Dit artikel verscheen in Noorderland 2018-8.
Tekst: Ankie Lok | Fotografie: Tjeerd Visser
Het heeft iets weg van een appèlplaats, zoals de kerstbomen erbij staan: op elk veld weer een ander bataljon. Alle kerstbomen zijn groen? Heus niet. Je ontdekt de verschillen pas echt goed als je ze in strakke stroken naast elkaar ziet. De kwekerij van Arjan Land toont zo een heel spectrum aan kersttinten: van mosgroen tot zilverblauw. Tot zijn klanten behoren onder meer tuincentra, bloemenwinkels, supermarkten en straathandelaren. ‘En de laatste jaren ook veel zorgboerderijen,’ vertelt hij. Deze groep komt de bomen zelf rooien. ‘Mensen met een beperking hebben daarmee een dagbesteding. Ze nemen zelf een schep en koffie mee en zijn de hele dag lekker bezig.’
Nieuw jaar, nieuwe boompjes
Drie à vier maanden per jaar eisen de kerstbomen Arjans aandacht op; daarnaast heeft hij een hoveniersbedrijf. Hoe ziet de kerstboomcyclus eruit? ‘Ik moet elk jaar nieuwe bomen planten, zodat ik ook elk jaar bomen heb die verkocht kunnen worden,’ legt hij uit. ‘Na de jaarwisseling wordt het lege land geploegd, gefreesd en weer plantklaar gemaakt. In januari-februari komt het nieuwe plantgoed binnen, dat ik in de herfst bij de kwekers heb besteld. Maar soms is het de hele maand te nat, of er is vorst of sneeuw, dan kun je niks doen. Dat komt mij ook wel goed uit, want dan kan ik een beetje uitrusten.’ Hij lacht. Het is ook de enige maand dat hij wat langer op vakantie kan, zo bracht hij het natte begin van 2017 door op de Canarische Eilanden.
In maart staat zijn land vol met kersverse boompjes, van 30 tot 40 centimeter. Dat is net voordat het weer druk wordt met zijn hovenierswerk. ‘Later in de lente beginnen de kerstbomen te groeien, maar het onkruid ook. Dat moet ik dan schoonhouden. Met een bestrijdingsvoertuig kan ik precies tussen de rijen door.’ In mei-juni komt de volgende zorg: ‘Als je sommige soorten snoeit, worden ze voller. Dan maken ze meer takjes en groeien ze in de juiste vorm.’ Arjan zet een paar stappen tussen de rijen en wijst: ‘Deze boom bijvoorbeeld maakt meerdere toppen. Die ene had eruit gemoeten.’ Zo loopt hij hier ’s zomers doorheen, als het mooi weer is en hij twee uurtjes over heeft. Er zijn ook kwekers die al hun bomen snoeien, weet hij, om ze universeel te maken. ‘Maar dan worden ze ook heel dicht. Mijn klanten willen liever bomen met wat meer takken. Dat vind ik zelf ook het mooiste, dat je er lekker slingers in kunt hangen.’
Pionier in twee provincies
Het voorjaar is ook de tijd van bemesting. Niet te veel, want kerstbomen gedijen juist op arme zandgrond. ‘En er moet niet te veel stikstof in zitten, want dan gaan de bomen heel hard groeien en krijg je er van die lange punten op. Ik geef ze bepaalde mest, waar de boom een goede, heldere kleur van krijgt. Mensen willen natuurlijk geen doffe boom in huis.’
Het is steeds een kwestie van zelf uitvinden wat werkt. ‘Mijn vader was een pionier en heeft mij opgeleid. Hij zei het de laatste jaren van zijn leven zelf ook vaak: elk jaar was er wel iets wat hij op een andere manier was gaan doen. Zo had hij in het begin ooit 2 kilo zaad gekocht, waar 100.000 kerstbomen uit kwamen, die hij uiteindelijk deels verhandelde. De hele zomer moest hij onkruid wieden. Maar hij deed het omdat hij het proces zelf wilde uitproberen.’ Ook de ideale plantafstand is zoiets waar je op een gegeven moment achter komt: ‘Je moet bedenken dat de bomen over vier of vijf jaar uit de grond gaan. Tegen die tijd moeten ze elkaar net niet raken.’
Arjans vader begon diens bedrijf in 1954. Hij was toen 20 jaar, zijn eigen ouders hadden een kleine gemengde boerderij in het Friese Siegerswoude. ‘Mijn vader wou iets met boompjes, daar zag hij wat in,’ vertelt Arjan. Maar Arjans grootvader was het daar aanvankelijk niet mee eens: ‘Dat was wel een dingetje. Toch heeft mijn vader doorgezet.’ De kerstbomen gingen de grond in, eerst in Siegerswoude en begin jaren 60 – eenmaal getrouwd – kocht Arjans vader een boerderijtje in Een-West, net over de grens met Drenthe, met 4 hectare grond. ‘Daar begon hij met meer boomsoorten, zoals coniferen en haagbomen. Het groeide uit tot een tuincentrum. Ook boerde hij nog een beetje, met paarden en schapen.’ Arjan werd geboren in 1971. De vader uit zijn jeugd was een bezige man: ‘Pa was altijd thuis, maar hij was ook altijd aan het werk.’
