Nynke Laverman, wereldwijs maar thuis in Weidum

‘De Friese taal is als muziek, ze danst’.

Dit interview verscheen in Noorderland 2020-6.

De verstokte Randstedeling zou kunnen denken dat Nynke Laverman in the middle of nowhere woont en werkt. Wie beter kijkt ziet een vrouw van de wereld die in alle windstreken inspiratie vindt, thuis is in haar vaderland, gezegend met haar moerstaal én klaar voor een nieuw hoofdstuk op de bühne.

Aan de horizon ontvouwt zich een landkaart van bakens: de puntige kerktoren van Weidum, het zadeldak van Jorwert, het stalen skelet van Unia State dat uit Beers oprijst, de stoptrein die van Stavoren naar Leeuwarden zoeft. Dorpen met een kerk, een kaatsveld, gebogen vee op groene vlakten. Hoe Fries wil je het hebben? Het behoeft geen uitleg, toch benadrukt Nynke Laverman (40) het graag en vaak: ze is een kind van deze bodem. Hier kan ze aarden na enerverende reizen en avonden op de planken, ergens in het land. Rust en ruimte zijn nodig om de soms opstekende chaos in haar hoofd te ordenen én voor lessen in geduld. Dat werkt. Zelfs nu de coronacrisis kraters in het voorbije theaterseizoen sloeg, kan zij haar koortsachtige drang tot spelen bedwingen. Al móet het verhaal nú verteld worden. Nynke heeft geleerd te wachten tot de tijd rijp is.

Cultuurshock
Ze bevolken een mirakels stekje waar de wind vrij spel heeft. Rondom de oude kaasfabriek van Weidum formeerde zich een eigenzinnige gemeenschap van bewoners. Creatieve geesten, stuk voor stuk. Filmers, designers, meubelmakers, muzikanten. Een buurtje op zich dat bestaat uit voormalige arbeiderswoninkjes, waarin Nynke naadloos opgaat met haar partner, slagwerker Sytze Pruiksma en hun twee jongens (8 en 5 jaar). Negen jaar geleden streek ze hier neer, op maar een paar fietsminuten van haar ouderlijk huis. ‘Echt, ik had nooit verwacht dat ik hier terug zou komen. Het moest wel zo zijn.’

Een stukje voorgeschiedenis. Nynke groeide op in Weidum tot ze op haar 18de naar de hoofdstad trok. Bekent: ‘Amsterdam was een cultuurshock. De energie van de grote stad vond ik geweldig op die leeftijd. Je wilt je volzuigen met indrukken, ontdekken. Er is continue geluid, massa. Maar daar kun je ook aardig opgefokt van raken. Het was te gek om er te zijn, hoewel ik meteen wist: ik geloof niet dat dit mijn thuis wordt.’

Verhalenverteller
De Academie voor Kleinkunst was in meerdere opzichten haar leerschool. ‘Het heeft de maker in mij gestimuleerd. Terwijl ik dacht alleen een uitvoerder te zijn: kom maar op met het materiaal, dan zing ik het wel. Maar in Amsterdam werd ik uitgedaagd om zélf teksten te schrijven, composities te maken. Zo kwam ik er gaandeweg achter dat ik een verhalenverteller ben, en dat muziek vooral een middel is. Daar ben ik nog altijd dankbaar voor.’

Ze vestigde haar naam al op jonge leeftijd met “de Friese fado”. In 2003 bracht ze haar debuutalbum Sielesâlt uit dat goud behaalde en haar ook de Piter Jelles Prijs opleverde, een literaire eer voor de vertalingen van gedichten van Slauerhoff die aan de basis stonden van deze gloedvolle songs vol passie en melancholie. ‘De Friese taal is heel klankrijk en muzikaal, kent lange klinkers om mee te smeren.’ Nynke wist: in de kern klopt het. En ze kon zich ermee onderscheiden. ‘Het is zo’n mooie taal. Toen ik er echt mee ging werken en schrijven, raakte ik steeds enthousiaster. Het Fries danst.’

Fries werd – en wordt – thuis als voertaal gesproken. ‘Nederlands leerden wij als kinderen op school wel en van tv. Ik vind het nu ook mooi en heel waardevol om de cultuur, waar de taal onderdeel van is, aan onze zoons door te geven.’

