Tekst: Ankie Lok | Fotografie: Tjeerd Visser
Dit verhaal verscheen in Noorderland 2022-3
De Noorderbegraafplaats in Assen werd twee eeuwen geleden aangelegd. De oude graven doorstaan de tand des tijds maar met moeite, daarom spant een stichting zich in voor restauratie. En met resultaat. Vooral de gietijzeren hekken springen in het oog. Een wandeling met Lukas Kwant, medeoprichter van de stichting: ‘Hier ligt de historie van een plaats. Bij talloze graven is wat te vertellen.’
In de lente gaan leven en dood zomaar samen op de Noorderbegraafplaats: Lukas Kwant is net bezig met het schoonmaken van nestkastjes, zodat de mezen hier straks weer een plekje kunnen vinden. Hij zet de ladder graag opzij om een rondleiding te geven. En de oud-schoolmeester en historicus vertelt makkelijk weg, blijkt al in het eerste perk. Al na enkele stappen houden we halt bij een prominente grafsteen, van VVD-voorman Harm van Riel, die hier in december 1980 ter aarde werd besteld. ‘Het stond hier zwart van de VVD’ers,’ herinnert Lukas zich. ‘Veel mensen kennen hem nog van zijn keurig nette pak en grote sigaar.’ Lachend: ‘Misschien heeft hij wel een doos meegenomen in het graf.’
De Noorderbegraafplaats is een gemeentelijk monument, met drie gietijzeren rijksmonumenten die in het oog springen. Neem het toegangshek, vervaardigd door Nering Bögel uit Deventer, een naam die je ook nog weleens op putdeksels kunt tegenkomen. In het hek zijn symbolen verwerkt die in de 19de eeuw heel gebruikelijk waren: een zandloper met vleugels (de tijd vliegt), zeis (attribuut van Magere Hein), naar beneden gerichte fakkels (uitgedoofde levensvlam) en een uil in een lauwerkrans. Die laatste roept nog weleens verwarring op, vertelt Lukas. ‘De uil staat vaak voor wijsheid, maar daar heeft het hier niets mee te maken. Het is een vanitas-symbool: de uil als doodsvogel die je onhoorbaar door zijn verenpak bij je nekvel grijpt.’ De hekpalen van veel graven zijn versierd met nog zo’n belangrijk ornament: een dennenappel of een lotusbloem in de knop, als symbool voor het ontluikende leven in het hiernamaals.
De tijd van het ijzer
De plannen voor de Noorderbegraafplaats ontstonden toen er omwille van de volksgezondheid een andere oplossing werd gezocht voor het begraven in de kerk en binnen de bebouwde kom. Eind 1821 begon de gemeente met de aanleg, ruim een jaar later werd de begraafplaats in gebruik genomen. Anno 2022 zie je de tijdgeest bijvoorbeeld in de grafhekken die tussen circa 1860 en 1910 in de mode waren. ‘Het was de tijd van het ijzer,’ zegt Lukas, ‘denk ook maar aan de spoorbruggen, de Pier in Scheveningen en de Eiffeltoren. IJzer was booming business.’
In de loop der jaren verroestten de bouten en moeren, waardoor de hekken scheef begonnen te hangen of omvielen. ‘We zagen hekken met spijlen als ijspegels: onderaan helemaal weggeroest.’ Op de meeste begraafplaatsen belandden de gietijzeren hekken daarom bij het oud ijzer. Maar hier in Assen zet een stichting zich in voor het behoud van graven, samen met vrijwilligers en met goedkeuring van de gemeente. Die wilde de minder belangrijke monumenten ‘gecontroleerd uiteen laten vallen’, vertelt Lukas, die medeoprichter is van de stichting.
De vrijwilligers namen de Noorderbegraafplaats in de afgelopen acht jaar flink onder handen. ‘Wij conserveren niet, zoals op de Zuiderbegraafplaats, maar wij restaureren,’ zegt Lukas. ‘Dat is een ander uitgangspunt. We willen de begraafplaats zo veel mogelijk terugbrengen naar de aanblik die deze vroeger bood.’ Hij wijst naar beneden, naar wat groene blaadjes die uit een grafmuur steken: de vrijwilligers werken liefst om de begroeiing heen. ‘We zorgen graag voor de vogeltjes, maar ook voor dit soort kalkminnende plantjes.’
