Tekst: Jolanda de Kruyf | Fotografie: Wim van Veen, Andries de la Lande Cremer
Dit verhaal verscheen in Noorderland 2020-2
Twee oeroude ambachten bepalen dit decor: turfstekers en rietsnijders zijn de architecten van de overweldigende natuurpracht die Nationaal Park Weerribben-Wieden zo kenmerkt. Zonder tekentafels of vooropgezet plan gaven hun noeste werkhanden de wetlands in de Kop van Overijssel vorm. Vaklieden van vader op zoon.
Om te zien hoe dit gebied – een levend schilderij met in alle seizoenen z’n charme – door mensenhanden is ontstaan én wordt beheerd, lopen we het Laarzenpad in het hart van De Wieden. Het jaar rond toegankelijk en een aanrader met kinderen, voor wie dit een leuke belevenis “in het wild” is. Feitelijk is ‘t maar een bescheiden ommetje. Hoewel het hele tracé amper 2,5 kilometer lang is, heb je na een poosje struinen een behoorlijke indruk van rietland en moerasbos en ook de voldoening van een eindeloze voettocht. Op laarzen dan, want je was een gewaarschuwd mens. Gewoon schoeisel geeft natte voeten, zo simpel is dat.
Spitsuur in het rietland
Tenzij Koning Winter regeert natuurlijk, dat is wat je noemt een win-winsituatie voor iedereen in deze streek. Niet alleen de schaatsliefhebbers, maar ook rietsnijders zien “hun” achtertuin zo ‘t liefst. Riet heeft ook natte voeten nodig om te groeien, maar een stevige winter vergemakkelijkt het seizoenswerk. Van november tot en met april is het spitsuur in het rietland, tijd om te oogsten. Vroeger ging alles met de hand, met de rietsnit, later deed de motormaaier z’n intrede; compacte, voor de zompige grond geschikte machientjes die vaak ook het riet al in handzame bossen binden. Is alles gemaaid, dan wordt de ruigte eruit gekamd en verbrand. Dan zie je zo links en rechts rook uit het land kringelen.
Rietlandbeheer noodzaak
Tijd is een bepalende factor tussen de goudgele coulissen die deze meren en sloten omkaderen, want het is vaak een race tegen de klok voor de mannen in het veld. Als de vorst diep in de grond zit en de meren en plassen dikke lagen ijs dragen, ja, dan vordert het werk wel snel. Maar is het weer zo’n kwakkelwinter, dan kunnen de rietsnijders op sommige percelen niet of nauwelijks komen met hun machientjes, dan wordt het onrustig in het veld, want riet dat blijft staan kost geld. Wordt het rietland niet gemaaid, dan verandert dit landschap bovendien in snel tempo. Els, berk en wilg rukken dan op en binnen tientallen jaren zal het open landschap dichtgegroeid zijn. Dan zou alles verworden tot moerasbos. Het rietlandbeheer – in Nationaal Park Weerribben-Wieden zijn in totaal zo’n 260 rietsnijders actief – is daarom niet alleen een belangrijke economische pijler in dit gebied, het is ook noodzakelijk voor de instandhouding ervan.
Straatje met een verhaal
Terug naar het Laarzenpad. Een kleine route met een groots verhaal. Dat verhaal begint feitelijk al bij Bezoekerscentrum De Wieden in buurtschap De Leeuwte, pal onder de rook van het dorp Sint Jansklooster. Het publiekscentrum van Natuurmonumenten zit sinds beginjaren 70 onder dak van De Foeke, een verbouwde boerderij aan het Beulakerpad. Ooit woonde de familie Huisman er, met maar liefst 18 kinderen. Nu is het een geliefd startpunt om waterbeestjes te zoeken, voor een wandeling over het vlonderpad, boottochtje of excursie met de boswachter.
Volg gewoon het smalle straatje tot aan het eind, en over de brug begint je laarzenavontuur. Ogenschijnlijk is het Beulakerpad een doodgewoon weggetje, maar dan wel met een roemruchte geschiedenis. Want dat smalle klinkerstraatje, met aan weerszijden idyllische vervenershuisjes (het gros heeft tegenwoordig een natuureducatieve functie) loopt door tot aan de boorden van het Kleine Beulakerwijde. Een weids meer dat is ontstaan door al te voortvarende vervenershanden. Ooit vormde ditzelfde straatje de rechtstreekse verbinding naar Beulake, het beroemde dorpje dat in 1776 door een vliegende storm werd verzwolgen. Komen we straks op terug.
