Eropuit in Appingedam

Maar wat dacht je van ons eigen erfgoed, dat heel gewoon in Appingedam hangt?

Dit artikel verscheen in Noorderland 2016-7.

Tekst en fotografie: Jolanda de Kruyf

Florence mag mooie sier maken met z’n hangende winkeltjes op de Ponte Vecchio, en de Spaanse stad Girona etaleert wat trots haar hangende huizen aan de oevers van de Onyar. Maar wat dacht je van ons eigen erfgoed, dat heel gewoon in Appingedam hangt? Drie keukens uit de Middeleeuwen als topattractie in die ooit zo rijke hoofdstad van de Groninger Ommelanden. De Damsters zelf zijn niet zo van die dikdoenerij, maar een beetje borstkloppen mag best. ​​​​​​

Hoog tijd voor verkenning van een beschermd stadsgezicht waar de rijkdom vanaf spat. Wat wil je, met zo’n staat van dienst. Er was al sprake van een nederzetting toen hier rond 1200 de Delf (het latere Damsterdiep) werd gegraven. Dankzij deze open verbinding met zee kon Appingedam eenvoudigweg uitgroeien tot een florerend handels- en marktcentrum, van grote betekenis voor de regio. Mét stadsrechten, en die zijn nog steeds van kracht. Appingedam barst van sporen in het straatbeeld die getuigen van dat glorieuze verleden, van ongekende welvaart. Dat zie je aan uitbundige gedecoreerde gevels, statige panden, steegjes en bruggetjes. En dan is er nog het hippe stadsdeel van Appingedam met een moderne jachthaven met paviljoen dat van ’n zekere mediterrane schwung getuigt.

Allemaal mooi. Maar de halve wereld komt hier natuurlijk keukens kijken. Drie uitbouwen met lessenaarsdak op Solwerderstraat 10, 12 en 14. De woningen die met hun pronte achterste boven het kanaal hangen, zijn ontstaan uit ruimtegebrek en waren oorspronkelijk in gebruik als pakhuizen. Duitsers en Engelsen, Spanjaarden en Fransen; ze reizen er zonder morren voor naar Noord-Groningen. Geen Damster die meer vreemd opkijkt van een woordje over de grens.  Op mooie dagen staan toeristen uit alle windstreken in drommen op de bruggetjes, dringend en gehaast, alsof die keukens het nu, na al die eeuwen nog zouden begeven. Vallende keukens? Nee, dat zal zo’n vaart niet lopen. Deze bouwwerken zijn beginjaren tachtig van de vorige eeuw nog zeer grondig gerestaureerd.

‘Keukentje zien…?’

Het meest gefotografeerde stukje Appingedam is en blijft een plaatje, hier raak je nooit blasé. De zon helpt dikwijls een gul handje mee en werpt zo’n gouden schijnsel op dit hoekje stad, dat het fameuze keukentrio vaak in ’t volle licht baadt. Gasten van buiten raken er maar niet op uitgekeken, de beroemdste keukens van Noorderland en van ver, ver daarbuiten. 

Kijken én kieken kan uitstekend vanaf de Vrouwenbrug of de brug in de Kniestraat, maar ook prima vanachter een vers geserveerde lunch op het royale terras aan de overkant, en zelfs vanaf het water, per kano of in de rondvaartboot. Maar met een beetje mazzel tref je zomaar een vriendelijke Damster die de deur uitnodigend voor je openzwaait en dan – met die heerlijke Groningse tongval – vraagt: ‘Keukentje zien…?’ Het is geen oneerbaar voorstel. Wél een staaltje oprechte gastvrijheid dat je hier in de stad wel vaker treft. Let maar op. Dus dan sta je ineens binnen, midden in dat monumentale “heilige der heiligen”, met het gevoel te zweven boven het Damsterdiep. Een venster naar de buitenwereld met een geweldige geschiedenis. Dat klein geluk viel ons ten deel. 

Vitrines vol zilverwerk

Maar Appingedam heeft meer schatten in huis. De tijd laat zich lezen in straten waar veel stedenbouwkundig schoon behouden bleef. En voor wie meer wil weten wachten (soms ook onbezoldigd) gidsen. Tip: stap na de koffie eerst even binnen bij de VVV, aan de Oude Kerkstraat. Da’s de beste aftrap voor een dagje sightseeing. Gooi er de spreekwoordelijke tien cent in en de hartelijke dames achter de balie geven je voor euro’s informatie terug. Hun “Stadswandeling Appingedam” (nog geen 2 kilometer, dus voor de meeste benen wel te doen) is een aanrader; in een uurtje – momenten van verwonderd stilstaan niet meegerekend – pak je zo het belangrijkste erfgoed van middeleeuws Appingedam mee.

