Overwinteren

De een trekt een extra jas aan, de ander reist af naar het warme zuiden en een derde gaat lekker een poos met winterslaap.

Dit artikel verscheen in Noorderland 2015-8.

Tekst en fotografie: Jan Dijker

In de winterperiode kan de natuur onverbiddelijk zijn. De nachten zijn lang en koud, voedsel wordt schaars, waterplassen en riviertjes zijn bedekt met een laag ijs. Kortom, geen gemakkelijke tijd om te overleven. Gelukkig trotseren de meeste dieren de winter wel. De een trekt een extra jas aan, de ander reist af naar het warme zuiden en een derde gaat lekker een poos met winterslaap. Slim bekeken!

Winterproof

Zoals wij in deze periode een dikke jas aantrekken, zo krijgen veel zoogdieren in de herfst een wintervacht. De zomervacht wordt vervangen door stevige en langere haren, met daaronder dikkere en wollige haren. Daartussen kan veel lucht vastgehouden worden en dat is goed voor de lichaamswarmte.  Dieren zullen het zo niet of veel minder koud hebben. Veel soorten zoals koeien, paarden, schapen, katten en konijnen krijgen een wintervacht. Minder bekend is dat dat ook geldt voor sommige vogels. Ook zij krijgen extra donsveertjes om warm te blijven. Daarnaast bouwen ze een extra vetlaagje op om de winterse kou te overleven.

Bij een ree zien we de wintervacht geleidelijk ontstaan. Het grijze winterhaar groeit door het rode zomerhaar heen, te beginnen aan de kop, dan de hals en vervolgens de rest van het lichaam. Een ree ziet er in de winter dus een stuk donkerder uit dan in de zomer.

Ook een vos krijgt in de winter een volle, dikke pels en is dan eigenlijk op zijn mooist. Het mannetje (rekel) is iets groter dan het vrouwtje (moer).

Logeerpartijtje

Veel vogels vinden het winterklimaat zo onaangenaam, dat ze in deze periode liever naar zuidelijker oorden trekken. Ze worden daarom wel zomergasten genoemd. Eén ding is duidelijk: soorten die in een warmer klimaat vertoeven hebben veel voordeel van een groter voedselaanbod. Blijkbaar weegt de wetenschap van een royaal gedekte eettafel ruimschoots op tegen de expeditie naar het zuiden. De lange reis is niet zonder gevaren: vogels kunnen onderweg worden bejaagd, uitgeput raken of in een storm verdwalen.

Door onderzoek weten we tegenwoordig veel meer over de vogeltrek, maar enkele eeuwen geleden was het een groot raadsel dat er in de winter veel vogels verdwenen. Er deden dan ook de meeste vreemde verhalen de ronde; aan het begin van de 17de eeuw dacht men dat vogels in de winterperiode naar de maan gingen. Of men veronderstelde dat zwaluwen de winter doorbrachten in de modder van rivieren en meren.

Inmiddels weten we dat zwaluwen helemaal naar Afrika trekken. Andere vogels die naar het zuiden gaan zijn bijvoorbeeld de nachtegaal, tjiftjaf en de fitis. Sommige vogels zoals de boerenzwaluw vliegen overdag, omdat ze dan beter de weg kunnen vinden, met de zon als hun kompas. Terwijl de nachtegaal, tjiftjaf en de fitis ’s nachts vliegen en zich juist op de sterren oriënteren om de weg naar het zuiden te vinden. Trekvogels kunnen uren achter elkaar doorvliegen, wel vijf tot tien uur. Er zijn zelfs vogels die non-stop de hele afstand van duizenden kilometers overbruggen. Voor vertrek eten ze veel voedsel zodat ze een goede vetvoorraad hebben, waar ze tijdens de vlucht op kunnen teren.

Er zijn trouwens ook “wintergasten”, vogels uit het hoge noorden zoals Scandinavië, die juist bij ons komen overwinteren. Veel ganzen komen deze kant op, maar ook kleine en wilde zwanen, de ruigpootbuizerd en de koperwiek.

Ook de sneeuwgors is een wintergast, je komt ‘m vooral tegen langs de kust, op het strand of op andere open terreinen. Vaak zoeken ze in groepjes naar eten.

