/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F04%2FnerRgDlI7tuQ3v1744184554.jpg)
Koningspad XL
Google "Koningspad" en je belandt al snel op de Caminito del Rey, een wereldberoemd wandelpad van 7 kilometer door de El Chorro-kloof in het Spaanse Andalusië. Maar google je er een maatje bij en typ je "XL" achter "Koningspad", dan zit je in Friesland op een héél ander Koningspad. Deze route meet in totaal 120 kilometer en is opgedeeld in veertien etappes. Hij voert langs de mooiste plekken in het stroomdal van het Koningsdiep. Vroeger was dit een enorme rivier die uitmondde in de voormalige Middelzee, nu is het nog slechts een beekje. De Boarn noemen de Friezen het Koningsdiep ook wel. Geen kloof, geen rotsen, geen 35 graden, maar wél heidevelden, veengebieden, weilanden, bossen, statige landhuizen en boerderijen op eeuwenoude terpjes.
Het Koningspad is pas in 2016 ontwikkeld, maar ademt desondanks een en al cultuurhistorie. Je doorkruist niet alleen een eeuwenoud landschap, maar passeert ook dorpjes als Akkrum, Bakkeveen, Beetsterzwaag, Gorredijk en Oranjewoud.

Koninklijke allure
Wij kiezen voor etappe 13, een rondje op Landgoed Oranjewoud. Deze wandeling is volgens de routebeschrijvingen van ‘koninklijke allure’. Vroeger kwam de adel graag op deze plek om er de zomers door te brengen en bij te komen van de dagelijkse drukte in de stad. Het bezit van een buitenplaats verhoogde bovendien hun status. ‘Rijk aan wonderlijke bekoring. Een pronkzaal, de feestzaal van Friesland’, zo ervoer de adel deze plek. De landgoederen, tuinen en bijbehorende fraaie villa’s in Oranjewoud getuigen nog van hun aanwezigheid.
Prinses Albertina Agnes van Nassau, weduwe van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau, was een van hen. Zij verwierf het Oranjewoud in 1676 om er een buitenverblijf te creëren. Het landgoed lag dicht bij de belangrijkste handelsweg tussen Leeuwarden en de rest van Nederland, maar was toch ver genoeg van het Stadhouderlijk Hof, om zich er in alle rust terug te trekken. Prinses Albertina noemde het landgoed Oranjewoud.
Blauw bloed of niet, de hedendaagse stedeling zal op een doordeweekse morgen dezelfde weldadige rust ervaren. Alleen de vogels laten opgewekt van zich horen. In de lente- en zomermaanden, als alles in bloei staat en het gebladerte vol en groen is, zal de betovering nog groter zijn.
Tussen de bomen verrijst het breedgeschouderde Parkhotel Tjaarda, waar vandaan al 190 jaar bezoekers de benen strekken. Op een driesprong van fiets- en wandelpaden begon tuinman Johan Meijer hier in 1834 een eenvoudige uitspanning en logement, genaamd Hotel Heidewoud. Dat kwam later, in 1877, in handen van de familie Tjaarda, aan wie het huidige hotel zijn naam dankt. Het inpandige Grand Café 1834 eert met het jaartal in zijn naam de rijke geschiedenis. Achter de ramen nippen de twee oudere dames van hun koffie, vergezeld – uiteraard – van een stukje oranjekoek.

