Lifestylemagazine over Noord-Nederland

Griezelen op z'n Grunnegs: het spookverhaal over de monsterhaas uit Groningen

Je zou ’m maar tegenkomen in het aardappelveld: de duivel in de gedaante van een gigantische haas. Het overkwam naar verluidt vlasteler Teke Bakermat, bij Westerhorn, een gehucht in het Groningse Westerkwartier. De plaatselijke veldwachter ondernam samen met bewapende vrijwilligers een veldtocht, maar verder dan wat geritsel in het veld en een getrokken geweer hoefde het niet te komen. De "monsterhaas" was weg, de duivel was verjaagd.

Monsterhaas

Bijgeloof

Is een spookverhaal gebaseerd op feiten? Daar is Albert Buursma als geschiedkundige in geïnteresseerd. Het verhaal over de monsterhaas werd opgetekend door Marten Douwes Teenstra (1795-1864), landbouwadviseur en publicist. Hij werd geboren in de tijd van de Verlichting. Albert: ‘Bijgeloof werd toen vaak gezien als iets achterlijks, maar Douwes Teenstra constateerde dat gereformeerden vanuit hun geloofsovertuiging angst hadden voor het kwade en vaak nog heel bijgelovig waren.’ Douwes Teenstra kon daar hartelijk om lachen en dat maakte hij ook in dit spookverhaal duidelijk.’

'Geweldig verhaal'

Toen Albert meer te weten wilde komen over de personages in het verhaal, was hij zich bewust van de onvoorstelbaarheid van zijn onderwerp. ‘Nadat hij de monsterhaas had gezien, zou Teke Bakermat bij de gemeenteraad naar binnen zijn gerend om iedereen te mobiliseren. Ik wilde nazoeken in de archieven of er daadwerkelijk melding wordt gemaakt van een verstoorde raadsvergadering. Aan de telefoon, om een afspraak te maken met de archivaris, kreeg ik de vraag wat ik precies wilde uitzoeken. Het leek me geschift als ik zou zeggen: ik doe onderzoek naar een monsterhaas.’

Albert praatte eromheen en hield het eerst maar bij onderzoek naar de maatschappij in de 19de eeuw, maar ontkwam er niet aan om er alsnog meer over te vertellen. ‘Uiteindelijk stond er een hele club ambtenaren paraat die heel nieuwsgierig waren of ik al wat had gevonden. Ze vonden het een geweldig verhaal.’

In het archief vond Albert de exacte namen terug: Douwes Teenstra had in zijn spookverhaal verwezen naar bestaande personen. De veldwachter bleek in het bezit van een jachtakte, waarmee hij op hazen kon schieten. Maar over een verstoorde raadsvergadering kon Albert niets vinden. De auteur wilde bovendien een boodschap afgeven, licht Albert toe: ‘In het verhaal ziet iemand door een verrekijker zogenaamd een “hydra”, een veelkoppig monster, maar dat blijkt het koepeltje van de doopsgezinde kerk in Pieterzijl te zijn. Dat is natuurlijk geen toeval: Douwes Teenstra is zelf doopsgezind, de bijgelovigen zien die kerk voor het monster aan. Het is een symbolische tegenstelling.’

Heel terughoudend

Omdat bijgeloof als iets lachwekkends gold, kleefde dat ook aan het vertellen van spookverhalen, zo merkte Albert bij gesprekken met inwoners van Westerwolde. ‘Twintig jaar geleden waren mensen heel terughoudend als ik daarnaar vroeg. Maar ik krijg de indruk dat er weer meer ruimte voor komt. Er is bijvoorbeeld groeiende belangstelling voor heksenprocessen bij de Hasseberg, die eind 16de eeuw plaatsvonden. Dat waren geen kwade geestverschijningen, maar vrouwen die zich bezighielden met kruiden en geneeswijzen. Daar ontstaat nu een herinneringscultus omheen, met interesse voor dingen als midzomernachten en winterzonnewendes.’ Bij Albert zelf werd als tiener al een "griezelzaadje" geplant: ‘Spookverhalen vond ik toen echt geweldig. Ik heb nog planken vol met die boeken!’

Cultuur
  • Adobe Stock