Beter alternatief voor Nordmann
Sindsdien is er in de kerstbomensector veel veranderd. ‘Vroeger had je één soort, gewoon de traditionele groene kerstboom. Nu heb je tig soorten: met harde naald, zachte naald, kunstkerstbomen,’ somt Arjan op. ‘Er is overal een markt voor.’ Die groene “oerkerstboom” is de Picea abies, oftewel fijnspar. Het is een soort die Arjan nog elk jaar plant. Daarnaast heeft hij velden vol Picea omorika, (Servische spar). ‘Die doet er net als de abies vier tot vijf jaar over om een boom van twee meter te worden. De omorika is een beetje blauwer van kleur.’
Wie al een kerstboom bij naam kent, zal waarschijnlijk de recent populair geworden Nordmann noemen – voluit Abies nordmanniana. ‘Bij bouwmarkten zie je ze veel, die halen ze met trailers op uit bijvoorbeeld Denemarken,’ zegt Arjan. ‘Het klimaat is daar ideaal: het is er de hele winter koud en als het eenmaal voorjaar wordt, gaat de temperatuur niet meer naar beneden. De Nordmann loopt relatief vroeg uit en in Nederland hebben we in april of mei vaak nog eens nachtvorst, dus hier heb je veel kans op schade. Deze soort groeit bovendien heel langzaam, het duurt tien jaar voordat je een boom van 2 meter hebt. Daarom zijn ze vrij duur.’
Een goedkoper alternatief is de Abies fraseri (fraserspar), ook een soort die Arjan veelvuldig plant. ‘Die heeft zachte naalden, net als de Nordmann, maar is hier makkelijk te kweken en groeit sneller.’ Op de kwekerij staan daarnaast veel velden met Abies koreana (Koreaanse zilverspar). ‘Die lijkt op de fraseri, maar als je de takken optilt, zijn ze aan de onderkant meer grijzig.’ Arjan wijst naar een middelgrote boom met een pronte krans bruine kegels: ‘De Koreaspar maakt ook al heel jong dennenappeltjes.’ Goed om te weten overigens: alle Picea-soorten hebben scherpe naalden, alle Abies-soorten zachte.
Snijgroen voor kerststukjes
Voor de variatie, vertelt Arjan, kweekt hij nog meer soorten. De Picea glauca conica (witte spar) bijvoorbeeld, een “minikerstboom” voor de vensterbank. Of de Abies procera nobilis (nobilisspar), met helderblauwe naalden. ‘Deze wordt veel gebruikt voor snijgroen, om kerststukjes te maken. Als complete boom zijn ze meestal niet zo mooi, ze groeien heel grillig en open, maar hebben wel mooie takken.’ Een “zachte” variant voor snijgroen is de Abies lasiocarpa Arizona (zilverspar), met een al even blauwe gloed. En de Latijnse naam van de blauwspar – Picea pungens glauca – verwijst naar diens scherpe naalden. ‘Denk erom,’ zegt Arjan als we naast zo’n boom de pas inhouden. ‘Als je erin knijpt, heb je gewoon bloed aan je handen. Maar de helderblauwe kleur is heel mooi.’
Met al die soorten en een vooruitblik van vier, vijf jaar klinkt het kerstbomenvak als een eindeloze gok. Ook dat ziet Arjan als pionieren. ‘Je kijkt een beetje om je heen, je ziet een mooie soort en denkt: die probeer ik ook eens. En dan koop je plantgoed in. Je houdt gewoon het hele jaar je ogen open.’
Kleine aantallen
De kerstbomenkwekerij ligt in de Drentse “neus”, vlak bij het drieprovinciënpunt van Groningen, Friesland en Drenthe. Op deze grond hielp Arjan van kleins af aan zijn vader met nieuwe aanplant poten, ’s zomers de rijen schoonhouden en ’s winters de bomen rooien. Toen zijn vader ouder werd, nam Arjans broer Harry het tuincentrum over en Arjan zelf de kerstbomen.