Bikkels

De vogels die in Nederland blijven, zijn standvogels. Het zijn de soorten die we allemaal wel kennen, zoals de huismus, de koolmees, de ekster en natuurlijk de winterkoning. Maar vergis je niet; niet alle vogels die je in de winter ziet zijn standvogels. Een deel van de merels en roodborsten in Nederland vertrekt in de herfst naar het zuiden. De exemplaren uit het hoge noorden komen na de zomer naar Nederland om te overwinteren. We zien ze dus wél het hele jaar, maar het zijn niet altijd dezelfde vogels. 

De roodborst die ons in de winter zo vriendelijk zit aan te kijken hoeft niet dezelfde te zijn als die in de zomer. Veel van "onze" roodborstjes gaan op trek, hun plekje wordt in de winter ingenomen door “look-a-likes” uit het hoge noorden.

Maak een egel in winterslaap nooit wakker!
Gebeurt dit toch, dan moet de egel zoveel energie gebruiken dat zijn overlevingskans minimaal is. Lekker laten liggen dus. 

Hongerwinter

Vogels die in of op het water leven hebben het extra moeilijk. Als er een laag ijs op het water ligt kunnen zwanen zich bijvoorbeeld moeilijk verplaatsen om bij hun voedsel te komen. Dit geldt ook voor de ijsvogel, die voor zijn eten van helder open water afhankelijk is. Hij eet bijna alleen maar vis, dus als veel plassen en meren langdurig dichtvriezen, leidt dat onherroepelijk tot een grote sterfte onder de ijsvogels.

Er zijn meer dieren die de kou bestrijden met een extra vetlaag. Dieren die in koud water leven, zoals zeehonden, bouwen een vetlaag op van wel 5 centimeter die hen beschermt tegen de kou.

Welterusten

Voor sommige dieren heeft de natuur een andere, mooie oplossing bedacht. Deze soorten gaan in winterslaap of doen het in de winter gewoon heel rustig aan, ze passen hun tempo aan de veranderende omstandigheden aan. De egel bijvoorbeeld kiest ervoor om in winterslaap te gaan. Het extra voedsel dat in de herfst wordt geconsumeerd zorgt voor een extra vetlaag die als voorraad wordt gebruikt in de winterslaap. Als de temperatuur flink daalt, tot beneden de tien graden, gaat de egel op zoek naar een beschut plekje. Hij maakt een nestje van takjes, gras en bladeren en als dat bedje klaar is rolt de egel zich op en kan de winterslaap beginnen. De hartslag en ademhaling dalen enorm en de lichaamstemperatuur gaat van zo’n 35 graden naar ongeveer 5 graden. Hierdoor gebruikt de egel bijna geen energie en komt hij met gemak de winter door. 

Op de waakvlam

Er zijn ook dieren die geen winterslaap, maar een winterrust houden. Ze leven als het ware een tijdje “op de waakvlam”. Deze dieren worden eigenlijk alleen wakker om te eten. Voordat het koud wordt en de winter echt intreedt, verstoppen ze voedsel op geheime plekken in de buurt van het nest. Als de winter begint, trekken deze dieren naar hun nest en beginnen aan een lange slaap. Die duurt bijna de hele winter, met een paar tussentijdse onderbrekingen als de slapers op zoek gaan naar hun verstopte buit. Ze eten zich helemaal rond en gaan dan weer naar het nest op verder te slapen. De eekhoorn is één van de bekendste soorten die op deze wijze de winter doorkomt.

De eekhoorn verstopt voedsel zoals noten in de grond of in holtes van bomen. Per voorraadkamer vaak maar een stuk of vijf. In de winter vindt het knaagdier de noten terug met z’n neus. “Vergeten” noten leiden vaak tot het ontstaan van nieuwe schuilplaatsen, in andere bomen.

Wintervlinder

Vlinders vinden Nederland in de winter over het algemeen te koud. Ook zij trekken daarom naar het zuiden, zoals de atalanta en de distelvlinder. Vlinders die wel hier blijven houden ook een soort winterslaap. Ze zoeken de beschutting op van een hoekje in een schuur of holle boom. Vlinders die je tijdens hun overwintering kunt aantreffen zijn de citroenvlinder, de dagpauwoog, de gehakkelde aurelia en de kleine vos. De citroenvlinder overleeft zelfs vorst omdat er veel geconcentreerde zouten in het bloed zitten. Door deze zouten bevriezen de insecten minder snel.

Laatste nieuws