/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F04%2FpP2FsNCOKSO9061745580115.jpg)
Historische reddingboot
Rijen dik staat het op het strand van Hollum. De zee gromt van ingehouden spanning en de vuurtoren, die over dit eiland waakt, knipoogt met vaste regelmaat. Daar waar de duinenrij bijna naadloos overgaat in een strakke zeedijk, hebben zich op dit uur talloze toeschouwers verzameld en in een brede kring opgesteld. Een groot aantal fans volgt ook lopend, in het kielzog van de “Abraham Fock”.
De historische reddingboot van Ameland komt in de verte aan gedaverd, de levensredder in opvallend blauw en wit valt niet te missen, al zou je ‘m niet eens zien. Het immense onderstel ratelt en klettert en zo trekt de karavaan in een ongenadig harde cadans over klinkers en asfalt; de grond onder je voeten dreunt er haast van. Het span imposante viervoeters moet voor de dijk omhoog nog een extra tandje bijzetten, versnelt en houdt halt in het mulle zand.
Spanning al voelbaar
Een lichte onrust was al de hele ochtend voelbaar geweest. In het dorp, bij de bakker, op het parkeerterrein rond de supermarkt. Het zoemde rond: de reddingboot vaart weer uit! Een belevenis van formaat voor zowel eilanders als badgasten die bij de Hollumers onder de huid kruipt en als het ware bij hun DNA hoort. ‘Hoe vaak je dat ratelen ook hebt gehoord,’ zegt een inwoonster die stapvoets met de stoet meefietst, ‘je vóelt het gewoon van binnen: er staat iets te gebeuren vandaag. Die spanning blijft altijd.’
Ook al is het “maar” show: het ontzagwekkende ensemble dat tegenwoordig nog zo’n twaalf keer per kalenderjaar uitrukt om een historisch staaltje reddingwerk op zee te laten zien, is tot in de kleinste details op elkaar ingespeeld. Er wordt tenslotte gewerkt met levende dieren, de voerlui zijn dan ook op en top gefocust, de crew met schippers en walbaas is uiterst geconcentreerd aan het werk.

Van stoomfluit naar sirene
Het hele spektakel begint natuurlijk al veel eerder, in het hart van Hollum, met het loeien van de sirene. Een niet te missen “wake-up-call” vanuit het boothuis bij het Maritiem Centrum en een geluid dat het origineel volgens kenners heel aardig benadert. Want zó ging het vroeger: als de stoomfluit van de zuivelfabriek drie keer over het dorp schalde, dan wist iedereen genoeg: je moest paraat staan. Een schip verkeerde in nood, dus er was geen tijd te verliezen.
De reddingboot werd van oudsher met paarden naar zee gebracht. Zo hoorde dat en zo zat ’t de boeren in het bloed. Hun dieren waren dan ook nog echte werkpaarden. Voordat er een arsenaal aan landbouwmachines was, werden alle klussen op het land met hulp van paardenkracht uitgevoerd, en ook de reddingwerkers op het eiland waren afhankelijk van hun inzet, kracht en vermogen. Generaties lang stelden boerenfamilies hun paarden tegen een vergoeding beschikbaar voor die zware – en zeker niet ongevaarlijke – missie in de branding.
Loeide het alarm, dan was het dorp in rep en roer en kwamen walploeg en voerlui razendsnel in actie. Vóór het tijdperk van de stoomfluit tikten kerels met hun klomp tegen de ramen, om de bemanning te monsteren; als een speer vlogen de redders het land in, vingen hun paarden, tuigden ze op en fietsten naar het boothuis. Sommige dieren hóefde je trouwens niet eens te vangen; als ze het sein hoorden renden ze zelf al opgewonden door de wei naar voren, en wachtten bij het hek op hun baas.
Forse dieren nodig
Het is een kleine 2 kilometer vanaf het boothuis naar de Noordzee en die afstand wordt met gezwinde spoed afgelegd. Je moet er zelf de pas aardig inhouden om de optocht bij te benen. Tien stressbestendige krachtpatsers trekken de reddingboot met onderstel; een totaalgewicht van 11 á 12 ton. Nog eens twee paarden staan voor de materiaalwagen die de combinatie compleet maakt; daarin waadpakken voor de bemanning, touwen, een krik, wat reservegereedschap. ‘Dat is ruim 1 ton per paard, je hebt dus echt wel wat trekkracht nodig,’ zegt Jan de Vries, de voorzitter van de Stichting Paardenreddingboot Ameland.
