/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F06%2FDsxuzgyCjBWv421749045833.jpg)
1. Begin bij de juiste aardappel
Niet elke aardappel is geschikt voor patat. Vastkokers houden te veel vocht vast en leveren slappe patat op. Erg bloemige rassen worden dan weer snel te droog. De gulden middenweg? Kies iets bloemige aardappelen zoals Bintje, Agria, Désirée, Santé of Première. Die bevatten genoeg zetmeel voor een knapperige buitenkant, maar houden binnenin hun zachte, kruimige structuur.
Let ook op de vorm: lange aardappelen zijn makkelijker te snijden in mooie patatjes van gelijke dikte. En dat zorgt weer voor een gelijkmatige garing.
2. Snijden, weken en drogen
Snijd de geschilde aardappels in patatjes van ongeveer 1 centimeter dik – of iets dunner als je van de Franse stijl houdt. Gebruik hiervoor een mandoline of patatsnijder voor gelijke stukken. Leg de rauwe patat vervolgens een half uur in een bak met koud water en een eetlepel zout. Zo spoel je overtollig zetmeel weg én trek je vocht uit de aardappel. Daarna is het belangrijk dat je de patat goed droogt. Vocht en heet vet gaan slecht samen: het schuimt, sist en maakt je patat minder krokant.
3. Frituren? Twee keer is beter
Voor perfecte patat frituur je in twee rondes. De eerste keer bak je voor 5 à 6 minuten in olie van circa 160 graden. De patat is dan gaar, maar nog bleek. Laat ze vervolgens een half uur afkoelen tot kamertemperatuur. Niet boven het hete vet, maar uitgespreid op een schaal of bakplaat. Zo verliezen ze hun warmte zonder vochtig te worden.
Daarna komt de tweede bakronde: frituur op 180 graden tot de patat goudbruin en krokant is. Dat duurt meestal 2 tot 3 minuten.
4. Kies het juiste vet
Gebruik vloeibaar frituurvet of olie, zoals arachideolie. Dat verdraagt hoge temperaturen goed en heeft een neutrale smaak. Vermijd vast frituurvet: dat stolt bij het afkoelen en zorgt ervoor dat je patat aan elkaar blijft plakken tussen de twee bakrondes.
- 24Kitchen, Miljuschka, Delicious Magazine
- Adobe Stock