Dit artikel verscheen in Noorderland 2018-1.
Tekst: Kees Boele | Fotografie: Kees Boele, Stella Bos
Onder onze voeten krioelt het van leven. In de tuin, op het bospad en zelfs onder de stoep woont een complete armada van wormen, springstaarten, insecten en duizenden schimmels. Het merendeel is kleiner dan een speldenknop, maar zonder al dit aardse leven kunnen we niet.
Een vistochtje begon vroeger altijd met pieren steken. Schop in de grond, even wiebelen en rode of grijze kopjes kwamen nieuwsgierig uit het gras. Wat verborgen was werd voor even zichtbaar om daarna snel te verdwijnen of door grijpgrage vingers gevangen te worden. Ook mollen kent iedereen als voorbeeld van bodemleven. Trage wormeneters die met hun gegraaf menig gazon ontsieren, maar tegelijkertijd hun steentje bijdragen aan de onderaardse maatschappij. Hun gangen worden dankbaar gebruikt door ander leven en hun mest is weer voedsel voor springstaartjes. Zo draait, stil en ongezien, een complete recyclingfabriek ondergronds met als eindproduct het dagelijks brood voor plant, dier en mens onder onze voeten.
Monsterlijke mierenleeuwen
Nietsvermoedend stuitert een bal over de zandverstuiving bij Zeegse. Kindergelach weerklinkt en dan springt een jongen op uit de hei, rent over een zandhellinkje naar beneden en vangt zijn bal weer op. Hij heeft geen flauw idee dat het speelzand vol “leeuwen” zit. Larven van mierenleeuwen. Een verdwaalde mier, die door de opspattende zandkorrels was meegenomen, werd gegrepen door zijn opengesperde kaken. Monsterlijk grote kaken doken op en boorden zich diep in het mierenlijf. Daarna sloot de grond zich weer en niets herinnerde aan het drama.
In onze ogen is een mierenleeuw maar een armzalig klein beestje. Alleen de twee, ver uitstekende puntkaken van de larve laten zien dat het hier toch echt om een rover uit het Drentse zand gaat. Na enkele weken mieren verslinden ondergaat de mierenleeuw een gedaanteverwisseling en wordt een gracieuze, gevleugelde verschijning.
Ondergrondse grazers
Een koe of ree als grazer is een bekend fenomeen. Maar ook onder de grond leven enorme kuddes grazers. Hun dieet is wat eenzijdig grijs of wit en van een hapje groen kunnen ze alleen maar dromen. Wortels, daar gaat het om. Emelten en engerlingen zijn de meest algemene grazers. Beide zijn larven van insecten die als volwassen dier bovengronds leven. Voor een engerling betekent het drie jaar stug doorknagen voordat de meikever uit de grond kan kruipen. Emelten zijn snelle jongens, binnen een paar maanden moet het klaar zijn, even verpoppen, wat uitrusten en dan als langpootmug de vleugels strekken. Tenminste, als ze dat redden. Mollen, spitsmuizen en wolken spreeuwen staan elk voorjaar weer klaar om letterlijk tonnen engerlingen te verslinden.
Etages vol wormen
Regenwormen, wat valt daar aan te ontdekken? Voor een merel smaken ze allemaal even lekker. In elk geval de exemplaren die deze zwartrok kan bereiken. Want wormen leven als het ware in een flatgebouw van meerdere, ondergrondse etages. De rode soorten vaak op verdieping min één en de grijze op min twee of zelfs min drie, nog dieper in de bodem. Veilig weg van hapgrage snavels, maar tegelijkertijd best lastig omdat al hun voedsel ook van boven komt. Een slimme worm heeft gelukkig lang geleden al ontdekt dat een afgevallen blad ook mee naar beneden genomen kan worden. Het is even een worsteling, maar dan heb je ook wat.
Er zijn veel meer wormen. Draadwormen bijvoorbeeld. Boeren kennen ze als nematoden of aaltjes en zijn er niet blij mee omdat ze vaak leven van wortels en knollen die juist gekoesterd moeten worden.
Als springveer de lucht in
Veel algemener dan wormen zijn springstaarten. Minuscuul klein; de grootste soorten meten zo’n 4 millimeter. Elke schep van de bovenste grondlaag, bij voorkeur bedekt met blad, bevat honderden tot duizenden springstaarten. Alleen als je heel goed kijkt kun je ze zien wegspringen. Daarvoor hebben ze een tweetandig vorkje onder de buik dat ze kunnen uitklappen, zo vliegen ze als springveer de lucht in. Waar ze terecht komen is niet belangrijk, het gaat om ‘t ontsnappen aan gevaar.
Tot ver in de vorige eeuw werd gedacht dat het insecten waren, maar ze kennen geen geleding in kop, borststuk en achterlijf. Ook hun ademhalingsorganen zijn totaal anders. Biologen plaatsten ze daarom in een eigen groep, de Collembola.
Krengen uit de onderwereld
Van asfalt houden ze niet, maar van zand worden ze echt blij. Straatvechtsters zijn echte valse krengen. Elkaar kunnen ze niet luchten of zien en ze verdedigen hun poort naar de onderwereld met hand en tand. Voor hun slachtoffers zijn ze nog veel gemener. Met een gerichte steek slaan ze hun opponent knock-out en die dient vervolgens als levende voedselvoorraad voor hun kinderen. En toch blijven het altijd kleine vrouwtjes. Iets meer dan een centimeter groot en elke soort graafwesp, want dat is het, heeft zijn eigen soort prooi. Vliegen, kevers of zelfs bijen worden verlamd, onder de buik meegedragen en vervolgens in het ondergrondse nest voorzien van een ei.
Netwerk van telefoondraden
Van Noordpolderzijl tot aan de Reest; de hele bodem is - met uitzondering van de meeste zilte klei - doorweven met miljoenen schimmeldraden. Sommige houden zich bezig met afbraak van hout. Meestal zijn ze niet groter dan enkele tientallen centimeters en toch vormt het ‘vlechtwerk’ van schimmeldraden van de honingzwam het grootste levende organisme ter wereld! Een lengte van enkele honderden meters is geen zeldzaamheid.
Deze schimmel heeft het bij voorkeur voorzien op levend hout en wordt door houtvesters gevreesd. Maar de meest bijzondere bodemschimmels zijn toch wel de soorten die in een gelukkig en lang huwelijk met bomen leven. De vliegenzwam bijvoorbeeld; in ruil voor mineralen en wat bouwsteentjes voor eiwitten levert de boom een dagelijkse portie suiker. Onlangs is ontdekt dat deze schimmels een ondergronds netwerk van telefoondraden vormen. Eiken bijvoorbeeld kunnen via deze schimmels met chemische stoffen letterlijk boodschappen uitwisselen. Geen woorden maar berichten over een massale aanval van knagers of het afstemmen van de bloei.
Leve(n)de bodem!
‘Leve de bodem!’ of nog beter ‘Lang leve de levende bodem’ is een kreet die elke tuinier kent. Een gezonde bodem begint bij een zo groot mogelijke verzameling dieren en schimmels in de grond. En die vaak zo verwenste mol dan? Die duidt juist op een gezonde wormenstand en geeft allerlei andere dieren gelegenheid om jacht te maken op voor de tuin daadwerkelijk schadelijke dieren. Wie de bodem laat leven, wordt daar zelf ook gezond van.