Puzzelen met hekken
Toen de vrijwilligers aan de slag wilden, troffen ze in het baarhuisje en op de gemeentewerf 20 gietijzeren hekken aan. Zie dan maar eens te traceren welk hek bij welk graf hoort. ‘Dan moet je kijken wanneer iemand is overleden en welk hek bij die tijd past. Ook oude foto’s helpen, en natuurlijk de grafboeken,’ zegt Lukas. Soms lukte het – zo bleek een van de hekken uiteindelijk op maar één graf te passen. ‘Maar in de meeste gevallen kom je daar niet achter.’
En dus wordt restaureren vaak een puzzel: hekdelen opnieuw samenstellen of bijkopen, van overal en nergens; van een Fries grachtenpand bijvoorbeeld, maar ook afdankertjes van andere begraafplaatsen en handelswaar van antiquairs. Vervolgens is het passen en meten met alle elementen. Daarvoor zijn behalve manuren en hekken nog meer materialen nodig, zoals stenen, verf en cement. De gemeente Assen stelt een budget ter beschikking, de stichting heeft donateurs en verdient wat geld met het opknappen van graven en met rondleidingen.
Overigens wordt niet altijd alles gerestaureerd: een natuurstenen graf dat erbij ligt als een ingezakt gebakje laat de stichting bewust zo, als eerbetoon aan de ouderdom van de begraafplaats. Ook verval moet zichtbaar blijven.
Pronkende hoge heren
De Noorderbegraafplaats is strikt geometrisch opgezet, vertelt Lukas, in rechthoeken en rijen. ‘Slingerpaden en af en toe een vijverpartijtje, zoals dat begin 19de eeuw in de mode kwam, heb je hier nog niet. Dit ontwerp is naar 18de-eeuws Duits voorbeeld. Er was destijds correspondentie met de burgemeester van Aurich in Ostfriesland.’ Voor de alleroudste graven moet je doorlopen naar het einde van perk 1, want er werd van achteren naar voren gewerkt.
Hier tref je zerken aan met fraai steenhouwwerk in reliëf: doodskoppen, de ouroboros (de slang die zichzelf in de staart bijt, symbool voor de levenscyclus) en vlinders, die staan voor de uitgevlogen ziel terwijl de cocon in de aarde is achtergebleven. ‘En wat je op zerken van de elite ziet: titulatuur, dat was voor de hoge heren belangrijk. “Oud-president van de arrondissementsrechtbank te Assen”, “Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw”, “Officier in de Orde van de Eikenkroon”. Men pronkte met wat men op aarde had gedaan.’
Vooraan liggen vooral middenstanders, een groeiende sociale laag die zich een koopgraf kon permitteren, maar ook onderwijzers, predikanten en juristen van de Asser rechtbank. In deze rijen ligt een opmerkelijke zerk: Johanna Elisabeth van den Berg, in leven bewaarster in het huis van arrest en bewaring alhier. Lukas staat erbij te peinzen: ‘Hoe komt een eenvoudige gevangenbewaarster hier terecht? Misschien een erfenisje gekregen? We weten het niet. En waarom wilde ze haar beroep op de steen?’ Hij lacht: ‘Misschien zodat ex-delinquenten een bloemetje konden leggen?’
Opvallend zijn ook de open plekken in dit perk: daar is bovengronds geruimd. ‘Een teer punt,’ zegt Lukas. ‘Vaak gebeurt dat na 20 jaar, zeker op nieuwe begraafplaatsen. Zo zijn ook hier veel bekende Asser families “verdwenen”.’ Met cremeren heeft Lukas – ‘orthodox christen, al lees ik ook allerlei moderne theologen met een vaak meer filosofische inslag’ – al helemaal niks op. ‘Cremeren is net als met een mailtje: één druk op de knop en je bent weg. Híer blijft in de namen de historie van een plaats als Assen zichtbaar. Bij talloze graven is daardoor wat te vertellen. En in de christelijke en joodse traditie is het zo: als je een naam hebt, word je gekend. Bij asverstrooiing ben je eigenlijk naamloos geworden.’
