Tekst: Ankie Lok | Fotografie: Tjeerd Visser
Dit verhaal verscheen in Noorderland 2022-6
In Harlingen staat de enige fabriek in ons land waar tegels en aardewerken serviezen nog volledig met de hand gemaakt worden. Degelijk spul voor niches en liefhebbers, maar ook een les in de waarde van het ambacht: die straalt er letterlijk én figuurlijk van af.
Dat Harlingen de bakermat is van het Friese aardewerk was onbedoeld een goed bewaard geheim. Vanaf 1598 werden hier al tegels en aardewerk gemaakt, door gevluchte ambachtslieden die na de val van Antwerpen de techniek naar de noordelijke Nederlanden brachten, vertelt Rikus Oswald, de huidige eigenaar van de Harlinger Aardewerk & Tegelfabriek.
Maar die geschiedenis kwam pas langzaam maar zeker weer aan het licht – en dat kun je letterlijk nemen – toen de ouders van Rikus na hun opleiding terugkeerden naar Harlingen: ‘Ze kwamen in een mooi oud pand aan de Zoutsloot, dat toe was aan renovatie. Tijdens de verbouwing kwam de ene na de andere vondst tevoorschijn, van dichtgegooide kelders en waterputten tot complete tegelwanden. Dan word je gek, in positieve zin: het was één grote schatgraverij, terug naar begin 17de eeuw.’
Om meer te weten te komen over wat hij allemaal aantrof, werd Rikus’ vader vrijwilliger bij het plaatselijke museum het Hannemahuis. ‘Op zolders her en der kwam hij doosjes en kistjes tegen met “sponzen”, geprikte tekeningen van schilders, met ontwerpen die hij herkende, omdat hij de eindproducten – de tegels – in de binnenstad in de muren zag zitten. Zo vond hij enkele duizenden werktekeningen terug waarvan met zekerheid gesteld kon worden dat die in Harlingen ontworpen en gemaakt waren.’
Keramist Hubert de Haas, met wie Rikus’ vader kennismaakte, kon vervolgens glazuren en recepturen herleiden uit 16de- en 17de-eeuwse sporen. ‘Mijn ouders zeiden toen in een dolle bui: hier moeten we wat mee doen. Alleen de vak- en verzamelaarswereld wist van Harlingen, maar het grote publiek niet. Dat wilden ze terug op de kaart zetten.’
Restauraties en designers
Zo werd de restauratie van de privéwoning aanleiding voor een serieuze heroprichting: de Harlinger Aardewerk & Tegelfabriek (1972), die zich voegde in de traditie die al bestond vanaf eind 16de eeuw. Oftewel: ambachtelijke productie. Geen lopende band, maar echt vakwerk. Rikus: ‘Een antieke tegel heeft in de hoeken altijd een gaatje, dat ontstaat doordat de tegelmaker met de mal een tegel op maat snijdt uit een plaat klei. De mal heeft spijkertjes, zodat hij op de kleiplaat blijft liggen. Het snijgaatje dat overblijft is wereldwijd het handelsmerk van tegelmakers.’
Dat handelsmerk is inmiddels wel een zeldzaamheid geworden. ‘In Zuid-Europese musea zie je nog wel gereedschap: zo ging het ooit. Maar wij doen dat nog steeds. We zijn juist bewust teruggegaan naar toen, naar de periode vóór de machines. We doen alles met de hand: de klei vormen, snijden, glazuren en beschilderen.’ Driekwart van de productie bestaat uit wand- en vloertegels, op historische leest. ‘Wij zijn de enigen in Nederland die estriken – geglazuurde vloertegels – maken zoals het hoort.’
Dat betekent ook dat de fabriek uit Harlingen in nichemarkten opereert, kort gezegd de restauratiewereld, verzoekwereld en designers. Zo was de fabriek in Harlingen betrokken bij restauraties in Kasteel De Haar in Utrecht en het voormalige pand van het Nieuwsblad van het Noorden in Groningen, maar ook bij die van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam. ‘Architect Pierre Cuypers was gecharmeerd van het werk van de familie Van Hulst, onze laatste voorgangers in Harlingen. In Cuypers’ periode is er veel van hun tegelwerk toegepast in overheidsgebouwen, kerken en kastelen. Toepasselijk dus dat wij zo’n restauratie konden uitvoeren.’
