/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F02%2FUBEcPfaQi7bJoE1740645740.jpg)
Tuinbaas
Het sneeuwklokje was al zo mooi in al z’n eenvoud – complete tapijten van de witte wyfkes bloeiden hier als vanouds – maar heeft nu genereus baan geruimd voor andere stinzenplanten. Talloze soorten zijn het in een waaier aan tinten en verschijningsvormen die samen, in vaste volgorde, de bloemetjes buiten zetten en het feest van de lente inluiden.
Wim Hoogendam, al bijna een kwart eeuw “tuinbaas" op Dekema State, kan er nog altijd geen genoeg van krijgen. ‘Elk jaar zijn er mensen die enorme afstanden rijden om de stinzenflora van Friesland te bewonderen,’ stelt hij met genoegen vast. ‘Wie oog heeft voor de natuur zal hier in maart, april en mei echt genieten van het schitterende schouwspel.’
Vele groene vingers
Er gaat bijna geen dag voorbij in een kalenderjaar of de verschillende tuinen van de Friese state vergen hun onderhoud, maar vanaf nu tot ver in de (na)zomer is het sowieso overuren draaien. De bloementuin, de fruittuin, de moestuin, de boomgaard, de kas, de siertuin; ze worden met grote vakkennis en evenveel liefde beheerd en vele groene vingers maken licht werk. Tientallen vrijwilligers zijn dagelijks actief op hun eigen paar vierkante meter.
Het is een dynamisch labyrint van kromgebogen lijven met een arsenaal aan spades, harken, knip- en snoeischaren paraat. Kruiwagens rijden af en aan. Mannen en vrouwen plaatsen stokken om te voorkomen dat bezoekers per ongeluk door de stinzenplanten lopen, ze schoffelen de schelpenpaden, ruimen takken en blad, spitten waar nodig grond en plaggen gras af, verwijderen bramen uit slootkanten, vullen de voorraad haardhout aan, binden druivenranken.
Op het grote whiteboard in de werkschuur staan allerhande van dit soort taken en klussen: dwaan is Fries voor “nog doen” en klaer is “klaar”. Al is het natuurlijk nooit écht af, maar morgenochtend gaat de nieuwe ploeg gewoon weer met gezwinde zin van start.

Zuinig in adellijke oase
Kort voor de rondleiding langs nog maagdelijk ogende bloem- en tuinbedden en vruchtbomen aan de vooravond van hun uitbundige bloei, had Jacomine Hoogendam (60) háár deel van de ontdekkingsreis in Jelsum verzorgd. Een tour door de eeuwen in deze adellijke oase, die de naam draagt van zijn belangrijkste bewoners uit de tijdlijn. De Dekema’s. Daarover zo meer.
Er was koffie in de pronkkamer, Het Sael. Gewoon uit de thermoskan geschonken, in simpele witte koppen; het deftige porselein uit de Kangxi- en Ming-periode – in bruikleen van Keramiekmuseum Princessehof – bleef onaangeroerd in de wandkast staan. De visite was natuurlijk niet op de vier laatst overgebleven zetels van rond 1700 gaan zitten; de fraai beklede stoelen met hun hoge rug stofferen alleen de ruimte waar weinig meer “origineel” maar alles museaal waardig oogt.
De schatbewaarster zelf schoof aan onder een kristallen kroonluchter, en wees naar buiten, de wereld die zich achter de dikke velours gordijnen en de blinden voor de ramen weer langzaam openvouwde voor publiek. Een vrouw die duidelijk van aanpakken wist, wars van pocherij of opsmuk. Jacomine had haar sjaal om gehouden deze ochtend, daaronder ‘kleren in laagjes’. ‘Je leert je hier wel warm te kleden,’ had ze gezegd. ‘Want we moeten zuinig zijn, anders stook je je hierbinnen helemaal gek natuurlijk.’
Ik Vertrek-aflevering
In 2000 zijn ze hier gekomen: Wim en Jacomine Hoogendam met hun dochter en twee zoons. Het had veel weg van een Ik Vertrek-aflevering, de emigratie van hun thuisbasis Pijnacker, Zuid-Holland, naar het groene terpdorp Jelsum, even ten noorden van de Friese hoofdstad.
‘We hadden een eigen hoveniersbedrijf met drie man personeel,’ vertelt Jacomine. ‘Ik hielp Wim met de boekhouding en werkte daarnaast als juf op een school. Maar het was werk met pieken en dalen dat ons steeds meer stress gaf. We wilden iets anders.’ Het nieuwe leven kondigde zich aan in de vorm van een advertentie in een vakblad; de Leeuwarder Stichting Old Burger Weeshuis, sinds 1996 eigenaar van Dekema State, zocht een beheerdersechtpaar “op een landgoed in Friesland”.
Het zou hun gezochte koerswijziging worden die uiteindelijk voor het hele gezin goed uitpakte. Hoewel het niet direct een gelopen race was. Jacomine: ‘Meer dan 400 echtparen hadden gesolliciteerd, tien werden uitgenodigd. Wat ons onderscheidde was hoe serieus we erin stonden, denk ik. Het was een kans die op ons pad kwam en we waren bereid ons bedrijf te verkopen, alles op te pakken en er vol voor te gaan. We zagen ons hier wel oud worden. Het was geen bevlieging en het ging ons niet om geld verdienen: we zochten écht een andere manier van leven, met meer kwaliteit.’