‘Er komt veel gewicht op de borst, daar heb je echt forse dieren voor nodig. KWPN’ers.’ Oftewel: gefokt, getraind en goedgekeurd volgens het Koninklijk Warmbloed Paard Nederland. De “luxepaarden” die je nu veelal in de wei ziet staan zijn ongeschikt voor dit werk. ‘Ze lopen voor een karretje of worden door een ruiter bereden. Gemaakt voor recreatief gebruik, om mooi te zijn.’

Vaardigheden bijhouden
De boel in beweging krijgen is het moeilijkst, het onderstel van de boot is loodzwaar. ‘Als het zaakje maar eenmaal draait en in beweging blijft, dan ben je een eind op weg,’ zegt Piet IJnsen; pet op het hoofd, fiets aan de hand, twee van zijn paarden losjes aan het leidsel. Alsof-ie de hond uitlaat. Hij is een van de voermannen van het eerste uur. Hij vindt het prachtig, nog steeds, net als zijn paarden. Dat weet-ie, dat voelt-ie. ‘Ik noem het een ambacht,’ valt voorzitter Jan bij. ‘Met paarden een reddingboot naar zee brengen, dat is redelijk uniek in de wereld hoor. Dat zie je bijna nergens meer.’
En zoals het met alle oude ambachten gaat, je moet de kunst wel in de vingers hebben. ‘Die vaardigheden moet je bijhouden, anders sterft het uit.’ De voerman tikt tegen z’n pet, knikt instemmend. Hij weet als geen ander: het werken met de paarden vergt veel tijd. De dagelijkse verzorging, het voeren, ermee rijden, trainen. ‘Er komt veel gevoel bij kijken. Het moet wel echt je liefhebberij zijn, niet omdat je vader het ook deed.’ “Op het dorp” zit het wel een beetje in de genen. Van oudsher had iedereen wel iemand in de familie die bij de paardenreddingboot zat.
Vergrijzing een probleem
Dat is in de 21ste eeuw niet meer zo. En dat maakt de combinatie van paardenkracht en mannenmoed kwetsbaar. ‘De krapte, de vergrijzing; dat is een probleem en onze uitdaging voor de toekomst,’ verzucht Jan de Vries. ‘De paarden die dit werk aankunnen worden ouder, de voerlui ook. Bovendien: vroeger werkten de mannen dagelijks met paarden, nu hebben veel een kantoorbaan. Het vanzelfsprekende is eraf.’ Binnen de stichting wordt geopperd – voor het eerst in de geschiedenis – zelf een koppel eigen paarden aan te kopen voor dit specifieke doel. ‘De ruimte hebben we al, er kunnen d’r twaalf op stal staan naast ons boothuis.’
Nu komt vaak hetzelfde span in actie, maar een paar reservepaarden zijn zeer welkom. ‘Er is meer aanwas nodig.’ Nieuwkomers met letterlijk genoeg “body” leren het klappen van de zweep vanzelf wel, in de praktijk. ‘Als een paard goed kan trekken, knopen ze ‘m ertussen om te oefenen, en dan gaan ze wel in het gareel lopen.’ Dat oefenen doet iedereen op z’n eigen manier, zo zijn er voerlui die het paard voor een wagen gevuld met een lading zand spannen.

Amelander traditie
Jan de Vries praat vol bezieling over de Amelander traditie en stamt van een geslacht van vissers, redders en walvisvaarders, maar zelf heeft-ie ‘geen zeebenen’. Hij is min of meer bij toeval voorzitter van de club geworden. Jan was gemeentesecretaris in 1988, toen de door paarden getrokken reddingboot definitief uit beeld dreigde te verdwijnen.
Het professionele reddingwezen was toen al een paar jaar geconcentreerd in de Ballumerbocht, de nieuwe thuisbasis waar het hoofdstation van de KNRM staat en geavanceerde, door krachtige waterjets aangedreven schepen klaar liggen voor reddingacties rond het eiland. Er zijn geen paarden meer nodig om de boten in zee te trekken. ‘Het gebruik raakte uit de tijd. Maar dat riep zóveel emoties op in het dorp en op het hele eiland,’ memoreert Jan. ‘Toen hebben we als gemeente de handschoen opgepakt en besloten als toeristische attractie door te gaan.’