Aanschuiven bij restauraties gaat echter niet zonder slag of stoot. Kennis en kunde verdwijnt, merkt Rikus, ook bij Rijksgebouwendiensten en aannemers. ‘Bouwmeesters zijn er niet meer, wel calculatoren. Die kunnen heel goed rekenen, maar snappen niks meer van toegepaste materialen. In offertes moeten we heel duidelijk terugkoppelen: besef wel hoelang het gaat duren om dit te maken en wat het mag kosten. Budgetten en planningen gaan er meestal van uit dat het materiaal al bij ons op de plank ligt te wachten. Van de tien offertes worden we in acht gevallen dus meteen opzijgeschoven. Maar degene die op inhoud leest, komt bij de volgende bouwvergadering prompt bij ons terug.’
Pure ingrediënten
Ook het Soho House in Amsterdam – een speciale “membersclub”– was zo’n spannende renovatieklus. De voorwaarde om het monumentale kantoorpand om te toveren in een luxe hotel, was dat het tegelwerk uit de jaren 30 behouden zou blijven op de vloer in de entree en in het trappenhuis. Rikus: ‘We waren aanvankelijk al helemaal uit beeld vanwege prijs en levertijd. Maar wij waren de enigen die in de offerte een stukje over die unieke vloer hadden geschreven.’
Eenmaal binnengehaald voor renovatie, krijgt de Harlinger fabriek soms meer kansen: ‘Uiteindelijk hebben we ook nog een mooi zwembad op het dak aangelegd, mét onze tegels.’ Dichter bij huis, in het noorden, zijn er eveneens splinternieuwe kunststukjes te zien. Wie bijvoorbeeld eens de oversteek maakt naar Vlieland of Terschelling, komt op de veerboot van Rederij Doeksen langs Harlinger tegeltableaus die de geschiedenis van het Wad afbeelden.
Ook in de horeca weten jonge, frisse interieurarchitecten en designers de Harlingers te vinden. ‘Een ambachtelijke kok wil uitstralen dat hij alleen pure ingrediënten gebruikt. Die wil ook in zijn interieur geen trucjes, geen printjes en kunststofjes, maar alleen goed glas, goed metaal, goed hout en ook goede keramiek. Dat ademt meteen de sfeer van het restaurant en van de gerechten die op de kaart staan.’ The Roast Room en Visaandeschelde in Amsterdam bijvoorbeeld zijn ingericht door een interieurarchitect die dit soort wensen wist te vertalen en de Harlingers inschakelde.
Het publiek selecteert zichzelf een beetje, vertelt Rikus, maar uiteindelijk fabriceren ze hun materialen voor iedereen die het mooi vindt, tot aannemers en kunstnijverheidswinkels aan toe, dus ook voor de consument. Maar het verhaal erachter hoort er altijd bij. ‘Wie met ons wil werken, nodigen we eerst uit in Harlingen om het productieproces mee te maken. We sturen niet zomaar iets op; de verkoper moet echt weten hoe het product in elkaar zit om het goed te kunnen vertellen aan de klant. Anders vinden mensen het toch al snel duur. Maar van veel bezoekers krijgen we juist te horen dat ze het eigenlijk heel betaalbaar vinden voor producten die worden gemaakt door Nederlandse ambachtslieden.’
Door oefenen vaardig
Die ambachtslieden zijn de laatste jaren lastig te vinden. Waar zijn vader als gymnastiekleraar op de LTS tijdens de les kon turven wie er verder opgeleid wilde worden in aardewerk en tegels, heeft Rikus de grootste moeite om enthousiaste leerlingen te vinden. ‘Schilders, vormers en glazuurders zijn beroepen die nergens in een onderwijsinstelling worden aangeboden. De laatste medewerkers die we hebben aangenomen, waren via sociale media binnengekomen voor een stage. En dat zijn niet alleen maar jongens, terwijl we het daar soms van moeten hebben in de kleivormerij.’
Het hangt samen met de aard van het werk, zegt Rikus: ‘Je gaat je handen gebruiken, voor de rest van je leven, en dat moet je leuk vinden. De uitdaging zit erin dat je veel verschillende producten maakt.’ Zwaar is het werk soms ook. ‘Estriken wegen 2 kilo per stuk en een plank van 10 à 20 kilo moet je fluitend kunnen dragen, schuiven of verplaatsen. Dat is niet voor iedereen weggelegd.’