Te beginnen in dit pand van de VVV trouwens, met z’n kleine ramen en massieve muren. Het heeft van buiten verdacht veel weg van een middeleeuws fort, maar dat is slimme schijn! Hier zetelde sinds de jaren vijftig de Nutsspaarbank en die moest nou eenmaal een uitstraling hebben van “oud en onverwoestbaar”. Da’s goed gelukt. De bank verdween, maar kostbaarheden zijn er nog steeds: op de bovenverdieping is al jaren De Groninger Zilverkamer gehuisvest, met een unieke collectie in de vitrines. Edelmetaal dat dateert uit de tijd dat er wel 23 dorpen in de provincie waren waar één of meer zilversmeden werkten. En zo kon een omvangrijke verzameling van zeventiende- tot twintigste-eeuws zilverwerk worden opgebouwd afkomstig uit Groningen en Appingedam, maar ook Winschoten, Noordbroek, Loppersum, Uithuizen, Grijpskerk, Scheemda, Leek, Nieuwe Pekela, Nieuweschans, Bellingwolde, Eexta, Wehe den Hoorn. Je zou kunnen zeggen dat Appingedam schatbewaarder is van al dat fraais. Gebruiks- en siervoorwerpen zoals uurwerken en tabaksdozen, brandewijnkommen, visscheppen, lepels en slacouverts. Het handwerk uit deze contreien is nog altijd goed herkenbaar en van hoge kwaliteit; de plaatselijke zilversmeden hadden een duidelijke eigen signatuur.

Het drama in de kerk

Hier recht tegenover domineert die enorme Nicolaïkerk, een romaans-gotische hallenkerk en de grootste in de Groninger Ommelanden. De kerk – op afspraak voor groepen geopend en vanaf mei weer op dinsdag tot en met zondag – pronkt met gebeeldhouwde banken, een weelderig orgel en prachtige schilderingen, maar onder deze gewelven heeft zich ook een gruwelijk drama afgespeeld: Appingedam werd in 1514 belegerd door hertog George van Saksen en de gevolgen van die bezetting waren tragisch. Een groot deel van de bevolking had vergeefs haar toevlucht gezocht in de Nicolaïkerk, maar werd uitgerekend hier vermoord. Zeker duizend inwoners, waaronder veel ouderen, vrouwen en kinderen vonden in het godshuis hun einde.

Aan het imposante rijksmonument (het oudste deel is van anno 1225) is de Franse School vast gebouwd. Alweer zo’n mooi voorbeeld van de stedelijke rijkdom die hier in grote gebaren wordt geëtaleerd: hier werden jongelieden opgeleid voor het handelsverkeer. Met Frans als voorname voertaal. Het schoolgeld bedroeg in de negentiende eeuw enkele honderden guldens per jaar, zodat alleen kinderen van meer vermogende ouders deze opleiding konden volgen. 

Stenen parels op ’n kluitje

In dit hart van Appingedam vind je een concentratie van stenen parels, allemaal op een kluitje bijeen. Zo staat hier ook het oude raadhuis in renaissancestijl, het kleinste in z’n soort van Nederland. Een visitekaartje van deze stad en dat zie je nog aan de overvloedig versierde voorgevel, de gevelstenen vol symboliek. Variërend van het stadssymbool van Appingedam (de pelikaan) tot schelpornamenten die verwijzen naar het handelsverleden.

Een blik op de klokkentoren vergt een stijve nek, maar dan zie je nog wél de originele kerkklokken die stukken ouder dan de toren zelf zijn. Daar zit een aardig verhaal aan vast: zo omstreeks de zestiende eeuw stonden de Damsters op uiterst slechte voet met de Groningers (want geduchte handelsconcurrenten), en op een keer maakten de Groningers het te bont: ze stalen de stadskerkklokken. Maar daar liet Appingedam het niet bij zitten. In allerijl werd een brief gestuurd naar de hoogste baas, Karel V zelf, om de stadseigendommen terug te eisen. En met succes! Om niet opnieuw verrast te worden door de dieven werd afgesproken dat de klokken voortaan elk uur geluid zouden worden, zodat iedereen tenminste zeker wist dat ze er nog hingen. En dat gebeurt tot op de dag van vandaag nog steeds.

Scheefgezakt van ouderdom

Tegenover het raadhuis spotten we nog de idyllische theekoepel uit de negentiende eeuw. Het tuinhuisje met z’n exotische uiterlijk hoort nu bij het Museum Stad Appingedam, het dubbelpand dat in een vorig leven dienst deed als patriciërswoning. Je kunt je voorstellen hoe de welgestelde bewoners hier rustig hun kopje thee dronken, uitkijkend over de stad waar het “gewone gepeupel” hard aan het werk was. 

Terug naar het water, want dat trekt. Woonhuizen fungeren als kademuren in het Damsterdiep dat dwars door ’t stadje slingert. Aan dit water was het eeuwenlang een bedrijvigheid van jewelste; talloze ambachtslieden waren hier actief. Leerlooiers en wevers, zeep- en lijmzieders, azijnmakers. Het was het decor van pannen- en steenbakkerijen, van kalkovens en scheepswerfjes, molens voor het malen van graan, het zagen van hout en persen van olie. De stad telde ook een flinke handvol bierbrouwerijen en jeneverstokerijtjes.

