Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Het oorlogsverhaal van Pieter Wierenga uit Groningen: 'We hadden geen idee wat er met hem was gebeurd'

Historicus Marcel Zantingh bracht talloze uren door in archieven. Zijn speurwerk stond in het teken van zijn boek Mensenjacht, waarin hij het optreden van de Sicherheitspolizei in Drenthe tijdens de Tweede Wereldoorlog onderzoekt. Dankzij zijn inspanningen hebben verschillende lezers eindelijk duidelijkheid gekregen over het lot van hun familieleden. Onder hen bevinden zich ook de kleindochters van Pieter Wierenga, een voormalige gemeentesecretaris uit Haren. 

Wierenga

Pieter Wierenga

Gemeentesecretaris Pieter Wierenga (59) krijgt op woensdag 15 november 1944 van NSB-burgemeester De Waard de opdracht om in het kader van de Arbeitseinsatz, de verplichte tewerkstelling in dienst van de bezetter, een lijst op te stellen van alle mannelijke inwoners van de gemeente Haren van 18 tot 45 jaar. 

De volgende dag, donderdag 16 november, meldt vrijwel het voltallige gemeentepersoneel zich in de burgemeesterskamer, met Wierenga als woordvoerder. Wierenga, die betrokken is bij de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en in zijn rol als gemeentesecretaris al eerder Duitse maatregelen traineerde en saboteerde, heeft samen met het gemeentepersoneel besloten geen gehoor te geven aan de opdracht. Naast dat deze in strijd is met hun eigen eer en geweten, is hen door de Nederlandse regering in Londen uitdrukkelijk verboden om dergelijke lijsten aan te leggen.

In het bijzijn van Wierenga belt De Waard met zijn leidinggevende in Groningen, commissaris Staargaard. Het telefoongesprek wordt stiekem afgeluisterd door een collega van Wierenga. Deze hoort de commissaris zeggen dat hij de Sipo wil inlichten, om een ‘voorbeeld te stellen’. De burgemeester zegt echter tegen Wierenga dat het personeel ‘maar weer rustig aan het werk moet gaan’.

Wierenga en zijn collega’s vertrouwen het niet en besluiten dat het voltallige gemeentepersoneel zo snel mogelijk moet onderduiken. Net op tijd, want niet veel later arriveert de Sipo, met aan het hoofd Ernst Knorr. 

Foto: Max de Krijger

Fatale sigarenkistjes

Thuis grist Wierenga snel wat kleding bij elkaar. In zijn koffer stopt hij nog een paar kistjes sigaren en in zijn fietstas tien pakjes shag. Ver komt hij niet: op weg naar zijn broer in Emmen wordt hij bij De Punt aangehouden door een paar landwachters, die de hoeveelheid tabak van vooroorlogse kwaliteit verdacht vinden; deze fietser moet wel een illegale handelaar zijn.

Wierenga wordt gearresteerd en meegenomen naar het plaatselijke Landwachthoofdkwartier in Vries. Daar vertelt hij dat hij gemeentesecretaris is in Haren, wellicht in de hoop te ontkrachten dat hij een illegale handelaar is en vrijgelaten wordt.
Eenmaal op de hoogte van Wierenga’s aanwezigheid op het Landwachthoofdkwartier vertrekt Knorr meteen met enkele agenten van de Ordnungspolizei (Orpo, de “reguliere” Duitse politie) naar Vries.

Na hun aankomst krijgt de secretaris het bevel zijn jas uit te trekken en al zijn waardevolle voorwerpen in zijn hoed te deponeren, waarna hij meegenomen wordt naar buiten. Achter het huis, pal naast een schuur, wordt hij door zijn hoofd geschoten. Diverse bronnen melden dat Knorr de schutter is geweest, maar het is ook mogelijk dat het Orpo-agent Schmid geweest is, voor wie het na de oorlog makkelijk wijzen was naar de inmiddels overleden Knorr.

Wierenga’s vrouw Matsen (58) en zijn 20-jarige dochter Rita zijn op dat moment ondergedoken in Groningen. Zij hebben geen idee wat er met hun man en vader is gebeurd. Op zoek naar nieuws vertrekt Rita twee dagen later naar Emmen. Bij De Punt komt ze een kennis tegen die haar adviseert om naar Vries te gaan. Daar vindt ze haar vader, in het lijkenhuisje. Hoewel ze er eigenlijk niet bij mag zijn, is ze er die dag getuige van dat hij wordt begraven. Terug in Groningen vertelt ze haar moeder wat ze heeft gezien.

Foto: Max de Krijger

Zijn kleindochter vertelt

Kleindochter Lilian Venhuizen (66): ‘Na hun trouwen hebben mijn ouders oma Wierenga in huis genomen. Zij was er dus altijd. Toen mijn zus Marja (71) en ik klein waren, was het verhaal van opa op de achtergrond aanwezig. Ik herinner me nog de beladenheid van de Dodenherdenking op televisie. Verder werd er bij ons thuis niet over de oorlog gesproken. Later vroegen we er uit respect niet naar. Er hing zelfs geen foto van opa in huis.’

‘Nadat oma en mama overleden waren, besteedde onze vader meer aandacht aan de oorlogsgeschiedenis van zijn vrouw en schoonmoeder. Hij heeft er onder meer voor gezorgd dat de herdenkingssteen na de sloop van het oude gemeentehuis van Haren een plek heeft gekregen bij het nieuwe. De laatste jaren zijn wij ons ook meer gaan verdiepen in het verhaal van opa en bezochten we op 4 mei de herdenkingsbijeenkomst in Haren. De behoefte om ermee bezig te zijn, wordt steeds groter. Pas wanneer je zelf ouder bent, besef je wat de mensen allemaal doorgemaakt hebben.’

‘Mama is helaas jong overleden, ik was toen 20: net zo oud als mijn moeder toen zij haar vader vond. Achteraf gezien is het jammer dat we die oorlogsgeschiedenis nooit hebben kunnen delen met oma en mama. Zij hebben altijd geprobeerd ons er van af te schermen. Ik heb intussen zelf kleinkinderen. Mijn kleinzoon van acht kreeg onlangs op school les over de Tweede Wereldoorlog. Toen heeft zijn moeder hem meegenomen naar opa’s graf. Mooi en belangrijk, vind ik dat. Want niet alleen opa, maar alle slachtoffers uit die verschrikkelijke oorlogsjaren moeten herinnerd blijven.’

Mensen
  • Max de Krijger