Met het trekpontje
Het leuke van het Laarzenpad: het is een korte, maar intense kennismaking met een uniek natuurgebied. De route loodst je dwars over rietland dat, zoals je hier met eigen ogen kunt zien, deels al gemaaid is. Zo is een natuurlijk mozaïek ontstaan van hoogte en laagte, van stroken land en waterlopen. Wie de pijlen volgt loopt nu eens door open hooiland, dan weer door een stukje dicht moerasbos met bemoste bomen. Onderweg passeer je een drietal trekpontjes waarmee je – kijk de sterkste in het gezelschap even lief aan! – op handkracht naar de overkant van de sloot komt. Alsof de overtocht al niet uitdagend genoeg is, tref je bij één van de zelfbedieningsveren ook een punterstok aan, kun je zelf proberen te “bomen”, de pont door het ondiepe water voorduwen. Eenmaal voet aan vaste wal voel je: dit is drijvend land. Wiebel maar eens met je laarzen, spring een beetje op en veer weer terug.
Grootste laagveenmoeras
Natuurgebied De Wieden maakt deel uit van Nationaal Park Weerribben-Wieden, het grootste aaneengesloten laagveenmoeras van Noordwest-Europa. Het is een uitgestrekt meren- en moerasgebied in de Kop van Overijssel dat bijna 11.000 hectare waterrijke natuur beslaat. Een heerlijke biotoop voor de mens om te varen, wandelen en fietsen, maar ook een waar paradijsje voor een groot aantal broedvogels en (zeldzame) flora. Hoor je de zware “hoemp”, als van een scheepshoorn? Geheid dat zich een roerdomp schuilhoudt in het riet. Ook het melodieuze “pling-pling” weerklinkt nogal eens vanuit het wit berijpte veld, de onmiskenbare roep van het baardmannetje. Zo leven er meer vaste stamgasten in De Wieden: van fuut en blauwborst tot purperreiger en zelfs de exotisch ogende lepelaar voelt zich hier thuis. Nog even geduld tot het vroege voorjaar, dan hoor je de wulp weer jubelen in het land. Zodra straks de dotter- en pinksterbloemen en orchideeën weer bloeien, dienen meer typische weidevogels zich aan: kievit, grutto, tureluur.
Wilde vervening
We danken het landschap van De Wieden feitelijk aan onze verre voorouders. Zij wonnen hier vanaf de 15de eeuw al turf, een kostbare brandstof. Bizar genoeg ontleent het gebied z’n schoonheid aan de ongebreidelde, wilde vervening en de slechte toestand van de dijken, die de teloorgang van het dorp Beulake tot gevolg hadden. Dat telde toen zo’n 200 inwoners die allen bijtijds voor de vloed vertrokken. Zwoegend met hun baggerbeugels ondermijnden de harde werkers hun eigen geboortegrond, meter voor meter. Extreme stormvloeden maakten dat karwei af. Het water kreeg steeds meer ruimte. Er ontstonden grote meren (wieden), zoals de Belterwijde en Beulakerwijde en in 1776 viel de genadeklap voor Beulake.
Het lot van Beulake intrigeert nog veel gasten aan het gebied, tot op de dag van vandaag. In het grote meer, het Beulakerwijde, worden ook nog geregeld vondsten opgedoken die herinneren aan het dagelijkse leven in het verdronken dorp. Toen in de 18de eeuw de landstroken werden weggevaagd bleef alleen de kerktoren overeind en exact op die plek staat sinds 2014 een bijzonder kunstwerk opgetrokken uit aluminium, in de vorm van een kerktoren. Compleet mét luidklok. Je kunt er langs varen maar de laatste “stuiptrekking” van Beulake ook bewonderen vanaf het Laarzenpad. Binnen, in het bezoekerscentrum, beleef je Beulake ook. Daar staan vitrines gevuld met allerhande bodemvondsten die je fantasie zeker zullen prikkelen.