Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Het paasvuur: waar komt deze traditie vandaan?

Hoge vlammen, knisperende takken en dorpen die samenkomen rond een knetterend vuur. In veel Noord-Nederlandse dorpen is het paasvuur nog altijd hét moment van samenzijn, symboliek en spektakel. Maar waar komt die vuurbult eigenlijk vandaan? De redactie van Noorderland zocht het voor je uit.

Paasvuur

Een oude traditie met vurige wortels

Wie met Pasen door Drenthe, Groningen, Friesland of de Achterhoek rijdt, kan er niet omheen: enorme houtstapels die wachten op een lucifer. Zodra de schemer valt, verandert zo’n ogenschijnlijk chaotische stapel takken, pallets en snoeihout in een indrukwekkend vuur. Het paasvuur is een oeroude traditie die waarschijnlijk al ver voor onze jaartelling werd gevierd. Vermoedelijk stamt het gebruik uit Germaanse tijden, waarin het vuur werd ontstoken als ode aan de godin Ostara. Vlammen en rook stonden symbool voor vruchtbaarheid en het nieuwe leven dat in de lente begon te groeien. Geen stille plechtigheid, maar een uitbundig feest vol drank, dans en dorpsgevoel. Want de lente, die moest gevierd worden.

Door de eeuwen heen verschoof het paasvuur van een heidens lentefeest naar een christelijke viering. Vanaf de 16de eeuw probeerde de kerk het gebruik eerst te onderdrukken, maar zonder succes. Dus werd het vuur simpelweg gekerstend: het werd het licht van Christus’ opstanding. De betekenis veranderde, het vuur bleef. En met het vuur ook de gemeenschap die zich er ieder jaar opnieuw omheen verzamelt.

Van Judaspop tot paasstaak

In sommige regio’s krijgt het paasvuur nog altijd extra kleur door unieke rituelen. Zo wordt in delen van Duitsland en Twente een Judaspop verbrand, als verbeelding van verraad en verlossing. Rond Ootmarsum vormt het vlöggeln – een katholieke optocht met zang en symboliek – een belangrijk onderdeel van de paasdagen. En in Denekamp wordt zelfs een "paasstaak" geplant, een boomstam die rechtop in de grond wordt gezet. Ondanks deze variaties blijft het centrale element overal gelijk: vuur als symbool van wedergeboorte.

In de jaren 50 en 60 was het paasvuur vooral een klus voor de jeugd: wekenlang verzamelden jongens en meisjes uit het dorp hout en brandbaar materiaal, met boerenwagens vol spullen, zoals oud meubilair, korven en papier. Tegenwoordig zijn de regels strenger. Gemeenten stellen milieueisen op en geven alleen ontheffing voor bulten van natuurlijk materiaal: géén autobanden meer, wel takken, ongeverfd hout en snoeisel. De voorbereidingen starten vaak al maanden van tevoren. Want hoe groter de bult, hoe indrukwekkender de vlammen.

Paasvuur. Foto: Adobe Stock

Vuurtjes met verleden én toekomst

De paasvuren trekken nog altijd grote menigten – en niet alleen uit het dorp zelf. Toeschouwers uit de wijde omtrek komen samen om het vuur te bewonderen, soms onder begeleiding van muziek, verhalen of warme chocolademelk. Het is een gebruik dat door de eeuwen heen steeds opnieuw is uitgevonden, aangepast, maar nooit is verdwenen. Wat begon als een heidens lentefeest is vandaag de dag vooral een feest van samenzijn – van noeste voorbereiding, traditie en verbondenheid. En als de vlammen dan hoog oplaaien tegen de invallende duisternis, voelt het even alsof de tijd heel even stilstaat – ergens tussen vroeger en nu, tussen licht en donker.

Al laten de paasvuren dit jaar misschien wel op zich wachten: door aanhoudende droogte liggen veel paasbulten onder vuur – figuurlijk dan. Gemeenten houden de situatie scherp in de gaten, want een knetterend vuur mag geen vonkenregens veroorzaken op nabijgelegen akkers of schuurtjes. Her en der klinkt al het sombere nieuws dat bulten dit jaar niet aangestoken mogen worden. Een domper, dat zeker. Maar het zegt vooral iets over hoe levend de traditie nog altijd is. Want het paasvuur mag dan eeuwenoud zijn – het leeft nog steeds.

Cultuur
  • Historiek, NOS, Neisputter, Is Geschiedenis
  • Adobe Stock