Heen en weer met pontbaas De Grietman

Steeds als het Grietman-pontje de kant kust, dan lonkt de overkant. Earnewâld en Oudega worden al jarenlang met elkaar verbonden door deze pruttelende veerdienst.

Dit artikel verscheen in Noorderland 2016-5.

Tekst en fotografie: Max de Krijger

Steeds als het Grietman-pontje de kant kust, dan lonkt de overkant. Earnewâld en Oudega worden al jarenlang met elkaar verbonden door deze pruttelende veerdienst. Passagiers gaan onderweg even helemaal los, tweeënhalve minuut lang. Voor pontbaas Jan Zwager is dit een wereldbaan. Hij is al zestien jaar het boegbeeld op dit stukje techniek dat op het Grietmansrak en de Wijde Ee de veerdienst uitmaakt.

Het belooft een mooie dag te worden. En een zonnige dag als deze levert voetgangers en fietsers op. Het Grietman-pontje maakt dan ook onderdeel uit van pontjesroute “De acht van Grou”. Jan Zwager heeft vandaag dienst als kapitein, stuurman en steward op deze pont en voelt zich daarbij als een vis in het water. Eerst drinkt hij een kopje thee in het wachthuisje voor het personeel. Met de verrekijker staart hij naar de overkant. Daarna gaat hij aan boord en controleert het brandstofpeil in de machinekamer. Nu de motor is gestart, hangt hij de bel op aan de stuurhut. 'Lig ik even te dutten achter het stuur, dan kunnen de passagiers mij wakker bellen,' is zijn verklaring voor deze daad. Hij lacht hard en uitbundig. En dat is een voorteken voor deze zomerse dag op de oude pont met Zwager aan het roer. 

Pienter pookje

De eerste klanten van vandaag staan aan de overkant al te bellen, met een hamer in een oude velg van een vrachtwagen. Boing, boing, klinkt over het water. Voor Zwager is dit het moment om van anker te gaan. Met het pientere pookje tussen duim en wijsvinger stuurt Zwager zijn bootje naar de aanlegplek aan de andere kant van het Grietmansrak. Onderschat vooral dit werk niet, is zijn mededeling terwijl hij over het water staart. 'Het is niet simpel om aan te leggen. Aan de voor- en achterzijde zit een roer en een schroef. Hij vaart daardoor nooit rechtuit.' Achter zijn stoel zie je de oude manier van sturen. Dat oude houten stuurwieltje is al jaren niet meer in gebruik. Het koperen hoorntje dat boven het raam hangt heeft hij nog nooit nodig gehad, want dat wordt alleen gebruikt bij gevaarlijke situaties. En die heeft hij – gelukkig – nog nooit meegemaakt in zijn carrière, die zestien jaar geleden op deze plek begon.

Op de centen zitten

Zwager is goed gebekt. Door zijn ervaring heeft hij altijd zijn antwoord klaar. Met plezier lepelt hij voorbeelden op, terwijl hij weer koers zet naar de overkant. 'Racefietsers, die hebben vaak geen geld bij zich. Toch kost een overtocht anderhalve euro. Soms laat ik ze dan wel meevaren, gratis. Maar als ik merk dat ze vaker zonder geld op de pont willen, dan weet ik wat ik moet zeggen: “Weet je eigenlijk waarvoor je de fiets hebt gekocht?” Hun antwoord kun je dan wel raden. Daarop antwoord ik dat 29 kilometer extra dan zeker geen probleem is,' schatert Zwager uit. Die 29 kilometer is de omweg die je als fietser moet maken wanneer je via Drachten naar de overkant wilt. En er zijn nog meer mensen die niet alleen op de fiets, maar ook op de centen zitten. 'Soms willen passagiers een korting, omdat ze met een groep zijn. Dan zeg ik: “Ga naar de gemeente en vraag die korting aan. Krijgt u het, dan heb ik echt met jullie te doen.” Meestal schrikken ze als ik dat zeg en betalen daarna gewoon het geld voor de overtocht. Doe ze dat niet, dan verwijs ik altijd graag naar de 29 kilometers extra.' Weer buldert de pontbaas van het lachen. En hij weet nog meer van die leuke momenten. 'Soms is het zo druk op de pont, dat ik de tel kwijt ben en niet meer weet wie wel en wie niet betaald heeft. Vraagt op dat moment een passagier of ik een telraam nodig heb. “Heeft u er eentje bij u dan?” is meteen mijn antwoord.' Weer is er die stralende lach. Wat heeft Zwager een geweldige baan, zeg.  

Geen kip met regen en wind

'Vaak krijg ik de bekende vraag naar mijn hoofd. Of ik het heen- en – weer krijg van mijn werk. Nee, is dan mijn antwoord. Het verveelt echt niet. Er zijn steeds weer andere mensen aan boord. Ook de oversteek is elke keer weer anders. Er zijn altijd verschillende boten op het water, er is altijd reuring. Het is hier ook prachtig. Kijk eens om je heen,' zegt hij wijzend over het water dat met rietkragen is omzoomd en daardoor een hoog “Kameleon-gehalte” heeft. Het koppeltje fietsers dat hij veilig naar de overkant brengt, kijkt met hem mee. Daarna vertelt hij over het weer, dat ook voor afwisseling zorgt. 'Is er regen en wind, dan zie je hier geen kip. Dan kijk ik televisie in het huisje en lees ik de krant. Eerst van voor naar achteren en dan van achteren naar voren. Zo kom ik de dag wel door.' 

Hij heeft duidelijk lol in deze uitleg. Even later is hij uitgelachen en pakt de draad van het verhaal weer op. 'Er zijn ook wel eens stormen. Het is een keer voorgekomen dat het Grietman-pontje een kwartier erover deed om de overkant te halen. Aan beide kanten had ik de luiken naar beneden, anders kon ik niet tegen de wind op. Ik doe onderweg trouwens wel eens vaker even de luiken een stukje naar beneden, als passagiers er te dicht bij staan. Moet je eens zien hoe ze dan schrikken.' Zijn lach wordt overstemd door de luiken die nu schrapend de wal raken. Even later zijn de twee toeristen op de pedalen, na uitleg van Zwager in welke richting ze moeten fietsen. Een groepje sportievelingen neemt hun plek in. Na de financiële afwikkeling van dit vrachtje beklimt hij weer zijn witte torentje en start met de tocht naar de overkant. Een grote platbodem laat hij zonder morren voorgaan. Haast bestaat niet, weet hij. 'Merk je, ik kom echt tot rust op mijn werk. Thuis heb ik het druk met van alles, hier niet. Nee, ik wil echt niet gaan varen op een andere plek. Dan zou ik vooral ook mijn pont missen. Dit is zo’n mooie boot, daar vaart niemand anders mee. Ik ben nog van de oude stempel, ik vaar liever met het oude spul dan met het moderne. Ik neem dus maar voor lief dat deze boot niet zo wendbaar is.'  

Inmiddels is Zwager niet meer zo piep met zijn 63 levensjaren. Soms denkt hij wel eens aan zijn pensioen en gruwelt dan van de gedachte om niet meer de baas op de pont te zijn. 'Die aanspraak zal ik zo ontzettend gaan missen. Als het moet, ga ik gratis overvaren voor de gemeente,' zegt hij eerlijk. Veel tijd om hierover na te denken heeft hij niet. Boing, boing, aan de overkant wacht weer werk.

Laatste nieuws