Voor beschilderen bestaat meer belangstelling, maar ook daar vergissen sommigen zich in wat het werk inhoudt. ‘Dan denken ze: als ik een paar weken op een stoel zit, kan ik het wel en ga ik over twee jaar weer wat anders doen. Maar een schilder is bij ons drie tot vijf jaar in opleiding. Daarna begint het eigenlijk pas.’ Door langdurig oefenen vaardig worden en alleen maar beter worden door de jaren heen: dat gegeven is een probleem, stelt Rikus. ‘Daar reageren mensen tegenwoordig heel verbaasd op: hoe bedoel je, waarom duurt dat zo lang? Kijk, als een klant een product koopt uit onze catalogus, dan moet diegene dat kunnen kopen maar de volgende ook, in dezelfde kwaliteit.’
Tinglazuur op klei
De grondstof voor tegels en aardewerk is klei, van Friese zeeklei tot mergel uit Gelderland of steengoedklei uit het Duitse Westerwald. Het gaat om de juiste verhoudingen, legt Rikus uit: voor een vorstvaste oplossing is een klei nodig die op hoge temperaturen gebakken kan worden. Dat is essentieel voor buitengevels, bijvoorbeeld bij de renovatie van de tegeltableaus op het kantongerechtsgebouw in Leeuwarden. ‘Het maakt de kans op schade door vocht en vorst fors kleiner. Zo kijken we per project welke klei nodig is.’
Zakenpartners lopen langs historische lijntjes, tot wel 400 jaar terug. Maar bedrijven worden groter en nemen elkaar over. Dat kost wel eens wat communicatie. ‘Soms krijg ik iemand aan de lijn die artikelnummers begint te roepen, maar daar kan ik niks mee. Ik vraag dan bijvoorbeeld naar de chemische samenstelling, daarvoor verbinden ze me al gauw door met het laboratorium. Wij moeten soms minimale hoeveelheden hebben waar we ontzettend lang mee vooruit kunnen. Dan nemen we maar meteen afscheid, want we bellen pas over 25 jaar weer.’
Na het bakken komt het glazuren, in Harlingen gebeurt dat steevast met de hand. En dat zie je, ook als leek, vindt Rikus. ‘Tinglazuren, ondoorzichtig glazuur dat vaak de basis is van aardewerk, hebben een zijdeglanskarakter en een levendig oppervlak, met een subtiel kleurverschil. Machinaal geglazuurde tegels ogen juist veel cleaner en doodser.’ Dat geldt zelfs bij “witjes”, de klassieke wandtegel van 13 bij 13, die je best makkelijk van industrieel lopendebandwerk kunt onderscheiden als je dus weet waar je op moet letten.
Vlot mokje met bloemmotief
De serviezen die zoal door de handen van de ambachtslieden gaan, zijn in de fabriek ontworpen, in samenwerking met designers die af en toe komen rondsnuffelen en doordat er intern genoeg loskomt.
Rikus: ‘We hebben hier veel creatieve mensen met allemaal ideeën. Elke maand hebben we overleg en dan komen die op tafel. Waar kunnen we een testronde mee doen? Waar kunnen we een nieuwe lijn mee ontwikkelen?’ Vernieuwing zit ’m soms in kleine dingen. Laat van een klassieke kop en schotel – modellen uit de 18de en 19de eeuw – de schotel weg en het oortje eraf, en je hebt ineens een vlot mokje. Of beschilder een mok met een bloemmotief uit antieke tegeltableaus, maar dan uit de losse pols waarbij het motief net over de rand naar binnen loopt. ‘We zien dat een jonger publiek daarop reageert, dit mooier vindt.’
De Harlingers zijn nu bezig met een spat- en spetterserie en penseelserie: ‘Subtiel schilderwerk gecombineerd met een grove penseelstreek dwars eroverheen of rondom. Mokjes met verfstreken bijvoorbeeld, kommetjes met druipers. Daarnaast zijn we een snijplank aan het ontwerpen, met diezelfde verfstreektechnieken maar ook deels gedompeld in kleuren, tot de helft of driekwart. Dat kan een leuke aanvulling zijn op je keuken- en servieskast: een snijplank van handgemaakt keramiek, uit Friesland!’