam!
Wie halverwege Hoog Bolwerk het trappetje afdaalt bereikt de oudste, voormalige Joodse begraafplaats. Tot 1829 werden hier de Joodse inwoners van Bolsward begraven. Een weetje uit de cultuurhistorische stadsgids door de Hanzestad, goed voor een circa anderhalf uur durende tippel (afhankelijk van het aantal stops natuurlijk) onder de noemer “Pipen, posten en Oale-koeken”. Dat moeten we even toelichten: pipen zijn stenen bruggetjes, posten bruggen van hout en Bolsward telt er van beide nogal wat.
In de volksmond werden de inwoners “oaljekoeken” (oliekoeken, ofwel oliebollen) genoemd. Feitelijk een geuzennaam! Hij verwijst naar een oude legende in Bolsward, van houtsnijder Rommert die een moeilijk werkstuk moest fabriceren en telkens weer faalde. Tot een vreemdeling (de duivel) hem een paar perfecte schetsen aanreikte en daarvoor in ruil iets eiste dat Rommert later dat jaar nog zou ontvangen. Toen zijn zwangere vrouw dat hoorde wist ze genoeg; de duivel zou haar kind komen opeisen. Daarop bedacht ze een list: ze besloot zwaveloliebollen te bakken. Toen de zevenkoppige duivel kwam, propte ze hem vol met de oliekoeken, waardoor hij in ademnood raakte. Een slimme actie! De duivel blies de aftocht en jammerde dat de Bolswarders voorgoed de scheldnaam “Oaljekoeken” zouden dragen.
Helemaal niks mis mee dus, die naam. Laat die Bolswarders maar schuiven en alsjeblieft ’n beetje balstjurrich blijven.