Naast het boothuis was toen al een speciale aanbouw gemaakt voor de beoogde tractor die voor de reddingboot zou komen te staan, maar de trekker kwam er nooit. ‘De boot bleef.’ Daar was wel veel aan vooraf gegaan. Op bijna alle reddingstations langs de Nederlandse kust hadden waterdichte motortractoren de taak van de edele dieren allang overgenomen, maar op Ameland hield het paard een hoofdrol. Zelfs ná de legendarische ramp met de paarden bleef Ameland de traditie nog bijna tien jaar lang trouw.
In rouw gedompeld
Het drama, waarbij acht Amelander paarden in zee verdronken, dompelde Hollum in diepe rouw en staat eilanders in de ziel gegrift. Omdat ze het met eigen ogen hebben gezien, later van horen zeggen hadden, of hun vaders lijkwit zagen thuiskomen op die vreselijke zomerdag. Meer dan 150 jaar had de reddingploeg zijn vaste rituelen uitgevoerd, nooit was er iets fout gegaan. Tot die dinsdag 14 augustus, 1979.
De bemanning was opgetrommeld omdat er een Duits plezierzeiljacht in nood verkeerde, de “Windspiel 4”. Het leek een reddingsactie als alle andere. De bodem was eerst grondig met de peilstok gecheckt, zoals dat altijd gebeurde, en de fluit van de walbaas had geklonken als sein om te gaan. Acht paarden – vier aan elke kant – trokken de boot de kolkende branding in.
De wagen had meer vaart dan anders, reed verder dan gewoonlijk de zee in en de diepte was ineens dichter bij de kust dan verwacht; de paarden zakten weg en wat de voerlui ook probeerden, de sliphaken waarmee de dieren aan de boot waren gekoppeld, wilden niet los. De sterke, zeewaartse stroom zoog het span, samen met het vele tonnen zware onderstel, onder water. En terwijl de reddingboot al uit zicht was en de bemanning verderop zee het plezierjacht wist vlot te trekken, waagden de voerlieden langs de kust hun eigen levens om de paarden te redden. Maar het was een kansloze strijd.

Een inktzwarte dag
‘Dát,’ zegt een volwassen man in het publiek, ‘vergeet je nooit meer.’ Hij stond er als 13-jarig jochie bij toen het gebeurde en kan het ongeluk nog niet met droge ogen navertellen. ‘Ik ben nog snel naar huis gefietst om een mes te halen, íets te doen om de paarden los te maken, maar het had geen zin meer.’ De ploeg van nu is “de volgende generatie”. De schippers, de voerlui, de walbaas; mannen waarvan menig vader op die inktzwarte dag getraumatiseerd raakte. Er waren ook honderden mensen getuige van de ramp geweest; het was hartje zomer, vakantietijd en er was veel publiek op het strand.
De acht verdronken paarden, trouwe mensenredders, werden ceremonieel begraven op Ameland. Vlak bij de fatale locatie, aan het Reddingbootpad, in twee rijen van vier, precies zoals ze aangespannen waren. Het werd een indrukwekkend monument voor Bles, Elisabeth, de beide Zwarte, Laura, Rensje, Gesiena en Maartje, dat nog altijd veel bezoekers trekt.
Het lanceren van de reddingboot met paarden ging als gezegd nog een klein decennium door. Nieuwkomers die na eindeloos (droog en nat) trainen inhaakten keken “de kunst” af bij de twee paarden die het ongeluk hadden overleefd, en krap een jaar na dato stond een nieuwe reddingploeg paraat.
Voor de toerist op Ameland herleeft de traditie – aan tij gebonden, want ze varen alleen met hoogwater uit met vaste regelmaat. Die demonstraties trekken jaarlijks zo’n 25.000 bezoekers naar het strand bij Hollum. Hun gulle donaties tijdens de collectes zijn van groot belang voor het voortbestaan. De pakweg 60 vrijwilligers houden het gebruik samen in ere. ‘Vanuit historisch besef,’ zegt Jan de Vries. ‘Omdat we hechten aan tradities op het eiland. Alles komt samen: nostalgie, ambacht, dierenliefde en reddingwerk. De grote saamhorigheid. Alles is er. Maar we moeten het wél in stand zien te houden.’
- Jordy van den Berg