Onder nomaden
Terug naar de muziek die haar naar vele windstreken voert, en altijd weer terug naar huis. ‘De laatste tien jaar zit er een terugkerend thema in mijn werk,’ vertelt Nynke. ‘Dat we als Westerse mensen de verbinding zijn kwijtgeraakt met de natuur, met alle leven om ons heen. Dat fascineert me en het wordt steeds urgenter in deze tijd van klimaatverandering.’ Dat kwartje viel toen Nynke in 2007 besloot een maand naar Mongolië af te reizen en bij een nomadenfamilie te bivakkeren. Helemaal in d’r uppie, 27 jaar en niet haar eerste grote avontuur. Portugal had haar eerder al veroverd en met de Friese dichteres Albertina Soepboer samen had ze zich een maand in Mexico-Stad ondergedompeld, goed voor ‘instant inspiratie en een berg materiaal om mee te werken’.

Het was daar dat ze zo sterk de connectie met de natuur voelde. Waarom Mongolië? ‘Ik had een documentaire gezien en er was meteen een klik met het land, ik beet me erin vast, móest erheen.’ In 2009 bezocht ze de steppe opnieuw en zo kwam het album Nomade tot stand, een jaar later bekroond met een Edison.

Ontdekkingsreiziger
‘Van dit volk heb ik veel geleerd. Hoe men in direct contact met de natuur staat, evenveel respect toont voor mens als dier, voor stenen, of de rivier. Een wijze uitspraak die me hier is bijgebleven: “je kan nooit meer nemen dan je geeft”. Ik vind dat van grote wijsheid getuigen. Kijk naar culturen als deze, of die van de Aboriginals en de Indianen. Deze mensen hechten niet aan bezit: hoe kan een stuk land van jou of mij zijn? Het land is toch van zichzelf?’

Ervaringen als deze houden Nynke Laverman bezig, en soms zelfs uit haar slaap. ‘Waar hebben wij toch de verkeerde afslag genomen?’ vraagt ze zich hardop af. ‘Het begin van alle problemen ontstond misschien wel toen we ons gingen settelen, bezit namen van het land en dat uitputten.’ Dit voorjaar tikte ze de 40 aan, maar aan bevlogenheid heeft de performer niets ingeboet. ‘Ik voel me een ontdekkingsreiziger en elk album is een project op zich, een poging om meer grip op het leven te krijgen.’ Wat telt in haar werk is de verdieping. ‘Ik vind zingen heerlijk! Maar als ik het niet meer kon, zou ik andere manieren verzinnen om mijn verhaal te vertellen.’

Na Nomade beviel ze van een zoon. ‘Ook dat heb ik ervaren als een reis. De transformatie van vrouw naar moeder, je komt in een compleet ander universum.’ Vervolgens zette Nynke de stap naar internationale podia, met Alter dat de flamenco in een Fries jasje stak, en een muzikale ode aan ‘de kunst van het wachten’ met het album Wachter dat ze in 2016 op Oerol presenteerde.

Solo in de woestijn
De sabbatical die ze zichzelf in 2019 gunde was nodig om te ‘resetten’. En weer trok ze solo de globe over, ditmaal naar de woestijn in Jordanië. ‘Maar niet zo lang als vroeger. Ik voelde me nu ook verscheurd, met de kinderen thuis. Zonder gezin was ik zorgeloos, zag geen gevaren. Nu ik zelf kinderen heb begrijp ik de zorgen beter die mijn moeder had toen ik wegging.’ De totale leegte, de overweldigende kracht van het landschap grepen haar bij de keel. ‘Dagenlang lopen, met een gids en een kameel, slapen in de woestijn. En dan zelfs dáár zien hoe het al door mensenhanden is vervuild. Elke kloof waar we beschutting zochten lag vol met plastic afval.’

Uit die frustratie komt haar jongste geesteskind voort: Plant. ‘Hoe graag ik het ook wilde, ik kon er niet omheen. Daarom is het ook goed dat ik de tijd nam om op deze voorstelling en dit album te broeden. Ik zocht naar de juiste toon. Hoe open je het gesprek over het feit dat we met onze consumptiemaatschappij op een muur afdenderen? Hoe verwoord je onze onmacht? En hoe krijg je licht en lucht in zo’n groot en complex onderwerp?’

Dat is de essentie in haar nieuwste werk, waarin Nynke debuteert met de stijlvorm “spoken word” (simpel gezegd een stijlmix tussen rap en poëtische voordracht) en pure improvisatie. ‘Dat loslaten van het vertrouwde is spannend, want ik ben best een controlfreak. Dit zou ik een jaar geleden niet hebben gedurfd, maar het is wat ik wil vertellen en het jaar van rust gaf me de tijd die nodig was.’

Ze knikt, zo is het goed. De vrouw die vanuit haar hart leeft, met ogen vol verwondering naar de aarde blijft kijken en vaart op de bakens van haar thuisland. Een wereld famke van Friese grond met een universeel geluid.

Bron: Jolanda de Kruyf | Beeld: Tjeerd Visser

Laatste nieuws