/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F04%2FtXDH1EGgpcH4DG1743673914.jpg)
Bijzondere collectie
Museum Møhlmann, een particulier museum, biedt een bijzondere en veelzijdige collectie, variërend van hedendaagse realistische en figuratieve kunst tot een speciaal kabinet van Jan Mankes, een grafiekzolder en een reconstructie van het atelier van Adriaen van Ostade.
Gelegen in het Groningse aardbevingsgebied ontkwam het museum niet aan de impact van de bevingen. Uit veiligheidsredenen moest de historische museumboerderij worden versterkt. In 2023, kort voordat het museum sloot voor de noodzakelijke werkzaamheden, bracht Noorderland een bezoek. Lees hier onze reportage.

Serene stilte
Een bladstille maandagmiddag. Zwaar en zoel hangt een bleke lucht boven de verlaten tuin van Museum Møhlmann aan de rand van Appingedam. Houtsnippers op het kronkelpad knisperen onder je voetstappen. Spinraggen in boomholtes. Een prieel in een mantel van klimop, bronzen beelden en tussen de bladeren de wit marmeren Luna, rustend in de kromming van een maan.
Geen teken van leven achter de donkere ramen van de monumentale herenboerderij De Muzeheerd, waarin het museum huist. De serene stilte boezemt ontzag in. Bijna voelt het onbehoorlijk op de hoge, houten entreedeur te bonken, maar Rob Møhlmann, de beheerder en eigenaar van het museum, zwaait 'm al enthousiast open en groet zijn bezoeker.
Hij gaat voor over de stenen vloer en loopt door het museum dat er, als de maandag zich na een druk weekend leeg uitstrekt, wat afwezig bij ligt. Stilte na de storm zou je het kunnen noemen, want Møhlmann heeft de zaterdag ervoor de laatste van de drie jubileumtentoonstellingen geopend: de 25e Onafhankelijke Realistententoonstelling. Maar liefst 126 kunstenaars, allemaal verbonden aan het particuliere museum, namen er aan deel en toonden hun werk ter ere van het 25-jarig jubileum. ‘Het was een mooie dag. We blikten terug, herdachten de mensen die niet meer onder ons waren, haalden herinneringen op, praatten bij. Er werd zelfs gedanst,’ vertelt hij in zijn sfeervolle werkkamer.

Veelzijdige collectie
Voorafgaand aan de opening is hij razend druk geweest. ‘In zes dagen tijd moest de ene tentoonstelling plaats maken voor de andere. Met het ophangen van de werken kreeg ik hulp van drie bevriende kunstenaars, maar verder regel ik alles alleen. Overal liggen dan lijstjes, notities, prijsopgaven, afstreeplijsten, kattebelletjes. De hele dag ben ik aan het bellen en mailen met kunstenaars om alles voor elkaar te krijgen.’
In even geestig als poëtisch beschreven bespiegelingen die hij op Facebook bijhoudt, beschrijft Rob hoeveel voeten in de aarde bijvoorbeeld de gegevens voor een eenvoudig titelkaartje kunnen hebben. Die blijken bij sommige kunstenaars te ontbreken en dus moet hij daar op het laatste moment nog achteraan bellen. ‘Ja, we staan hier net aan een heerlijk meertje. Titels? Hoezo?’ Of: ‘De heide is nu echt op zijn mooist. Techniek?’ Of, terwijl het geluid van een leuke film doordringt: ‘Prijzen? Staan toch achter op het werk? Oh, dat hángt al?’ Van die dingen. Maar nu hangen alle werken er, precies dáár waar Rob ze wil hebben.
Het betekent echter niet dat hij nu tevreden achterover kan leunen in zijn 17de-eeuwse huiskamer. ‘Wat een heerlijk, rustig leven tussen de kunst,’ verzuchten bezoekers weleens, en dan denkt Rob daar het zijne van. Hij doet vrijwel alles zelf: drukwerk bedenken, teksten schrijven voor advertenties en andere uitingen, de website bijhouden, administratie, werken hertellen, in passe-partout zetten of inlijsten, alles rubriceren, foto’s maken, onderhoud van de boerderij, nieuwe dingen bedenken, de collectie aanvullen.
Achter de ramen van De Muzeheerd bruist, stoomt, pruttelt, en borrelt het voortdurend. Robs hoofd is een grote kookpot waarin steeds weer nieuwe, creatieve brouwsels ontstaan. Bij wijze van spreken is hij 24 uur per dag bezig. Het resultaat is zichtbaar in de veelzijdige collectie van Museum Møhlmann. Die omvat hedendaagse realistische en figuratieve kunst – het hart van het museum –, honderden werken van hemzelf, zijn grootvader J.C. Busé, van Har Sanders en Arya Plaisier, middeleeuwse kunst, oude prentkunst en het Jan Mankes-kabinet.

