/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F05%2FsGdil81ugXAwlt1747991778.jpg)
Thuisvoelen
Soms ligt een gespreksonderwerp zo voor de hand, dat een vraag daarover pas op het eind van het interview aan bod komt. In dit geval: het landschap van Groningen. Kunstschilder Theo Leijdekkers (69) geeft eerlijk antwoord, op een zonovergoten middag in Pieterburen: ‘Ik ben voor mijn werk niet per se geïnspireerd door het Groningse landschap.’ Om meteen te vervolgen, terwijl hij in de keuken om zich heen kijkt: ‘Maar ik vind het wél fantastisch om hier te wonen. Vooral deze plek, het huis.’
Daarmee zijn we terug bij het begin van ons gesprek, in diezelfde keuken, tevens het hart van de woning waar Theo met zijn vrouw Swanny Beukema meer dan 20 jaar geleden hun eigen plek van maakten. Terwijl Theo koffiezet, vertelt hij over die verbouwing. ‘Het was een krot, dat we hier kochten, van rond 1860. Eerst hebben we het atelier aangepakt en daar een tijd gewoond. Daarna hebben we het woonhuis tot halverwege de muren afgebroken en opnieuw opgebouwd.’ Alles deden ze zelf, van fundering en vloer tot kozijnen en verwarming.
‘Het resultaat is een huis waar ik me eindelijk thuis voel,’ zegt Theo. De koffie zet hij vervolgens buiten op de tuintafel neer, in een mok met een koningspaar van de rommelmarkt. ‘We zitten hier soms in februari al, met mooi weer en uit de wind.’

Twent in het noorden
Wat de jonge Theo ooit vanuit Twente naar Groningen bracht, was zijn studie. Voor de kunstacademie koos hij pas in tweede instantie, na een aantal jaren Pedagogiek en Andragologie. Als twintiger verhuisde hij naar het Hogeland, waar hij destijds ook al eens een huis verbouwde, in het dorpje Den Andel met zijn toenmalige vrouw. Later vertrok Theo naar Amsterdam, waar hij in een kraakpand – voormalig fabriekscomplex Tetterode, waarin meer kunstenaars waren neergestreken – zijn eigen woning annex atelier kon maken.
Ook werkte hij mee aan opdrachten van collega-kunstenaars en bouwde hij decorstukken. ‘En als ik er even geen vertrouwen in had dat ik van mijn kunst kon leven, dan zocht ik een verbouwklusje, gewoon per uur betaald.’ Een tip die hij na al dat klussen kan geven: ‘Als je in april met het dak bezig gaat, dan zit je goed. Want dan is het bijna altijd droog.’
Theo vervolgt: ‘Toen hier in Pieterburen het huis eenmaal klaar was, ben ik weer driftig aan het schilderen geslagen.’ Als beginnend kunstenaar had hij zich al aangesloten bij de Kunstuitleen, met succes. ‘Ik heb altijd veel werk in de uitlenen gehad, eerst vooral pasteltekeningen. Na een jaar of vijf à zes kon ik leven van die verhuuropbrengsten, met af en toe een klusje erbij.’
Wat hij in zijn jongere jaren maakte, was weer heel ander werk dan nu, vertelt hij. ‘Maar wel kleurig. Een constante in mijn werk is een soort levenslust, sensualiteit. Een barok levensgevoel, denk ik.’ Het spreekt het publiek aan, zo blijkt: ‘De meeste van mijn werken in de Kunstuitleen hangen altijd wel bij mensen thuis. Dat is fijn.’

Zo goed als af
Volgens zijn vrouw Swanny, die ook even met een kopje koffie bij het gesprek in de tuin aanschuift, kun je Theo best een workaholic noemen: ‘Hij zit alleen maar in het atelier.’ Theo, wijzend op het huis: ‘Ik werk daar en Swanny werkt hier. En we ontmoeten elkaar in de keuken.’ Swanny is zelf ook geen onbekende in het Groningse culturele circuit; ze werkte voor landgoed Verhildersum en gaf jarenlang de Uit-agenda uit.
Theo ontmoette ze op Vlieland, via een gemeenschappelijke vriend, toen hij nog in Amsterdam woonde. Daar zag ze ook zijn schilderijen voor het eerst. Swanny: ‘Ik vond het werk van Theo meteen erg mooi. Ik ben rechtdoorzee, dus ik zeg gewoon wat ik ergens van vind. Het viel me op dat kunstenaars die op bezoek kwamen dat niet echt deden.’ Theo heeft daar wel een verklaring voor: ‘Voor bijna elke kunstenaar is de partner het referentiekader. Als Swanny zegt: “Er zit iets niet goed”, dan spreek ik dat eerst tegen, maar vervolgens denk ik er tóch over na.’
Als een schilderij zo goed als af is, hangt Theo het in – daar is dat vertrek weer – de keuken. ‘Om het overzicht terug te krijgen. Dan kijk ik er veel naar: hier moet nog iets aan gebeuren, daar zit het niet helemaal lekker. Meestal wordt het zo vanzelf beter.’ Dit is ook de fase dat Swanny meekijkt. ‘Een schilderij moet blijven leven,’ zegt ze, ‘zonder “dode plekken”: dat je ernaar kijkt en dat er niks gebeurt.’ Theo volgt niet altijd het commentaar van Swanny op, wat ze niet erg vindt. ‘Het blijft zijn schilderij.’
Meer lezen
Verder lezen? Het volledige interview met Theo Leijdekkers staat in de nieuwste tuinspecial van Noorderland. Deze editie is tot 23 juni 2025 te koop in de winkels en is ook gemakkelijk online te bestellen via onze eigen webshop. Voor deze editie volgden we een Friese tuinroute, somden we de leukste theetuinen van het noorden op, ontdekten we de Grunninger daans en gingen we langs bij de "Luie Tuinman" in Drenthe. Dit – en nog veel meer – lees je nu in ons nieuwste nummer.
- Theo Tangelder