Slot van Doornroosje
De Stichting Old Burger Weeshuis had nét alles laten restaureren toen het gezin Hoogendam z’n entree maakte. Geen overbodige luxe. ‘Dekema State was in de jaren ervoor verworden tot slot van Doornroosje,’ illustreert Jacomine. ‘De vellen hingen aan het behang, de kamers waren in deplorabele staat, het dak lekte, de kademuren stortten in.’ Het sprookje leek uit.
De familie Van Wageningen was de laatste die de state had bewoond (twee eeuwen lang, van 1791 tot 1996), maar kreeg het financieel steeds zwaarder. Er moest veel huisraad worden verkocht om in het huis te kunnen blijven wonen en toen uiteindelijk een grootscheepse restauratie noodzakelijk was, besloot de familie hun buitenplaats over te dragen aan een stichting.
Na de ingrijpende operatie was het niet zo dat Wim en Jacomine in een gespreid bedje terechtkwamen. Want voor de transformatie van Dekema State tot publieksvriendelijk Fries historisch erfgoed moest alles worden heringericht. ‘Een oud-conservator van de Menkemaborg in Uithuizen heeft ons daar geweldig mee geholpen. Behalve wij tweeën waren er geen betaalde krachten, dus we hadden dringend hulptroepen nodig.’
”Handen uit de mouwen op een eeuwenoud erfgoed” heette de campagne waarmee met succes vrijwilligers werden geworven. Een harde kern, zo zou blijken. Honderd hebben ze er nu. ‘Een ploeg van onschatbare waarde. Zij zijn ons goud. De oudste is bijna 90 jaar en loopt al vanaf het begin met ons mee.’

Een historische mix
Bezoekers kunnen nu behalve de tuinen van de buitenplaats, ook de state van binnen bezichtigen. De hal, Het Sael, de blauwe, de gele en de groene gang, de eetkamer, de keuken, de zitkamer, de tuinkamer, de slaapkamer. De kelders met behalve wijnrekken, Keulse potten en weckflessen ook 17de-eeuwse fragmenten van een mogelijke poort, deurpost of dakkapel. Op de beeldenzolder worden kleine gezelschappen verwelkomd voor een workshop of huwelijksvoltrekking, maar een hoofdrol is hier weggelegd voor bij de restauratie gevonden beelden van gipsgietwerk uit circa 1620. Uiterst kwetsbaar.
Ongeveer een derde van Dekema State’s interieur is origineel, een derde is afkomstig uit het Fries Museum en de rest is aangevuld met historische accessoires. Zelfs Jacomine heeft iets toegevoegd uit haar eigen boekenkast. In De Boekerij – de bibliotheek – staat bijvoorbeeld de volledige encyclopediereeks van haar eigen opa. ‘De aanschaf ervan betekende eind jaren 20 een flinke hap uit de huishoudpot van mijn grootouders; het was een abonnement en ze moesten voor elk deel een kwartje per week opzijleggen.’
Mengelmoes van stijlen
Wie door de state dwaalt zou niet vreemd opkijken als plots een baron of jonkvrouw in de gang passeerde. De diverse kamers zijn zo ingericht alsof de bewoners even weg zijn, maar elk moment weer hun oude posities kunnen innemen. Een deel ademt de jaren 30-sfeer: ‘Omdat toen de laatste grote aanpassing aan het gebouw is gedaan,’ vertelt Jacomine. ‘De keuken is in die periode gebouwd in de late stijl van de Amsterdamse School en dat was een belangrijk kantelpunt.’ Verder is het een mengelmoes van verschillende stijlen en tijden. ‘Zoals bij een familie in goeden doen paste; men ging mee met moderniteiten, zoals de radio en telefoon, maar bewaarde ook mooie oude spullen.’
Verspreid over alle wanden door de state hangen 40 portretten van oud-bewoners door de eeuwen heen. Met uitzondering van deze twee: de Friese stadhouder Casimir II, vorst van Nassau Dietz en zijn vrouw Henriette Amalia, prinses van Anhalt Dessau. Het echtpaar was voorouder van ons huidige Oranjehuis en maakt nu deel uit van een bijzondere collectie portretten, vervaardigd door soms befaamde schilders. Zoals Wybrand de Geest, een gerenommeerd kunstschilder die ook wel “de Rembrandt van Friesland” werd genoemd – toevallig was-ie ook aangetrouwde familie van de Hollandse meester. ‘Fotografie bestond nog niet, daarom liet men zich schilderen en introuwende echtgenoten namen weer eigen portretten mee.’
Portret als obsessie
Over portretten gesproken: detectiveschrijver “Havank” (het pseudoniem van Hans van der Kallen, 1904-1964) kwam dolgraag op Dekema State bij zijn vrienden Jan en Gerard van Wageningen. De weldadige rust en vooral de sfeer van het oude huis troffen de schrijver die er eind jaren 50 vaak logeerde. Daar raakte hij volledig in de ban van het schilderij van Anna Maria van Burmania (1733-1808), te zien in Het Sael.
‘Er zat 300 jaar tussen deze twee mensen, maar hij voelde een tijdsoverschrijdende liefde voor haar.’ Anna’s gezicht – “blond als damast, als ivoor in het licht van de lentemaan” – fascineerde Havank zo enorm, dat de vrouw op doek een obsessie werd voor de auteur. Hij liet haar figureren in enkele van zijn boeken en droeg twee levensgrote kleurenfoto’s van het schilderij altijd met zich mee, ook op reizen naar het buitenland.
Hij wilde begraven te worden met een reproductie van haar portret in zijn kist, en zo gebeurde het ook. Het hondje van Havank, zijn geliefde poedel Nicko, ligt op de buitenplaats begraven onder een zwerfsteen met zijn naam erop. Het steentje is te zien vanuit de Gele Gang, waar ook een kast vol boeken van Havank staat.

