Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Joris ten Have uit Drenthe: 'Orgeldraaier word je niet zomaar even'

Wat hoort onlosmakelijk bij de stad? De markt natuurlijk, pleinen met volle terrassen, verkopers van stroopwafels of gebakken vis én… het straatorgel! Laat Joris ten Have uit Noord-Drenthe maar draaien. De jongste beroepsorgelman van Nederland kleurt het straatbeeld van menig centrum in Groningen en Drenthe met z’n karakteristieke klankkasten en een big smile als handelsmerk.

Joris ten Have

Geen klassieke orgeldraaier

Er is nauwelijks een tussenweg, de orgelman weet het. Je haat ze óf je houdt ervan. De criticus spreekt smalend van een “jammerkast”, de fan liever van een pronkjuweel op wielen. Wat je persoonlijke smaak ook is, zodra vakman Joris ten Have (30) ergens opduikt met zijn draaiorgel, pakt-ie je zeker weten in met een lekker stuk muziek en die ontwapenende lach. Want Joris geniet alle dagen van zijn werk, dat is te zíen, en dus krullen ook de lippen van het winkelend publiek zich al gauw tot een brede grijns. Als vanzelf hummen veel passanten zachtjes een bekend deuntje mee. ‘Ik voldoe niet aan het klassieke beeld van de orgeldraaier,’ denkt-ie. ‘Mensen denken dan aan een norse ouwe man, met zo’n rammelend centenbakje dwingend onder je neus. Daar houd ik niet van – bovendien kun je bij mij ook pinnen. Maar even goeie vrienden als je niks geeft, hoor!’ 

Liefde voor het leven

Joris leidt als orgeldraaier een grotendeels staand leven, maar gaat er nu maar ‘ns rustig voor zitten. Hij schenkt een kopje koffie in en vertelt het verhaal van zijn jeugddroom die werkelijkheid werd. Hoe-ie als peuter al verslingerd raakte aan draaiorgels. ‘En later, als jochie, konden mijn ouders altijd op hun gemak winkelen in de stad en mij gerust even bij de orgelman achterlaten. Want dát vond ik het allermooist.’

Geboren in het Gelderse Zelhem verhuisde het gezin voor het werk van vader naar Drenthe;  Robert-Jan ten Have werd benoemd tot predikant van de protestantse gemeente Zuidlaren, Joris was toen drie jaar. Naar eigen zeggen voelt-ie zich ‘volkomen Drents’, al bewaart hij wel heel warme herinneringen aan de logeerpartijen bij zijn grootouders in Doetinchem. Want daar werd een liefde aangewakkerd die met de tijd alleen maar zou groeien. ‘Dan zat ik voorop de fiets bij m’n opa en raakte dolenthousiast als ik het draaiorgel in de stad hoorde. Voor mij stond dat typerende geluid gelijk aan gezelligheid, sfeer, reuring. Prachtig! Als klein ventje had ik mijn oren altijd gespitst als we in het centrum kwamen: zou-ie er zijn... of niet? En nóg,’ bekent hij zonder een spoor van schroom, ‘versnelt mijn looppas als ik ergens ben en in de verte een draaiorgel hoor.’

Joris schaterlacht er zelf om, zich welbewust van de “gekte” waarmee hij nu alweer jarenlang z’n boterham verdient. Ieder z’n meug, dit is zíjn passie voor het leven. ‘Ik weet het, mijn vak lijkt zonderling voor sommige mensen. Het kent liefhebbers en haters. Men is hoe dan ook blij met mij; als ik kom óf als ik weer wegga.’

Foto: Max de Krijger

Erestatus voor traditie

Het zaadje was zogezegd al vroeg geplant. ‘Ik wíst al jong wat ik wilde worden: orgeldraaier. Maar mijn ouders zeiden: Joris, je moet om je toekomst denken jongen. Die orgels zijn leuk, maar daar kun je natuurlijk nooit van leven.’ Hij glimlacht vergenoegd. Koos voor een studie waarmee-ie alle kanten op kon en bekwaamde zich in financiële administratie – ‘Altijd handig als je nog eens een eigen bedrijf wilt starten.’

De orgels deed hij er als hobby bij, de droom smeulde blijvend in zijn jonge kop. Na een kortstondige carrière op de leerlingenadministratie van het Zernike College in Haren volgde Joris definitief zijn hart, en sinds 2015 is hij zelfstandig orgelman. Een metier dat in 2019 is opgenomen op de lijst van Immaterieel Erfgoed Nederland. Daarmee kreeg de traditie van de straatorgelcultuur een erestatus. Ooit overgewaaid vanuit Italië, zo leert Joris ten Have ons.

De Italiaan Ludovico Gavioli begon omstreeks 1850 met het vervaardigen van kleine straatdraaiorgels. Dat werd zo’n succes dat hij als de “vader” van het moderne draaiorgel beschouwd mag worden. Joris: ‘Niet onlogisch dat Nederland het draaiorgel omarmde. We hadden hier een mooi vlak landschap voor de driewielers waarop het orgel stond. Rond 1900 was het dé muziek die je op straat hoorde. Er waren nog geen geluidsboxen, en mensen hadden nog geen oortjes in.’

Foto: Max de Krijger

Meer lezen

Verder lezen? Het volledige interview met Joris ten Have staat in de nieuwste editie van Noorderland, nu te koop in winkels in heel Nederland en te bestellen via onze webshop. In deze editie spraken we ook met kunstenaar Joost Doornik, proefden we in Stad Knol's Koek en beklommen we de Martinitoren, uitgeroepen tot mooiste kerktoren van Nederland. Daarnaast gingen we langs de oudste winkels van het noorden. Dit – en nog veel meer – lees je nu in onze nieuwste editie.

Mensen
  • Max de Krijger