De kleinschaligheid van het bedrijf bevalt hem, vertelt hij terwijl thuis de koffie pruttelt en de regen tegen de ruiten slaat. ‘Ik wil het voortzetten in de geest van mijn vader. Kleine aantallen wil ik leveren, dat vind ik het mooiste: gemiddeld 100 tot 300 kerstbomen per klant.’ Op deze schaal kan hij veel contact met zijn klanten houden: ‘Als een supermarkt in de regio contact opneemt omdat die wil beginnen met kerstbomen, dan ben ik er echt bij betrokken. Ik bel tijdens de verkoop nog eens met ze: gaat het goed, moeten er nog bomen bij, valt het tegen, valt het mee? Dat is wat ik leuk vind. Ik zou het niet zien zitten om 5.000 bomen te leveren aan een grote bouwmarkt en dat je nooit meer iets hoort. Dan is het lopendebandwerk.’ Dat laatste ziet hij bij kerstboomgiganten: ‘Op de Veluwe zit een aantal heel grote kwekers, van 30, 40 hectare. Die verkopen honderdduizenden kerstbomen door heel Europa. Dat gaat heel massaal, met zware machines die de bomen met kluit en al uit de grond pakken. Bij mij gaat dat met de schep.’
Reuring van het rooiseizoen
Het rooien begint meestal in de tweede week van november. Tot 1,5 meter gaan de bomen van Arjan in een pot, daarboven – tot 2,5e meter – worden ze los met kluit geleverd. Nog grotere bomen, met een groter wortelgestel, worden gezaagd. ‘Ik begin altijd met de kleinste boompjes, van 60 centimeter. Die blijven in de pot lang goed en waaien niet zo snel om. De bomen die gezaagd worden, gaan als laatste.’ Op de vraag wat hij het liefste doet, scheppen of zagen, lacht hij: ‘Wat denk je zelf? Zagen, dat gaat sneller. Nadeel is wel dat je op een leeg veld met al die stoppels blijft zitten.’
De novembermaand kent lange dagen voor Arjan en de paar “losse jongens” – zzp’ers of uitzendkrachten – die hem versterken. ‘Het is zwaar werk. Aan het einde van de middag ben je doodop en ben je blij dat het om kwart over vijf donker is.’ Sommige klanten komen zelf hun bomen uit de grond steken, van de zorgboerderijen bijvoorbeeld. ‘Dan krijgen ze korting. Ook straathandelaren willen vaak zelf wel rooien.’ Dat vindt Arjan ook wel prettig. ‘Tuurlijk, ik beur dan minder voor een boom, maar ik heb er ook minder werk van.’ Hij houdt wel van de reuring van het rooiseizoen: ‘Je ziet weer ruimte op het land ontstaan en er komen veel klanten op de kwekerij. Eind november zijn hier allemaal mensen bezig, ikzelf natuurlijk ook. De telefoon gaat constant. Dan is het echt druk.’
De klanten van Arjan willen allemaal de dag na Sinterklaas beginnen met de kerstbomenverkoop. ‘Dan is mijn werk voor 90% gedaan en krijg ik alleen nog nabestellingen. Half december valt het voor mij helemaal stil.’ Als hij onverhoopt nog bomen heeft staan, dient zich soms toch een oplossing aan. ‘Afgelopen januari heb ik een partijtje op Marktplaats gezet. Dat is toen door iemand gekocht die op zijn oprijlaan een haag van kerstbomen wilde maken.’
Uitkijkend over de bomen
Op de kwekerij springt één veld met wel heel hoge bomen in het oog. Het blijkt de Picea omorika: ‘Daarvan heb ik nu bomen van 3 tot 4 meter, voor bijvoorbeeld dorpspleinen.’ De bomen hebben er zeven jaar over gedaan om hun huidige lengte te bereiken. Om uiteindelijk de stoppels uit de grond te krijgen, zal Arjan wel een zogenoemde klepelaar moeten laten komen. Ook het ploegen en versnipperen besteedt hij altijd uit. Zelf heeft hij alleen een kleine trekker met een kar, voor het lichtere werk en het rooien.
Op de hoek van zijn hectares, uitkijkend over de bomen, denkt Arjan weer aan zijn vader. Hij leed aan Parkinson en overleed drie jaar geleden, op 81-jarige leeftijd. ‘Mijn vader was mijn grote voorbeeld, van hem heb ik alles geleerd. Als ik hier stond te planten of te rooien, kwam hij vaak zomaar even aanwandelen.’ Het gesprek kwam dan altijd op het bedrijf. Lastig werd dat nooit: ‘We zaten altijd wel op één lijn.’ Nu zijn vader er niet meer is, mist hij die momenten. ‘Dat zal iedereen hebben bij een ouder die overleden is. Maar ik vind het wel heel jammer. Dan was ik hier bezig en stond hij ineens achter me.’
Nu lopen Arjans dochter Melody (9) en zoon Rens (7) geregeld in laarzen over de kwekerij. Hij gaf ze een overalletje met het bedrijfslogo. ‘Mijn kinderen mogen later doen wat ze willen. Maar ik vind het leuk dat ze elk op hun eigen manier enthousiast zijn.’