Kindermonument op de Noorderbegraafplaats
Kuierend door de rijen kom je vanzelf langs alle periodes en stijlen: platliggende zerken van natuursteen, rechtopstaande stèles, grind, tegels en marmer. Soms voegden families aan bestaande graven modernere elementen toe als er weer iemand werd bijgezet. Maar de variatie die je nog op de Noorderbegraafplaats ziet, mocht op een gegeven moment niet meer. Kijk maar naar de drie perken met graven van na de oorlog.
‘Het mocht niet hoger dan dit en niet breder dan dat. Eigenlijk is dit allemaal erg saai,’ zegt Lukas, ‘vergeleken met de rijke variëteit van die oude perken. Maar op veel begraafplaatsen worden deze uniforme zerken ook alweer geruimd. Dus dit wordt straks op zijn beurt uniek.’ Van oorsprong was perk 5 het armenperk, in beheer bij de Hervormde diaconie. Zij verzorgde de begrafenis en een graf, maar zonder gedenkteken. Op twee oude lagen kwam hier vanaf 1944 een derde laag met nieuwe graven bovenop. Het is ook het laagstgelegen gedeelte van de begraafplaats, waar het heel nat kan zijn.
Lukas tuurt in de verte. ‘Tussen al deze grauwe monumenten zie ik één witte steen.’ Hij wacht even voor hij verdergaat: ‘Tonny Ottens, te water geraakt en in het kanaal verdronken. Toen hij werd begraven stond zijn hele schoolklas eromheen om een psalmvers te zingen.’ De regenplassen omzeilend: ‘Daar verderop ligt een jongen die door een dokter is overreden. En zo kunnen we nog wel uren doorgaan.’
Achterin perk 6 staat een monument voor de allerjongsten die hier in de jaren 50 kwamen te liggen, 67 baby’s die al waren overleden voordat ze bij de gemeente waren aangegeven en daarom destijds geen grafsteen kregen. Een pijnlijke episode. ‘Wij zijn een keer gaan meten, want we wilden deze vergeten kinderen weer zichtbaar maken.’ Een rij genummerde klinkers markeert nu een deel van de graven. Het gedicht op het kindermonument is eenvoudig maar treft doel: Naam noch leven was ons gegeven. Toch waren wij er. Heel even.
Bordjes bijschilderen
In het zomerseizoen is Lukas hier twee à drie keer per week te vinden. Ver fietsen hoeft hij niet, hij woont al jaren vlakbij met uitzicht op de Noorderbegraafplaats. Nu al, in het vroege voorjaar, hoor je dat je aan de rand van het Asserbos staat: de roep van een groene specht. Het herinnert Lukas aan een dode specht die ze eens op deze begraafplaats vonden. ‘Hij was nog helemaal gaaf. Ook die is hier ter aarde besteld.’
Straks hoor je weer de zangvogels fluiten, en op zomeravonden is het hier een oase van rust. Lukas mag dan graag nog even gaan ‘beletteren’: de onleesbaar geworden emaillen bordjes aan de hekken schoonmaken en bijschilderen. Als er van de oorspronkelijke tekst helemaal niets meer te zien is, zet hij die er zelf weer op, in een lettertype passend bij de tijd waaruit het graf dateert. Met een penseel uit de losse pols. Hij haalt de schouders op: ‘In mijn geschiedenisstudie heb ik paleografie gedaan, dus dat is simpel zat.’
Op de weg terug naar het toegangshek blijft Lukas nog even staan bij het graf van Jan Stevens. In 1946 werd hij thuis door een insluiper doodgeschoten met een oud Canadees legerpistool. Zijn vrouw overleefde hem meer dan 50 jaar. Gelijk het gras is ons kortstondig leven, luidt de psalmtekst waarnaar ook de zeis in het toegangshek verwijst. Maar 50 jaar is lang, als je bedenkt dat ze hier onder de aarde herenigd zijn, de man die slechts 33 werd en zijn weduwe van over de 80. Laten we hopen dat iemand zich in de toekomst over hun alledaagse grafsteen in perk 6 ontfermt.