Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Dit is het verschil tussen padden en kikkers

We komen ze tegen in sloten, vijvers en bospoelen: kikkers en padden. Maar hoe weet je nu of je met een kikker of een pad te maken hebt? Hoewel ze op het eerste gezicht veel op elkaar lijken, zijn er toch duidelijke verschillen. Tijd om deze amfibieën eens van dichtbij te bekijken.

Kikkers

Rimpels, sprongen en wratten

Hoewel ze van een afstandje op elkaar lijken, zul je – wanneer je ze van dichtbij bekijkt – zien dat padden en kikkers er verschillend uitzien. Het eerste wat opvalt aan een pad is zijn huid. Die is ruw, droog en vol "wratjes", terwijl kikkers meestal een gladde, glanzende huid hebben. Padden zijn ook wat plomper gebouwd en hebben korte achterpoten, waarmee ze zich lopend voortbewegen. Kikkers daarentegen zijn ware atleten: ze springen met gemak meters ver dankzij hun gespierde achterpoten en zwemvliezen. In het voorjaar zie je het verschil ook aan hun eieren: kikkers leggen ze in drijvende klompen (kikkerdril), terwijl padden lange snoeren eieren achterlaten in het water.

Soorten padden en kikkers

Van padden en kikkers vind je verschillende soorten in Nederland. De gewone pad is de meest voorkomende pad in Nederland, met zijn grijzige tot roodbruine kleur en oranje ogen. In zijn huid zitten milde gifstoffen die roofdieren op afstand houden – voor mensen zijn ze gelukkig niet schadelijk. In Nederland leven ook bijzondere soorten, zoals de rugstreeppad (met een gele rugstreep), de geelbuikvuurpad (met een opvallende buik) en de vroedmeesterpad, waarbij het mannetje de eitjes op zijn rug draagt.

De bruine kikker is een bekende verschijning in Nederlandse tuinen en weilanden. Hij varieert in kleur van bruin tot groenbruin of zelfs roodachtig. Verder klinkt de groene kikker je waarschijnlijk bekend in de oren – letterlijk – met zijn luide gekwaak. Er zijn ook bijzondere soorten, zoals de boomkikker, die met zijn felgroene kleur en plakkerige pootjes zelfs in struiken klimt. En dan is er nog de heikikker, waarvan het mannetje tijdens de paartijd opvallend blauw kleurt.

Kikkerdril. Foto: Adobe Stock

Van dikkopje tot sprongen vooruit

Zowel kikkers als padden beginnen hun leven als klein visje in het water: het welbekende dikkopje. In een paar maanden tijd ondergaan ze een ware metamorfose. Eerst groeien er pootjes, dan ontwikkelen ze longen en verdwijnt langzaam de staart. Uiteindelijk verlaten ze hun geboortevijver om als jongvolwassen dier het land te verkennen. Padden zoeken graag droge, donkere hoekjes op, terwijl veel kikkers liever in de buurt van water blijven.

Paddentrek en kikkerkoor

In het vroege voorjaar, zodra de temperatuur stijgt, ontwaken de amfibieën uit hun winterslaap. De paddentrek is het bekendst: massaal kruipen padden naar het water om zich voort te planten. Daarbij steken ze vaak drukke wegen over, wat gevaarlijk is. Daarom schieten vrijwilligers van paddenwerkgroepen te hulp en dragen ze de padden veilig naar de overkant. Tijdens deze tocht zie je vaak een mannetje op de rug van een vrouwtje meeliften – een "tandem". Zijn er meerdere mannetjes? Dan wordt het al snel een "paddenbol".

Kikkers pakken het iets anders aan. Als het zonnetje zich vaker laat zien, barst in veel vijvers een heus kikkerkoor los. De mannetjes roepen de vrouwtjes met luid gekwaak of zacht gebrom. En met een beetje geluk vind je binnen de kortste keren klonten kikkerdril aan het wateroppervlak, met daaruit de eerste wiebelende dikkopjes.

Een "tandem". Foto: Adobe Stock

Het echte verschil

Padden en kikkers behoren beide tot de klasse amfibieën, maar taxonomisch gezien vormen padden een aparte familie binnen de kikkerachtigen: de Bufonidae. Andere soorten die soms ‘pad’ heten, vallen daar niet onder. Zo hoort de geelbuikvuurpad officieel bij de kikkers, ondanks zijn naam. De verschillen zitten niet alleen in uiterlijk en gedrag, maar ook diep vanbinnen – zo hebben echte padden een mysterieus "orgaan van Bidder", een overblijfsel waarvan de functie nog niet helemaal bekend is.

Help ze in je tuin

Of het nu een dikke pad is of een luidruchtige kikker: je kunt ze allebei een warm welkom geven in je tuin. Een natuurlijke vijver zonder vissen is ideaal voor hun eitjes, en een rommelhoekje met bladeren is een fijne overwinteringsplek. Wat beschutting van struiken of een speciaal "paddenhuisje" in de schaduw doet ook wonderen. En met een beetje geluk zie je in het voorjaar het leven letterlijk opbloeien.

Natuur
  • Natuurmonumenten, Dierenbescherming, De Natuur van Hier
  • Adobe Stock