Zijn muze Laura
Tot 2010 gebruikt Rob zijn niet te stoppen creatieve brein voor zijn eigen kunst. Hij maakt met succes tekeningen en schilderijen. ‘Op mijn 16de voelde ik de kunstklop in mijn hart, maar waarvoor het klopte wist ik nog niet. Ik was onder de indruk van de schilderijen van mijn grootvader J.C. Busé, die in de Haarlemse kunstenaarskring van Henri Fréderic Boot en Kees Verweij verkeerde. Maar ik werd ook diep geraakt door De uitvreter van Nescio. Dit boek had veel invloed op hoe ik in het leven stond. Het verhaal stimuleerde mij om ook mijn eigen weg in te slaan,’ vertelt Rob.
Op zijn 21ste verlaat Rob zijn ouderlijk huis in Hillegom en vertrekt naar Amsterdam met de schildersezel van zijn grootvader en 750 gulden op zijn Rijkspostspaarbankboekje. De zes jaar oudere Laura de Grijs, op wie hij stapelverliefd wordt, is een belangrijke stimulans in zijn leven. In haar aanwezigheid ontwikkelt hij zich, zonder enige vooropleiding, tot professioneel kunstschilder. ‘Laura had als eerste en enige vertrouwen in mij. Door haar heb ik grote stappen gezet. Ze heeft mij altijd gesteund en gestimuleerd in wat ik deed.’
Het Cantoproject
Rob ontwikkelt zich tot realist en wordt bekend met onder meer het Cantoproject, waaraan hij van 1982 tot 1993 werkt. Elf jaar lang schildert hij een conservenblikje waarvan het etiket grotendeels verdwenen is. ‘Het idee was om een kleine serie van hooguit tien stuks te maken, maar het werden er uiteindelijk 124. Ik wilde hiermee bewijzen dat zelfs het meest alledaagse zoveel artistieke mogelijkheden in zich heeft dat je het een leven lang kunt blijven schilderen. Steeds op dezelfde plek, maar in andere variaties legde ik het blikje vast. Hoe het kantelde, hoe het viel. Zo ontstond het zogeheten “bovenafje”. Ik bezag het gevallen blikje van bovenaf en schilderde het. Een stilleven was nog niet eerder vanuit die hoek gemaakt.’ De complete Canto-collectie is te zien in Museum Møhlmann.

Eigen museum
Eind jaren 90 begonnen Rob en Laura met het verzamelen van eigentijdse realistische en figuratieve kunst. Die tonen ze samen met Robs eigen werk in Museum Møhlmann, een particulier museum dat eerst gevestigd was in een voormalig stoomzuivelfabriekje in Venhuizen. ‘Dat werd te klein en we kregen wat moeilijkheden met de buren die last hadden van onze bezoekers die op het terras van het museum zaten te praten. We moesten op zoek naar iets anders. Via Noord-Holland kwamen we in Friesland en Groningen terecht. Daar bezochten we tientallen boerderijen. Tot we in 2008 De Muzeheerd in Appingedam tegenkwamen: een monumentale herenboerderij met een kop-hals-rompconstructie. We vielen allebei meteen op dat mooie plekje. Op de terugweg naar huis hebben we de boerderij meteen gekocht.’
Er moest echter heel wat aan gebeuren. ‘We zijn eerst een jaar bezig geweest met bureaucratische perikelen. Zo moest het bestemmingsplan voor mijn atelier worden gewijzigd; dat viel ineens onder “lichte industrie”. Het is een hoop gesteggel met de gemeente geweest. Maar voor de goede orde; het contact is later 180 graden bijgedraaid.’
Toen alles geregeld was kon de verbouwing beginnen. ‘Een enorm karwei, want het huis en de hals bleken nog redelijk goed te zijn, maar de beide schuren waren ontzettend slecht. Het dak van beide schuren moest er bijvoorbeeld eerst helemaal af vanwege lekkages.’ In het najaar van 2008 was alles af en werd Museum Møhlmann officieel geopend.

