Frisse neus in de bosprovincie: de Strubben-Kniphorstbosch

Tekst: Ankie Lok | Fotografie: middelveld / iStock

In de Drentse bossen loop je zomaar tussen bijzondere flora en vind je sporen tot wel duizenden jaren oud. Ontdek de bijzondere eiken op de heide van de Strubben-Kniphorstbosch, tussen Schipborg, Annen en Anloo. 


Zelf te voet het gebied ontdekken kan met deze wandelroute van Staatsbosbeheer. Hieronder krijg je vast een voorproefje van wat er allemaal te zien valt.

Een spookachtige aanblik bieden de bomen bij Schipborg, met hun schuine stammen en kronkelende takken. Een bron van speculatie bovendien. ‘De wildste verhalen deden de ronde, ze zouden er al duizenden jaren staan,’ zegt Harm Smeenge, landschapsecoloog bij de Bosgroepen, een coöperatie van boseigenaren. ‘Maar uit ons onderzoek vanuit de Wageningen Universiteit blijkt dat ze niet ouder zijn dan 1850.’ De vorm van deze eikenbomen is ontstaan door begrazing: ze werden de afgelopen eeuwen voortdurend aangevreten door schapen en konden niet uitrijzen tot volwaardige eik. Met de introductie van kunstmest raakten schaapskuddes in onbruik, waarna de met rust gelaten eikenstruiken langzaam maar zeker die wonderlijke vorm aannamen. ‘Sporen van een verdwenen gebruikslandschap,’ noemt Harm ze.

Rond de bomen vind je overblijfselen die wél vele malen ouder zijn: hunebedden, grafheuvels en karrensporen. ‘In de prehistorie was deze flank van de Hondsrug een belangrijk bewoningsgebied. De eerste landbouwers hadden eenvoudige ploegen, waarmee ze alleen dit soort lichte zandgronden konden bewerken.’ In het Strubben Kniphorstbosch ligt een celtic field uit de IJzertijd, een akkercomplex waar mensen leefden en hun vee hielden. ‘Om de zoveel tijd schoof de bewoning op, omdat de zandgrond uitgeput raakte. Na het begin van de jaartelling had men inmiddels betere ploegen voor de vruchtbare, zwaardere bodems waar de keileem vlak onder de oppervlakte zat.’ De arme zandgronden werden verlaten, waarna deze vanzelf in bos veranderden, met linde, iep en hazelaar. Vanaf 1200 verandert het gebied opnieuw en wordt het gedomineerd door schaapskuddes en heide.

Een gelaagd landschap, kortom, met ook weer een heel eigen flora. Harm: ‘Het is een soort schillenmodel. De strubben liggen tussen het Schipborger holt en de heide. De eiken zijn vermoedelijk afkomstig uit het holt, waar ze zijn aangeplant, en via zaadval en gaaien ontkiemden ze op de heide.’ Verder kom je in de strubben “zoomsoorten” tegen die voor dit overgangsgebied kenmerkend zijn. ‘In zo’n cluster van kwarrige (droge) eiken zie je vaak blauwe en rode bosbes. Andere zoomsoorten zijn hengel en zevenster, met een mooi wit bloemetje. Ook vind je er bloeiende soorten van de heide: muizenoor, leeuwentand.’

Stuifmeel in veentjes
In tegenstelling tot het holt bleven de strubben, aan de buitenranden van het bewoningsgebied, betrekkelijk vrij toegankelijk. ‘Er werd begraasd en gehakt, in wat vooral “weekholt” was, het zachtere kreupelhout dat bijvoorbeeld werd gebruikt om bakkersovens op te stoken of voor hekwerken.’ Bewoners zetten om een akkercomplex betuining neer: palen in de grond met daartussen gevlochten takken. ‘Dus “tuinen” zijn eigenlijk hekken, een mooi oud-Nederlands woord.’

Het illustreert hoe je, om de wording van deze bossen te begrijpen, verder moet kijken dan alleen naar de ecologie. Dat brengt Harm in contact met allerlei experts en bronnen, van archeologie en aardkunde tot cultuurhistorie. ‘Een heel palet, dat een mooi beeld geeft van het samenspel tussen mens en natuur.’ Ook bodemonderzoek is een belangrijke pijler – met een humushapper het veld in – net als analyse van stuifmeel, waaruit je kunt afleiden wat er ooit heeft gegroeid. Met een beetje geluk kijk je terug tot in de prehistorie. ‘Maar dan heb je wel de diepere lagen nodig, die niet door wormen en mollen op de kop zijn gezet.’ De veentjes op de heide lenen zich daar goed voor: ‘Het stuifmeel ligt er mooi gelaagd in opgestapeld. Dat gebruik je om het bos ernaast te beschrijven.’ Bekijk als wandelaar op de heide trouwens gerust eens een aardkluit. ‘De regen wordt in zo’n open landschap minder gedempt en spoelt de bodem uit. De bovenste laag is gitzwart met daaronder wit zand, de voedingsstoffen zijn weggelekt. Dat zie je al met het blote oog.’

Door verruiging en verbossing van de heide dreigt vandaag de dag het strubben- en holtenlandschap te vervagen. Harm ziet gelukkig dat er meer aandacht komt voor bosbescherming. ‘Het kost geld om dit soort landschappen te beheren en te sturen op de samenstelling van soorten. Voorheen ontstond vanzelf variatie, ook door menselijk gebruik, door hout te hakken of vee te laten grazen. Vroeger was natuur een bijproduct, die spontaniteit zijn we kwijtgeraakt.’

Laatste nieuws