Als muren konden praten
Dekema State heeft veel te danken gehad aan Anna Maria van Burmania; ze bleef alleenstaand en kinderloos – had ze haar hart soms al vergeven aan haar aanbidder uit de verre toekomst...? – en dankzij haar royale erfenis konden latere bewoners het huis laten opknappen. Van het geld werd onder meer de statige oprijlaan aangelegd, dé blikvanger van deze buitenplaats, met de aanplant van lindebomen die nu dus al 200 jaar oud zijn. Opvallend vanwege hun vorm, een snoeitechniek die de bomen op kandelaars doet lijken.
Een handvol namen van eigenaren passeert de revue. Camstra, Unia, Doys, Houth, Van Wageningen. Maar de naam van een van hen, het geslacht Dekema, zou altijd verbonden blijven aan de state. De Dekema’s bewoonden het huis in de 16de eeuw. Hoe zou het er toen aan toe zijn gegaan in Het Sael, nadat het gezelschap uitgebreid had gedineerd in de eetkamer, van het smetteloos gesteven damast? Oh, er is vast gedanst en muziek gemaakt, er werd feest gevierd.
Dat weet Jacomine Hoogendam wel, maar de geschiedschrijvers verhullen de smeuïge details. ‘Tja, als deze muren eens konden praten…’ Bekender – want recenter – zijn de feestjes bij Van Wageningen. ‘De familie stond in deze streek bekend als de bonte hond,’ verklapt de beheerder. ‘Men organiseerde feestjes waarbij alcohol werd geschonken, nog niet zo gebruikelijk in de jaren 50, en de bewoners liepen in jeans en corduroy broeken. Erg modern voor die tijd.’

Groentes, jams, sappen
Wim en Jacomine wonen op het terrein van de buitenplaats, in het koetshuis. Hun privé en daarom het enige níet voor publiek toegankelijke deel. Verder mogen betalende gasten overal kijken en kennis maken.
Het beheerderspaar eet groentes uit de moestuin met de seizoenen mee. ‘We hebben drie vriezers voor eigen gebruik, overschotten delen we altijd wel uit aan de vrijwilligers.’ Daarnaast wordt jaarlijks zo’n 400 kilo fruit uit de tuin en boomgaard verwerkt tot sappen en jams voor de losse verkoop in de koffiehoek, die binnen de tuinmuur staat. Een voormalig tuinhuis waar bezoekers zichzelf bedienen van koffie, thee, koek en toeristische informatie.
Ze hebben “geen moment” spijt gehad van hun besluit om het Friese landgoed te beheren. Jacomine zegt: ‘Het stichtingsbestuur geeft ons veel vrijheid om hier te werken, we runnen de toko eigenlijk zelf, maar hebben niet de financiële verantwoordelijkheid. Dat is heel prettig.’ Wim vult aan: ‘We blijven dit zeker tot ons pensioen door doen, als het fysiek gaat.’ Natuurlijk zijn ze, met uitzondering van een paar weken afwezigheid en de jaarlijkse winterrust, wel 24/7 op én bij hun werk, maar daar staat zoveel moois tegenover. ‘Kijk om je heen, we wonen gewoon in een kerstkaart. Je komt hier écht thuis.’
- Sanita van der Veen