Dijkstraat (zuidzijde) en Solwerderstraat zijn een paar van die mooie, niet te missen straatjes in het centrum met bijna gevel aan gevel wel een of ander monument dat van ouderdom ‘n tikje is scheefgezakt. Zoals dat juweel op nummer 18 in de Solwerderstraat, met z’n zeventiende-eeuwse details, de gele gevelaccenten en diepgroene luiken. En zo kunnen we nog wel even door jubelen. Dubbele deuren van sommige gerestaureerde panden herinneren aan de koetsen die hier in- en uitgereden werden. En je treft hier nog enkele “Edele Heerden” uit de Middeleeuwen, van oorsprong stenen huizen met een stookplaats (heerd) waarvoor de eigenaar een bepaalde belasting moest betalen. Zo’n stenen woonhuis was een toonbeeld van grote luxe en ging vaak gepaard met “heerlijke” rechten. De bewoners hadden aanzien, waren verantwoordelijk voor rechtspraak en ordehandhaving in de stad.

Eén boek voor elk mensenleven

Ook aan Gouden Pand (what’s in a name?) buitelen we weer over het moois. De straat is zeer toepasselijk vernoemd naar de vele goud- en zilversmeden die er vroeger woonden. Volg je Gouden Pand, de oude binnenstad uit, dan stuit je vanzelf op een bijzonder stukje Damster geschiedenis van ander kaliber. Dat van de joodse lokale bevolking, één van de oudste joodse gemeenschappen van ons land. Vooral in de negentiende- en eerste helft van de twintigste eeuw was er sprake van een bloeiend joods cultureel- maatschappelijk leven in Appingedam, met veel handelaren en financieel experts en – op het hoogtepunt – een kleine 300 inwoners. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden alle joden gedeporteerd naar Westerbork, en verder, naar de Duitse vernietigingskampen. Slechts zeven van hen overleefden de verschrikkingen.

In de voormalige synagoge (1801, Broerstraat) is een permanente expositie ingericht over de joodse geschiedenis van Appingedam, met een eerbetoon aan de oorlogsslachtoffers dat bezoekers kippenvel van ontroering bezorgt. Buiten, bij de Davidster, trekt het gedenkteken de aandacht. Een zuil met daarop alle namen van omgekomen joodse Damsters. Binnen in de synagoge zijn hun verhalen én die van de overlevenden gebundeld, in een unieke boekenkast: één boek voor elk mensenleven. Een leven soms zo kort en abrupt beëindigd dat het maar twee pagina’s beslaat, zoals het boek van een 11-jarig joods jongetje dat omkwam in het concentratiekamp.

Een bijzondere B&B

Naast de synagoge staat het oude joodse schooltje, tegenwoordig ingericht als B&B De Vijgenhof. Bijzonder erfgoedlogies. De ruimte is ingericht met een subtiele mix van lokale én joodse elementen en gasten hebben de beschikking over een intieme binnentuin. De synagoge bezoek je in overleg met de gastvrouw; rondleidingen zijn via de VVV te boeken. 

Deze Broerstraat en, aan het einde, het Monnikenpad verwijzen naar respectievelijk – en beide uit beeld verdwenen – Broerkerk en Augustijnenklooster. Ze lagen hier iets hoger in het land, op een wierde. Nu is het een klein, lommerrijk parkje met nog enkele stokoude grafzerken. Daarachter, aan de Heidensgang, vind je de joodse begraafplaats. Wie de officiële stadswandeling volgt, stapt dan met zevenmijlslaarzen door de tijd en ontmoet alweer een jongere bouwstijl in de Netweg: de Amsterdamse School. 

Dikke Damster pakkerd

’t Is mooi geweest. Tijd voor luchtiger zaken. Een goed glas op alle indrukken, in paviljoen Overdiep. Waar het water weer als vanouds verbindt. In de nieuwe jachthaven zetten plezierschippers koers naar Groningen, Delfzijl of de Waddenzee. Nu alvast noteren voor een mooie lentedag: kano of waterfiets huren. Tegen die tijd – vanaf eind april – scheep je ook weer in bij het Damsterveer. Losse opstappers kunnen dan elke zaterdag mee voor een rondvaart.

Besluit je dag met een dikke, Damster pakkerd. Je was er vast al een, terloops, gepasseerd. De stad telt vijf “kussen”. Vijf beelden van even zoveel stellen die nu eens een steels kusje roven, dan weer innig samen zoenen. Creaties van Natasja Bennink. De bekende Ezinger beeldhouwster zocht haar potentiële kunstmodellen – stuk voor stuk échte Damsters – thuis op, wikte en woog hun beweegredenen om nu juist hún liefde vereeuwigd te zien. Vervolgens goot ze de intimiteit van mannen, vrouwen en kinderen in brons. Van kleuters tot hoogbejaarde inwoners, het zijn hún kussen. Het toekomstig erfgoed van Appingedam. 

Laatste nieuws