Troostaankopen
Rob werkte elke dag, omringd door penselen en verf, in zijn ruime atelier, terwijl de gasten in andere vertrekken van de realistische en figuratieve kunst genoten. ‘Laura was gastvrouw van het museum, beantwoordde telefoontjes en mails terwijl ik in alle rust kon werken.’
Dat droomachtig bestaan was van korte duur. Laura werd ernstig ziek: ze kreeg acute leukemie en overleed in 2010. ‘Na haar dood leefde ik in een mist. Laura was mijn muze. Alles wat ik maakte was voor haar. Toen zij er niet meer was, was de zingeving weg. Schilderen lukte me niet meer. Mijn laatste werken maakte ik in 2013. Het ene heet Gebroken Blauw; het andere is Der Tod und das Mädchen, naar het lied van componist Schubert. Daar was ik 12 jaar geleden al aan begonnen. Pas toen ik er een pasfotootje van Laura in zette, kreeg ik het af. Daarna raakte ik geen penseel meer aan.’
Om niet helemaal weg te zakken in zijn verdriet ging Rob “troostaankopen” doen. ‘Ik zocht het in de schoonheid van kunst. 80 procent van de huidige collectie heb ik toen aangeschaft. Na bijna drie jaar in een waas rond te dwalen moest hij een keuze maken: doorgaan met schilderen of zich inzetten voor het museum? ‘Ik koos voor het laatste. Het museum werd mijn nieuwe kunstwerk. Mijn creativiteit vond op deze manier een uitweg.’
Laura is overal nog terug te vinden: in zijn werk, maar ook in het blauwe straatnaambord met ‘Lauralaantje’ op de oprijlaan, in een ‘Laura-hoekje’ met portretten van haar, herinneringen en het condoleanceregister dat nu dienst doet als gastenboek.

Mankes Kabinet
Het eerste resultaat van Robs veelvuldige troostaankopen is het Mankes Kabinet, dat geheel gewijd is aan de kunstenaar Jan Mankes. Sinds 2012 is het een permanent onderdeel van het museum. Terwijl andere musea alleen de olieverfschilderijen van Mankes laten zien, toont dit kabinet ook zijn minder bekende aquarellen en tekeningen. In vitrines liggen daarnaast voorwerpen die Mankes voor zijn schilderijen gebruikte en maar liefst 25 authentieke brieven. ‘De meeste daarvan waren gericht aan zijn mecenas, de Haagse tabakshandelaar A.A.M Pauwels. Hij schreef er in totaal zo’n 500. Ik heb er 25, die ik cadeau kreeg van zijn kleindochter uit Australië. De rest is in bezit van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag.’ Alle brieven zijn vergezeld door oude ansichtkaarten met afbeeldingen van plekken waar Mankes zich bevond.
Verborgen parels
Het museum grossiert in verrassingen. Zo kun je op de grafiekzolder, een prentenkabinet voor grafiek uit de 16de en 17de eeuw, zelfs werk van Rembrandt, Van Leyden en Dürer aantreffen. Op de begane grond bevindt zich sinds kort het nagebouwde “atelier” van kunstschilder Adriaen van Ostade. Het uitgangspunt voor deze vrije reconstructie was een ets van Van Ostade en een olieverfschilderij van hem dat in het Rijksmuseum hangt. Tien jaar lang heeft Rob 17de-eeuwse attributen en materialen verzameld die hij voor het atelier kon gebruiken, zoals pannen, flessen, potjes en boeken. Het resultaat is verbluffend. Daarnaast zijn er 48 etsen, enkele tekeningen en schilderijen van Van Ostade te bezichtigen.
Stuk voor stuk verborgen parels, waar nog lang niet iedereen in de rest van het land weet van heeft. ‘Waarom ligt dit museum in godsnaam zo ver?’ hoort hij weleens vanuit het westen. ‘Paradijzen liggen nu eenmaal in het oosten,’ denkt hij dan, al verwijzend naar de Bijbel. ’Er komen gelukkig wel trouwe bezoekers van ver. Zij ondernemen regelmatig “de pelgrimage” naar De Muzeheerd en weten waarvoor ze komen. Gelukzalig gaan ze weer weg, soms met tranen in hun ogen.’

Een windstil oog
Rob beschouwt het museum als een Ark van Noach voor schoonheid; voor dingen die buiten het dagelijks leven vallen. ‘Dat klinkt heilig, maar dat is het niet. Ik wil deze schoonheid bij elkaar brengen, bewaren en delen met anderen. De wereld raast om ons heen als een orkaan; het museum wil daarin een windstil oog zijn.’
Als laatste toont hij zijn atelier, een stilleven dat erbij ligt alsof hij er gisteren nog stond te schilderen. Een schildersezel, de verftubes en kwasten onaangeroerd. Flets zonlicht morst door de hoge ramen. Rob kijkt ernaar als iets nieuws. Of is toch ook met een flard weemoed?
Die avond schrijft hij op Facebook: ‘Soms schuilt er onder een oud schilderij een nog ouder werk. Soms – als je voorzichtig aan het zilver van een jubileum krabt – komt er tin onder tevoorschijn: Iemand liet het licht aan en ik schrok; ik zag waar ik tien jaar geleden vertrok - verweesde penselen, een schilderstok,‘t kruis van een ezel, een peuk, een mok. Geloof me meneer, t was echt in dit hok, waar zich ‘t dagelijks wonder voltrok.
- Tjeerd Visser