Sparren- en dennenbos
Het eerste deel van de wandeling voert door de koninklijke bossen van Oranjewoud, langs lange rijen dennen en sparren. Een zuchtje wind doet de magere stammen zacht wiegen. Van nature komen de fijnspar, omorikaspar en sitkaspar niet voor in Nederland. Ze gedijen goed in de koudere delen van Europa en Siberië. Misschien dat ze op een bleke lenteochtend als deze wat kil en winters aan doen. Ze zijn geplant tussen 1940 en 1970, allemaal netjes naast elkaar, van dezelfde soort en even oud, zoals dat in die tijd ging. Staatsbosbeheer, die zorg draagt voor het gebied, ziet echter dat zo’n eenzijdig bos ook risico’s met zich meebrengt. Het is kwetsbaarder voor ziektes, dierplagen en klimaatveranderingen. Om het toekomstbestendig te houden, maken de bosbeheerders sinds vorige zomer ruimte voor andere bomen en struiken. Zo ontstaat een veerkrachtiger bos met meer variatie in soorten, leeftijden en structuur.
We wandelen over slingerpaadjes langs bemoste boomstammen, varens, beekjes en poelen. Grillige takken van nog kale bomen graaien als vingers naar de hemel. Dan stoppen we bij het statige kanaal de Prinsenwijk, omlijst door elzensingels. Het roerloze water weerspiegelt hun kruinen.
Even later treffen we midden in het bos een houten uitkijkbruggetje met toegangsdeur. Dat kijkt uit op een kunstmatige heuvel met de gemetselde grafkelder van de familie Bienema, die eigenaar was van een van de landgoederen in Oranjewoud. Epke Roos van Bienema legde deze kelder in 1810 aan voor zijn familie. De toegang is afgedekt met een rechthoekige sluitsteen, met aan weerszijden twee hulstbomen. Eromheen loopt een gracht. Het is een van de oudste particuliere grafkelders van Friesland en heeft mede daardoor de status van Rijksmonument. Van de familie Bienema zijn 16 leden bijgezet in dit graf.
Een echtpaar heeft zich bij ons gevoegd. De vrouw maakt foto’s. ‘Je ligt hier wel heel alleen in het bos,’ verzucht ze. ‘Gek dat niemand er bloemen legt.’ ‘Die zijn al zo lang dood dat niemand ze mist,’ zegt de man.

Feeëriek tafereel
We zetten de wandeling voort en zien tussen de houtwallen door plotseling een feeëriek tafereel: een sprong reeën in het groen. Even kijken ze verwonderd op, dan grazen ze verder, zich helemaal niet bewust van hun sprookjesachtige aanblik. Op het landgoed zijn veel reeën en damherten te vinden, dus de kans dat je er een spot is groot.
Het pad loopt verder langs hulststruiken. Een krakend houten hekje valt achter ons dicht als we de route vervolgen richting het Tjaarda’s Bos. Daar vinden we de 30 meter hoge uitkijktoren Belvedère op de zogenoemde Berg van Brongergea. De hotelier Andreas Willem Tjaarda (1882-1981) gaf 100 jaar geleden opdracht ‘m te bouwen als verrijking van het parklandschap. De gedenksteen bij de ingang herinnert bezoekers daaraan. Tjaarda introduceerde ook andere publieksattracties, zoals een speeltuin met draaimolens, glijbanen, een doolhof en een theeschenkerij. Die verdwenen in de loop der jaren, maar de uitkijktoren bleef.
Op de plek waar het Belvedère verrees, stond eerder al een houten toren. Die werd vervangen door dit exemplaar van gewapend beton, voor die tijd uniek. Het is een van de oudste betonnen torens in Nederland. Als je omhoog klimt, is het alsof je je in een kunstwerk van Escher begeeft. Eenmaal boven wacht een adembenemend uitzicht. Over ‘boven het maaiveld uitsteken’ gesproken. Dat doet deze toren letterlijk. Beneden liggen maaivelden en bossen waar we als een licht vlekje in het groen een groepje damherten zien. In de verte bespeuren we de Martinitoren van Groningen. Bij helder weer kun je zelfs tot aan de Waddeneilanden kijken.

