Tussen de bomen verwijst een eenvoudig bordje: onderduikershol. In het Valtherbos wisten tijdens de Tweede Wereldoorlog 16 Joden te overleven. Twee helpers moesten hun volharding met de dood bekopen. Tussen de overlevenden ontstond een vaak levenslange verbintenis. Maar erover praten konden ze niet.
Mei 1944
Eén draad verbindt in het voorlaatste oorlogsjaar de gedachten van een groep onderduikers in een Drents bos: het verlangen om te leven. Het zijn de woorden van Ab van Dien. De 24-jarige Joodse Emmenaar houdt zich dan al zo’n anderhalf jaar op verschillende plaatsen schuil, waarvan de laatste zes maanden in een hol in het bos. De overvliegende bommenwerpers brengen het gesprek telkens op de vurig gewenste geallieerde invasie. Het is afwachten.
Wachten – wie aan de onderduik denkt, zal het daarin samenvatten. Maar in zijn boek De opgejaagden schetst Van Dien vooral onrust. Er was veelvuldig contact met de helpers, om de paar dagen moest er voedsel worden gebracht of opgehaald en er heerste een voortdurende angst om ontdekt te worden. Slechts in enkele passages schrijft hij over moedeloosheid en geduld. Toch zal dat veel meer aan de orde zijn geweest, denkt zijn zoon Han van Dien (68). Hij bezocht zelf het hol eens in de winter, toen er sneeuw lag, een verraderlijk tapijt. ‘In de oorlog kon je dan geen kant op. Als je pech had, moest je maandenlang in het hol blijven. Dat moet een ramp zijn geweest.’
Meer lezen? Dit verhaal over het onderduikershol verscheen in Noorderland 2020-3. Je bestelt dit nummer hier.
- Ankie Lok
- Gert Tabak