Statige landhuizen
Langzamerhand komen de imposante landhuizen in zicht. Zoals Landgoed Oranjestein, dat in 1820 in het bezit kwam van Pieter Cats, een rijke koopman uit Leeuwarden. Hij bouwde er een buitenplaats en liet de tuin in landschapsstijl ontwerpen door tuinarchitect Lucas Pieter Roodbaard. Die maakte er een meesterwerk van, vol verrassende tuinsieraden, zoals een prieeltje en een bakstenen vogelhuis met zadeldak. De tuinen zijn alleen in de zomermaanden op zondagmiddagen geopend voor publiek, maar het is het hele jaar door mogelijk een rondleiding te boeken. Een gids vertelt dan meer over het ontwerp van Roodbaard en over de familiegeschiedenis van de voorname Bieruma Oostings, die Oranjestein hebben bewoond.
Aan de Lindelaan in Oranjewoud prijkt het neoclassicistisch landhuis dat in 1829 werd gebouwd op de resten van het 17de-eeuwse zomerverblijf van de eerder genoemde Prinses Albertina Agnes van Nassau. Het staat midden in de Overtuin, een prachtig park in barokstijl: strak met strenge lijnen. Die zijn gemengd met speelse elementen uit de Engelse landschapsstijl. Zo vind je er een bijzondere Chinese toren als tuinornament, een zeldzaam verschijnsel in Nederlandse tuinen en parken. Ter hoogte van de Lindelaan is een vijver met daarin een eilandje, waarop een riet gedekt eendenhok staat. Het heeft geen functie, maar is uitsluitend bedoeld als versiering.
Al wandelend kijk je van verre uit op het gracieuze, wit gepleisterde huis. Zwak, geel licht brandt achter de hoge ramen. In de tuin bevindt zich een klein hertenkamp en een ooievaarsnest. Nu en dan geeft de ooievaar een showtje weg en vliegt klepperend over het landgoed. Een wandelaar grist zijn telefoon uit de jaszak en haast zich een foto te maken, maar hij is net te laat.

Landschap, kunst en poëzie
De verharde paden met lange zichtlijnen bieden zicht op de donkere basaltgevel van het strak vormgegeven Museum Belvédère, een fraaie tegenhanger van de klassieke landhuizen. De kleuren zijn prachtig in evenwicht met het landschap. Niet voor niets werd het museum in 2006 uitgeroepen tot Beste Gebouw van het Jaar. Het is een kunstwerk op zich, Als je de tijd hebt, neem dan zeker ook binnen een kijkje. Tot de vaste collectie van het museum behoren onder andere werken van Jan Mankes, Hendrik Werkman, Jean Brusselmans, Jan Altink, Gerrit Benner, Willem Hussem en Roger Raveel.
Tijdens het laatste deel van de wandeling komen we geregeld zwarte bordjes tegen, met in witte letters een gedicht. Ze maken deel uit van een andere wandelroute in het bosgebied van Oranjewoud en Katlijk: Poëzijpaad Oranjewâld, ook wel het Dichterspad of Poëziepad genoemd.
De route bevat zestien plaquettes met gedichten. We staan even stil bij Ik droomde mij een tuin van Baukje Wytsma, dat goed past bij de romantische Overtuin. Ik droomde mij een tuin van jou en mij/ die diep en vredig was/ in schaduwen verscholen/ Stokroos en hemelsleutel/, langs het pad violen/ ik was daar vaak, want jij was er dichtbij luidt de eerste strofe.

Benen onder tafel bij Tjaarda
Koninklijk, adellijk? Die sfeer ademt het landgoed beslist, al laat menigeen er zijn hond een pootje optillen om een stukje adellijk gras goudgeel te besprenkelen en draven anderen zwetend in hun kleurrijke trainingspakken over de majestueuze beukenlanen. Je beste pak aantrekken is kortom allang niet meer nodig. Nog het meest koninklijk zijn de in zwart en wit gestoken kelners van Grand Café 1834 in Parkhotel Tjaarda, die met borden vol eten voorbij schrijden.
Tjitske Wieringa zit daar, net als wij, bij te komen van de 13de etappe van het Koningspad XL. Met als enig verschil dat zij de andere 12 eerder óók al heeft gelopen. ‘Verspreid over het hele jaar, hoor,’ zegt ze. ‘Het is een prachtige route. Heel veelzijdig. Elke etappe heeft zijn eigen charme. Je ziet Friesland op z’n mooist. Ik woon er al mijn hele leven, maar zelfs ik heb onderweg weer veel nieuwe dingen ontdekt. Van de grafkelder van Bienema in het bos had ik bijvoorbeeld helemaal geen weet. Ook Landgoed Oranjestein was nieuw voor me. Ik wil in de zomer nog eens terug om het park te bekijken, want het was nu gesloten.’
Nog maar één etappe van 3,7 kilometer, de Beeldenroute, heeft Tjitske de voor boeg. ‘Die pak ik er straks nog even bij. Een eitje,’ lacht ze dapper. Dat eitje brengt ons op een idee. We bestellen een omelet die de ober ons even later zwierig serveert. Als een schilderijtje ligt het op ons bord. Kom daar eens om op de Caminito del Rey!
- Hoofdfoto: Adobe Stock